Zedenrechercheurs schrijven kinderboek over hun werk: 'Kinderen zijn de achilleshiel van iedereen'

Een kind verhoren is misschien wel de moeilijkste discipline binnen het politiewerk, zeker een kind dat mogelijk seksueel is misbruikt. Zedenrechercheurs Pieter Melsen en Wouter Vaessen zijn hier niet alleen in gespecialiseerd, ze maakten ook een kinderboek – Sam en het niet-leuke geheim – dat kinderen, ouders en hulpverleners kan helpen bij de verwerking van een ernstig delict: ‘Kinderen zijn de achilleshiel van iedereen, zelfs van de grootste criminelen.’ Lees hieronder vast een voorproefje.

Zedenrechercheurs

Op het eerste oog is Sam en het niet-leuke geheim een kinderboek als alle andere. Een spannend verhaal over een kind, Sam, dat met zijn vader, moeder en kat Eddie in een paars huis woont, maar ook met een monstertje dat hem als een schaduw volgt. Dat monstertje is zijn ‘geheim’. Maar hoe langer dat geheim blijft, hoe groter het wordt. Eerst is het nog een klein, harig schepsel dat nogal jolig aan zijn been hangt, maar op een gegeven moment wordt ie zo groot dat hij op de rug van Sam klimt en hij er letterlijk onder gebukt gaat. De enige manier om hem weg te krijgen? Erover praten. Zeggen dat het monstertje bestaat. En poef, weg is ie. Alsof hij oplost in de lucht.

Als je weet dat het boek is geschreven door zedenrechercheurs Pieter Melsen en Wouter Vaessen, die kinderen verhoren die mogelijk seksueel zijn misbruikt, dan is de dubbele laag in het verhaal vrij duidelijk zichtbaar. Voor volwassen, althans. Vaessen: ‘Kinderen moeten het op de eerste plaats een leuk boek vinden, zonder conclusies te trekken. Maar het moet ook een zaadje planten als je zelf een geheim hebt. Dat je weet: zo voelt een geheim aan en dit is wat ik ermee kan doen.’

En voor ouders is het net zo belangrijk om even in het hoofd van hun kind te kunnen kruipen: ‘Als volwassenen verliezen we de mogelijkheid om ons in te leven in een kind, dat is gewoon zo.’

Studioverhoor 

Melsen (37) werkt bij de zedenpolitie in Rotterdam, Vaessen (42) is zijn evenknie in Roermond. Ze zijn studioverhoorders, zoals ze dat noemen: zedenrechercheurs die gespecialiseerd zijn in het verhoren van kinderen tussen 4 en 12 jaar. Dat doen zij, de naam zegt het al, in een ‘studio’: een kindvriendelijke ruimte die niet verder af kan staan van het clichébeeld dat de meeste mensen hebben van een verhoorkamer. Geen kil, donker hok met een tafel en twee stoelen, maar een lichte kamer met veel kleur. Waar ook vijf camera’s en geluidsapparatuur hangen waarmee in de zogenaamde uitkijkkamer naast de studio wordt meegekeken en -geluisterd door een andere studioverhoorder, zegt Melsen: ‘Zo’n verhoor zelf doen we in ons eentje, want je wilt niet dat twee man op een kind duiken. Dat kan namelijk heel intimiderend zijn voor een kind.’

Hun werk is niet voor iedereen, dat weten zij als geen ander. Waar de meeste mensen, ook politieagenten, het liefst met een bochtje omheen lopen – een misdrijf met een kind – daar wroeten Melsen en Vaessen net zo lang door totdat de waarheid boven water komt. Allemaal in het belang van het onderzoek en van het kind, dat spreekt voor zich. Melsen: ‘Kinderen zijn de achilleshiel van iedereen, zelfs van de grootste criminelen.’

‘Het klinkt misschien raar, maar na zo’n studioverhoor slaap ik altijd het best. Omdat ik dan helemaal kapot ben’

En tóch gebeuren er de meest verschrikkelijke dingen met kinderen, steeds vaker zelfs (zie kader). Volwassenen die hun handen niet thuis kunnen houden, die lieve oom waar niemand ooit iets achter zocht, die aardige buurman van drie huizen verder met die leuke hond, of gewoon een toevallige voorbijganger die zich vergrijpt. De details zijn vaak gruwelijk. Té gruwelijk voor veel mensen. Maar voor die emotie is tijdens de studioverhoren geen plek bij de rechercheurs. Vaessen: ‘Het is verschrikkelijk en tegelijkertijd het mooiste wat er is.’

Melsen: ‘Je kunt iemand er enorm mee helpen, daar gaat het uiteindelijk om.’

Vaessen: ‘Als je zegt dat je die verschrikkelijke verhalen niet kunt aanhoren, dan geef je er een emotionele lading aan. Dat is typisch voor het referentiekader van een volwassene: kinderen ervaren gebeurtenissen misschien heel anders.’

Toch is het volgens Melsen niet ‘even’ praten met een kind: ‘Op het moment dat ik met zo’n kind alleen in een ruimte ben, ben je heel erg bezig met je verhoortechnieken en is er eigenlijk geen tijd en ruimte voor je eigen emotie.’

Of ze alle narigheid nooit mee naar huis nemen? Vaessen: ‘Het klinkt misschien raar, maar na zo’n studioverhoor slaap ik altijd het best. Omdat ik dan helemaal kapot ben. Het vergt zóveel inspanning om goed naar iemand te luisteren.”

Aparte eenheid

Studioverhoorders vormen een aparte eenheid binnen de zedenpolitie. En binnen die eenheid zijn Melsen en Vaessen ook uniek in hun soort, om het simpele feit dat bij zedenzaken de verhoorders vaak vrouw zijn. Niet alleen dat schiep 2,5 jaar geleden meteen een band tijdens de interne opleiding. Ze hoefden elkaar maar aan te kijken om te weten dat ze uit hetzelfde hout waren gesneden. Ze dragen allebei een gesoigneerde baard, hebben armen vol tatoeages en delen de liefde voor dezelfde muziek. Melsen: ‘Liefhebbers van de oude, maar ook de nieuwe punk herkennen elkaar uit duizenden.’

Ze praten op dezelfde manier over hun werk als dat ze een kind verhoren: rustig, goed articulerend, zonder hapering, stopwoordje of onnodige herhaling. Elk woord rolt even vriendelijk als gewichtig over hun tong. Vaessen: ‘Elk verhoor moet heel secuur worden afgenomen, zeker met een kind.’

Melsen: ‘Kinderen vallen onder de groep kwetsbaren. Als je een kind net iets te lang aankijkt, of ze hebben het gevoel dat je op zoek bent naar een antwoord, dan zijn zij veel sneller geneigd om met jou mee te praten. Dat is nou precies wat je te allen tijde probeert te voorkomen, zeker als het over seksueel misbruik gaat. Daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Je moet de kinderen bij hun eigen verklaring laten. Vertel daar eens over, of: vertel eens verder. Je zoomt in op de woorden die zíj gebruiken, niet andersom. Je moet nooit dingen vragen als: had die man dan een shirt aan? Of een rode broek? Want dan ga je het verhoor sturen, wat desastreuze gevolgen kan hebben voor de waarheidsvinding.’

Vaessen: ‘Je moet ook nooit dingen vragen als: waar heeft die man dan aangezeten?’

Melsen: ‘Dan ga je er dus al van uit dat iemand ergens heeft aangezeten, wat misschien helemaal niet zo is. Zoals je ook nooit de gaten moet opvullen in de verklaring van een kind. Anders dan een volwassene vertelt een kind zelden een verhaal chronologisch. Dat vliegt van hot naar her waardoor er weleens een gat in de tijdlijn kan vallen. De verleiding is dan groot om dat gat zelf op te vullen, maar dat kan dus funest zijn.’

In het politiewerk is er weinig moeilijker dan het verhoren van een kind, weet Vaessen: ‘Probeer dat maar eens bij je eigen kind. Als je ’s avonds vraagt wat hij of zij die dag heeft meegemaakt, dan krijg je meestal geen normaal antwoord. Vaak komt er iets geks uit, omdat een kind van die leeftijd het heel moeilijk vindt om iets onder woorden te brengen. Daarnaast is zijn spanningsboog ook laag. Ik heb zelf twee kinderen van vijf en drie. Als ik langer dan vijf minuten een gesprek probeer te voeren met mijn jongste dochter, dan ben ik haar kwijt. Daar zit ze helemaal niet op te wachten. Zo werkt dat in een studioverhoor ook. Als je een kwartier met zo’n kind hebt, is dat al veel. Daarna beginnen ze moe te worden, of ze zijn afgeleid.’

Kinderen zien volgens Vaessen vaak geen kwaad in wat volwassenen als ‘seksueel’ beschouwen. ‘Bij volwassenen heerst er vaak een gevoel van schaamte,’ zegt hij. ‘Maar kinderen hebben niet dezelfde referentie als wij. Zij zien seksualiteit niet hetzelfde als een volwassene. Een volwassene geeft lading aan seksualiteit, een kind niet. Als ik met mijn gezin op de camping ben, en mijn dochter ziet water, dan trekt ze in al haar onschuld haar kleren uit en rent ze erin. Op het moment dat ik zeg: luister schat, je moet even een broekje aantrekken of een badpak, dan geven wij als ouder een grens aan. Dit mag wel en dat ander mag niet. Zo zien we dat ook bij seksueel misbruik. Ouders geven aan wat seksueel misbruik is, maar een kind heeft dat niet altijd in de gaten.’

Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest 't in de nieuwste Revu. Nu verkrijgbaar!

Mens & Maatschappij
  • Ivo van der Bent