Jerry Hormone

'Ik kom thuis en wie vind ik daar in de koelkast?'

‘Op de keukenvloer een leeg potje van de knakworsten, het velletje van een smeerworst en het geraamte van een half grillkippetje. Nu werkte de wolf een pond half-om-half naar binnen’

Jerry Hormone

Op de Hoge Veluwe willen ze gaan paintballen op een wolf. Die is niet bang voor mensen, maar de mensen wel voor hem, dus moet hem angst worden aangejaagd. Door ’m de vacht vol neonkleuren te schieten. Dát zal hem de mensch gepast doen vrezen! Een diersoort die zoiets idioots verzint, is immers tot alles in staat en dus levensgevaarlijk.

Dit is trouwens niet het debielste paintball-idee dat ik ooit ben tegengekomen. Op een vakantietripje zuidwaarts langs de kust van Frankrijk zag ik ergens in Normandië een reclamebord voor ‘D-Day Paintball’. Leuk, als afsluiting van een fijn dagje Tweede Wereldoorlog-beleving. Eerst een militaire begraafplaats met duizenden en nog eens duizenden witte kruizen bezichtigen, met beduusd gezicht een paar keer ‘indrukwekkend’ mompelen, om vervolgens effe lekker helemaal Saving Private Ryan te gaan op een nagemaakt stukje Omaha Beach. All gave some, some gave all, some don’t give a fuck.

Maar de wolf dus. Hier in de buurt was er laatst ook een gespot. In het Kuinderbos. Er waren zelfs een paar schapen gegrepen. Ik heb niemand over paintballen gehoord, maar er werden wel tijdelijke noodrasters ter bescherming van de kudde geplaatst. Fijn voor de schapen, maar niet voor de wolf. Die krijgt natuurlijk honger. En denk maar niet dat hij, omdat de lamskoteletjes van het menu zijn gehaald, in dat bos opeens elfenbankjes en beukennootjes gaat lopen peuzelen. Nee, de wolf moet zijn vlees hebben. Dus hij gaat op pad. Het bos uit, de door de mens bewoonde wereld in...

Een paar dagen geleden, toen ik boodschappen was wezen doen, had ik de achterdeur open laten staan. Ik kom thuis en wie vind ik daar in de koelkast?

De wolf.

Op de keukenvloer een leeg potje van de knakworsten, het velletje van een smeerworst en het geraamte van een half grillkippetje. Nu werkte hij een pond half-om-half naar binnen. Ik schrok mij uiteraard de tandjes, had paintball-geweer noch tijdelijke noodrasters bij de hand. Maar toen zag ik, verstopt achter de koelkast, bibberend van angst, onze hondjes. Twee chihuahua-misbakseltjes van nog geen 3 kilo het stuk. Ooit, in een ver, ver verleden waren zij ook wolven geweest. Zij hadden ook honger gehad en waren naar de mensen gekomen om zich te laten voeden, te laten aaien en de bal te gaan halen.

Het zit in de aard van het beestje om te worden gedomesticeerd. Dus ik channelde mijn innerlijke Cesar Millan en sprak alfa tot de wolf: ‘Foei!’ Schuldbewust keek het dier mij aan. ‘Hier,’ zei ik, ‘dit mag jij wel,’ en ik zette een bak brokken voor hem neer waar hij meteen dankbaar kwispelend van begon te eten. Ik aaide hem over z’n schrokkende kop. ‘Zo is ie braaf.’

Nu ik dit schrijf, ligt hij, samen met de twee chihuahua’s, gemoedelijk aan m’n voeten. En zo herhaalt zich de geschiedenis. Maar gelukkig niet op ‘D-Day Paintball’-wijze.

Column
  • iStock