Luuk Koelman: 'Meneer Timmermans begrijpt niet waarom er nog steeds Nederlanders zijn die niet op hem willen stemmen'
‘Aldus hebben we hier van doen met iemand die de realiteit heeft verdrongen, gedreven als hij is door een verstikkend verlangen naar erkenning’
‘Ja maar, ik ben Frans! De meest betrouwbare politicus die ik ken! De eenvoudige kleinzoon van een Limburgse mijnwerker!’ Op mijn sofa ligt een emotioneel heerschap. Het is zijn eerste sessie en hij is hier op voorspraak van zijn campagneteam. Er is grote behoefte aan psychoanalytische duiding. Meneer begrijpt namelijk niet hoe het kan dat er nog steeds Nederlanders zijn die niet op hem willen stemmen.
Direct bij binnenkomst stak hij al van wal met een monoloog van ruim een half uur (‘laten we de klimaatcrisis éérlijk bestrijden’ en ‘vervuilers moeten hun éérlijke bijdrage leveren’). Het valt mij direct op hoe vaak meneer het woord ‘eerlijk’ – een vanzelfsprekende eigenschap die doorgaans niet benoemd hoeft te worden – meent te moeten gebruiken. Altijd een aanwijzing dat de persoon in kwestie die eigenschap geheel of ten dele ontbeert. De lichte trilling in zijn stem, waarmee hij dat gemis tracht te compenseren, doet sentimenteel en theatraal aan. Meneer beseft het niet, maar hij is in alles het clichématige equivalent van het jongetje met de traan.
Als vanzelf dwalen mijn gedachten af naar Freuds revolutionaire artikel Zur Einführung des Narzissmus uit 1914. Ruim een eeuw nadat de oervader van de psychoanalyse de term ‘narcisme’ introduceerde, is deze persoonlijkheidsstoornis actueler dan ooit tevoren. Zo ook in deze casus. Het heerschap op mijn sofa voelt zich bijzonder en belangrijk, kan niet ophouden over zichzelf te oreren.
Zo vertelt hij over een steeds terugkerende, seksueel geladen droom. Het is nacht en meneer bevindt zich in ’t Torentje, alleen. Daar onaneert hij lang en veelvuldig voor het open raam, woest snuivend, om tijdens elke ontlading van puur genot zijn eigen naam te schreeuwen, galmend over de Hofvijver.
Hij vraagt me deze droom te duiden. Ik vertel hem dat hij klaarblijkelijk genoeg heeft aan zichzelf. In dat kader moeten we ook zijn corpulente voorkomen zien. Het is de fysieke expressie van zijn opgeblazen zelfbeeld. Meneer is letterlijk en figuurlijk vol van zichzelf.
Aldus hebben we hier van doen met iemand die de realiteit heeft verdrongen, gedreven als hij is door een verstikkend verlangen naar erkenning. Eindeloos koketterend met zijn arbeidersimago, bezigt meneer de retoriek van de lege emotie. In zijn monologen zien we hem niet zoals hij is, maar zoals hij zou willen zijn. Meneer beschouwt zichzelf als de Geroepene en waant zich in die hoedanigheid een klein beetje God én onheilsprofeet. Hij benoemt alle klimaatproblemen, maar koestert ze ook en maakt ze het liefst groter dan ze zijn, zodat hij er als politicus nog jaren plezier van kan hebben.
Het diepe verlangen van meneer om premier te worden, botst echter met de realiteit en dat resulteert in lijden. Puur uit zelfbescherming zal hij zich daarom als zonnekoning blijven gedragen en persisteren in het eigen gelijk. Het neerleggen van het lijsttrekkerschap, direct na afloop van de verloren verkiezingen van 22 november, zal dan ook zijn laatste narcistische triomf zijn. Die op het kleine Nederland, waarvoor meneer reeds bij zijn geboorte al vele maten te groot was.
- NL Beeld