'Papa moest een scheetje laten'
‘We hadden kapucijners met spek gegeten en nu was ik flink winderig. Ik voelde er weer een opkomen en dacht ’m wel te kunnen laten floepen.’
Ons dochtertje van bijna twee begint al aardig te praten. Voor zo’n beetje alle dingen in haar kleine wereldje weet ze de woorden en maakt er korte zinnetjes mee: ‘Mag koek?’ ‘Nee, je hebt al twee koekjes op. Je kunt een boterham krijgen.’ ‘Niet bo’tram! Koek! Koek! Koooeeek!!!’
Nu probeer ik haar de kleuren bij te brengen. ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is... rood.’ ‘Pinnekaas!’ ‘Bijna goed. Ik zal het makkelijk voor je maken. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is... bruin.’ ‘Aarbei!’
Chinese variant op het spelletje: ik Xi, ik Xi wat jij niet Xi’t en het is... een tweetal Chinese politiebureaus in Nederland. Een in Amster- en een in Rotterdam. Onder het mom van een stukje service naar de Nederchinezen toe. Dat ze gemakkelijk hun rijbewijs kunnen verlengen en zo. Maar feitelijk zijn het buitenposten van het ministerie voor Staatsveiligheid van de Volksrepubliek China. Om alhier residerende dissidenten te bespieden en intimideren. CCP-Stasi in de polder.
Toevallig lees ik op het moment een alleraardigst oud boekje. Met twee potten pindakaas naar Moskou. Van Karel van het Reve, de minder bekende, meer geleerde broer van. Een bundeling columns uit 1967 en ’68, toen hij als correspondent voor Het Parool in Moskou woonde. De stukjes bieden een ironisch inkijkje in het dagelijkse leven in een repressief politiek systeem.
In een interview over die tijd zegt hij dat je er altijd rekening mee moest houden dat je telefoon kon worden afgeluisterd, maar daar verder niet te veel over na moest denken. Anders kreeg je ‘Sovjet-kolder’. Een totaal paranoïde staat van zijn waarbij je zowel buiten- als binnenshuis geen woord meer durft te zeggen, in ieder gebruiksvoorwerp een microfoon denkt te herkennen en zelfs je eigen moeder voor een agent van de KGB aanziet.
Ik zou zeer vatbaar zijn voor deze aandoening. Ik voel me al in de gaten gehouden als de buurman niet twee, maar drie keer op een dag met de hond voorbij m’n huis wandelt. Gelukkig ben ik geen Chinese Nederlander of buitenlandjournalist in de voormalige Sovjet-Unie.
Maar juist als je je veilig waant, word je verraden. Zo liep ik laatst met m’n dochter aan de hand over straat, tussen winkelend publiek. De avond ervoor hadden we kapucijners met spek gegeten en nu was ik flink winderig. Ik voelde er weer een opkomen en dacht ’m wel te kunnen laten floepen. Er stond immers een stevig briesje die ’m zo zou doen verwaaien en de dichtstbijzijnde passant liep minstens drie meter verderop. Ik wist ’m fluisterzacht uit te drijven.
Maar kleine potjes hebben grote oren, dus riep mijn dochter vrolijk en voor iedereen in de wijde omtrek goed hoorbaar: ‘Papa scheetje laten!’ En alsof er niet al genoeg mensen naar mij keken, nog eens, maar luider: ‘PAPA SCHEETJE LATEN!!!’ Met een kind heb je geen KGB of Chinees politiebureau meer nodig.
- iStock