Bart Nijman: 'Voor het eerst voel ik de normalisering bij dit soort gruwelijke beelden niet'

‘Grootschalig bloedvergieten in hoge resolutie, op je scherm aangeleverd zonder je bureaustoel te verlaten, wie is er niet groot mee geworden in de 21ste eeuw?’

Normalisering

Afgelopen week verklaarde ik onvoorwaardelijke steun aan Israël, omdat ik ben opgevoed met Nie Wieder, en Nie Wieder is nu. Goed, even ademhalen. Na iedere grote, schokkende gebeurtenis pieken de emoties en kleurt ook het proza dieprood, woordzoekend naar vergelding voor gevoelens waarmee je zit opgezadeld. Ik weet ook: na de klap komt altijd weer kalmte. De adrenaline zakt weg, de onmacht bekoelt en uiteindelijk kabbelt het gewone leven het dagritme weer binnen. Normalisering.

Grootschalig bloedvergieten in hoge resolutie, op je scherm aangeleverd zonder je bureaustoel te verlaten, wie is er niet groot mee geworden in de 21ste eeuw? Sinds 9/11, waarschijnlijk de best gedocumenteerde aanslag ooit, is het een subgenre van online porno. Leedporno, geweldsporno, bloedlust, wraakzucht in een orgie van beeld, geluid en geweld. In 2002 zag ik in de RealPlayer tussen de pixels door mijn eerste online onthoofding, van de Amerikaanse journalist Daniel Pearl door Al-Qaida in Pakistan, en het maakte me misselijk. Bijna zes jaar later zat ik op megapixel nieuwsfoto’s lichaamsdelen bij elkaar te puzzelen na de zelfmoordaanslag op de Pakistaanse premierskandidate Benazir Bhutto. Opnieuw was ik geschokt - ditmaal door het besef dat de bloederige beelden me nauwelijks nog raakten. HD schaalde op naar 4K en Big Tech zuivert zijn zenders van zelfmoordaanslagen, maar internet is groter dan Instagram en YouTube. En sneller: ik had de video van een vluchtende Charlie Hebdo-jihadist die in januari 2015 een Parijse politieman ijskoud door het hoofd schoot al gedownload voordat Facebook ‘m kon verwijderen. Van Bataclan heb ik nog steeds die ene foto van de met bloed besmeurde dansvloer. In diezelfde periode bleek IS niet alleen kwiek met het kromzwaard, maar ook kundig in de cameramontages van hun Mohammedaanse moordlust. Al hun ‘content’ bekeek ik. Onthoofdingen, executies, die ene sukkelaar die onder een tank is uitgeperst, de piloot die in een kooi verbrand werd, de aan elkaar geketende mannen die onthoofd werden met bomhalsbanden en de piepjonge jihadi’s die een rijtje geknielde gevangenen een nekschot gaven.

Pixels op een beeldscherm geven geen bloedspetters op je broek en daarmee koop ik precies genoeg illusie van afstand om de uitwassen van menselijke wreedheid relatief laconiek te aanschouwen. Maar ik kíjk dus wel. Want het is de realiteit. Dit doen mensen. Hierom juichen andere mensen. En dat is nieuws. Dat even piekt, daarna weer normaliseert, tot alle opgelaaide emotie bekoeld is. Alleen: die normalisering voel ik nu niet. Voor het eerst. Want wanneer ik nu mijn scherm dichtklap, zie ik hoe Europese straten en Amerikaanse universiteitscampussen voller stromen dan ooit met juichende, feestvierende, oorlogsverklaringen en jodenhaat scanderende Hamassupporters. Voel ik die pixels van bloeddorst buiten het beeldscherm tot leven komen. En mis ik iedere urgentie bij vrije westerlingen: Nie Wieder, is nu.