De last van het doden per drone
‘Drones zijn een vooruitgang, zo heet het. Je kunt gewoon vanuit een bunker, honderden kilometers verderop, de vijand met speels gemak aan gort schieten’
Stel, koning Willem-Alexander schaft zich een uit de kluiten gewassen drone aan. Eentje waarop hij twee jachtgeweren kan monteren. Daarmee is hij voornemens, zo laat de Rijksvoorlichtingsdienst weten, op wild te gaan jagen in zijn kroondomein Het Loo.
U en ik zouden toch raar opkijken. Ik vermoed zelfs dat er Kamervragen zouden worden gesteld. Is hetgeen onze vorst van plan is, niet onethisch? Immers, de gehele last van het doden gaat zo mooi aan hem voorbij. Wild afschieten met een joystick, vanaf een comfortabele afstand, kopje koffie erbij, fijne playlist op je AirPods. Killer dan dat wordt het jagen niet. Zelfs het schot zal de koning niet ervaren, laat staan de doffe klap waarmee de kogel zich in de romp van het hert boort. Of hoe het dier met zijn volle gewicht tegen de grond slaat. Het gutsen en borrelen van het bloed, de laatste ademstoot en daarna de stilte.
Nee, de koning zou er niet mee wegkomen. Hij zal het wild toch echt eerst ‘in de ogen moeten zien’, zoals jagers dat noemen. Anders wordt de jacht al snel een perverse hobby.
Maar dan nu de grap. Wat als mensen op elkaar jagen? Dan zijn drones opeens geen enkel probleem! De Oekraïners gebruiken ze. De Russen gebruiken ze. De Amerikanen ook. Evenals het Nederlandse leger. Drones zijn een vooruitgang, zo heet het. Je kunt gewoon vanuit een bunker, honderden kilometers verderop, de vijand met speels gemak aan gort schieten. Iets waarvoor Amerikaanse dronepiloten zelfs onderscheidingen ontvangen.
Ik snap wel waarom. Drones zijn goed voor de kill ratio. Ja, dat is een echt bestaande term. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog schoot bijvoorbeeld de helft van de strijdende soldaten nog ongericht. En dat terwijl het laden van hun musket met één enkele kogel al vele seconden duurde. Dat schoot (let op, woordgrap) dus niet echt op. De Eerste Wereldoorlog bracht verbetering. Artilleriebeschietingen en mitrailleurs tilden het doden naar een bijna industrieel niveau. Gevolgd door de Tweede Wereldoorlog, waarin eerst de Duitsers en daarna de geallieerden complete steden vanaf grote hoogte in de as legden.
En nu dus drones, die het doden zoveel makkelijker maken en elk slachtoffer reduceren tot een rechteloos wezen. Want wat nu als de ongelukkige zich had willen overgeven? Hij wordt immers ook maar gestuurd. Maar hé, who gives a fuck? Had hij maar geen vijand moeten zijn.
Om dat laatste te vieren, wordt er met medailles gestrooid. Die moeten ons doen geloven dat dronepiloten moed, doorzettingsvermogen en vastberadenheid aan de dag leggen als ze met hun joystick in de weer zijn. Ook al doen ze niets met gevaar voor eigen leven. Laat staan dat ze de vijand in de ogen hoeven te zien. Maar helden zijn het wel!
O, de ironie. Tijdens herdenkingen hebben politici altijd de mond vol over ‘leren uit het verleden’. Nu weet u dus dat ze daarmee het verhogen van de kill ratio bedoelen. Vroeger wist een soldaat met zijn musket niet of hij iemand kon vermoorden. Tegenwoordig weet zijn collega met de drone niet eens of hij er überhaupt nog iets bij voelt.
- Defensie