'Egoïstische angst'
‘Hoeveel jongeren zouden écht geloven in de zondvloedretoriek over het nakende einde van de mensheid en probeert de rest niet gewoon z’n eigen voorrang af te dwingen?’
Sinds we in Portugal wonen, een land met een publieke beschaving die grenst aan het bedeesde, valt één ding het meest op aan Nederlanders, Fransen en zelfs Belgen en Duitsers van middelbare leeftijd of ouder: ze hebben vaak enorme haast om hun zelfverzonnen recht om vooraan te staan op te eisen.
Op een terras, als ze niet snel genoeg geholpen worden (en dat kan in Portugal soms best even duren). In de rij bij de Lidl, waar ze steevast kijken alsof er een kassa bij moet, geprojecteerd in misprijzende blikken naar de volle kassaband van hun voorganger. Op de weg, waar het bijna altijd Nederlandse of Franse kentekens zijn die op drukke kruisingen hun voorrang nemen, ook als het eigenlijk net niet kan.
Ze lijken het niet door te hebben, de jachtige drammerigheid zit collectief in de maatschappij ingebakken. Het heeft dezelfde verontrustende vanzelfsprekendheid als van jongeren die denken dat hun toekomst dreigt te worden afgepakt door klimaatverandering. Beide generaties zijn bang dat er voor hen niks overblijft dus willen ze allemaal altijd en overal als eerste gehoord worden - maar tot hun frustratie wil de rest van de mensheid niet altijd meteen luisteren.
Het drammerige gedrag van de oudere generatie roept ook de vraag op waarom jongeren zo’n haast etaleren om voorrang te verkrijgen voor hun vrezen over de planeet. Is die angstige ongedurigheid over de staat van het klimaat echt geboren uit een diepere filosofische betrokkenheid bij de flora en fauna van Moeder Aarde?
Hoeveel jongeren zouden écht geloven in de zondvloedretoriek over het nakende einde van de mensheid en probeert de rest niet gewoon z’n eigen voorrang af te dwingen? De huidige generatie midlifers en jongbejaarden is opgegroeid in een naoorlogs Nederland waar de groei van liberale vrijheden gepaard ging met de kans om ‘eerste keren’ te verkrijgen die in de familie niet eerder voorkwamen: eerste met een universitaire opleiding, met een eigen huis, die op wereldreis ging, die in het buitenland kon studeren. Het wereldbeeld dat je daarmee kweekt, is er eentje waarin alles te koop is met een combinatie van hard werken en kansen grijpen.
Het is vervelend maar niet raar dat zoiets zich op latere leeftijd vertaalt naar een aan hebberigheid grenzend ongeduld om die beloofde plek vooraan in de rij te eisen. Jongeren, van nature idealistischer, denken dat de hele mensheid dreigt te vergaan tenzij er onmiddellijk drastische inperkingen van allerlei vormen van consumptie worden doorgevoerd. Ze projecteren dat op ouderen, die alles ‘opgemaakt’ hebben zonder iets voor de jeugd over te laten. Zelf leveren ze hun elektronica of vakanties nauwelijks in. Kan het zijn dat alle generaties simpelweg dezelfde banale egoïstische angst delen dat alles op is voordat ze zelf aan de beurt zijn?
- iStock