Ponta Delgada, Portugal. Francisco Negalha weet nog precies waar hij twintig jaar geleden de drugs vond. Daar, naast die zwarte rotspunten die uit het zand steken, net voorbij waar nu een stel toeristen op badlakens ligt te zonnen. Het was acht uur ’s ochtends. Het strand was nog verlaten toen Negalha er met zijn zoontje wandelde en zijn eerste gedachte was dat iemand een vuilniszak had gedumpt. Eenmaal genaderd zag hij dat het plastic op de rotspunten kapot was geslagen, en daarin zag hij rechthoekige blokken. Ook het zwarte verpakkingsmateriaal daarvan was opengescheurd, waardoor Negalha het wit van de cocaïne zag, dat sterk afstak tegen het zwarte vulkanische zand dat zo kenmerkend is voor de Azoren.
Gelijk liep de middelbareschooldocent naar de dichtstbijzijnde strandtent om de politie te bellen. Eerst dachten die nog dat hij een grapje maakte, toen hij zijn naam zei – Negalha betekent naaigaren in het Portugees, ofwel een lijntje. “Hallo, u spreekt met Francisco Lijntje. Ik heb een grote hoeveelheid coke gevonden.” Dat was zijn boodschap. Maar nog geen 15 minuten later stond het strand vol met politieagenten, die Negalha later zouden vertellen dat hij 7 kilo aangespoelde cocaïne had gevonden.
Die julidag in 2001 was niet voor het eerst dat cocaïne aanspoelde op de Portugese eilandengroep, en zou ook zeker niet voor het laatst zijn. Wel was het verreweg de grootste hoeveelheid ooit. Later zou blijken dat het afkomstig was van een jacht dat werd bestuurd door de Italiaan Antonino Quinci en een Venezolaan, die met tussen de 700 en 800 kilo cocaïne onderweg waren, maar door een gebroken roer in de problemen waren gekomen. De cocaïne verborgen ze op verschillende plekken rondom het eiland São Miguel, waarna ze de boot voor reparatie naar een werf brachten. Doordat daarna een storm over het eiland trok, raakte een deel van de cocaïne die was verborgen los. Onder andere een aantal pakketten die de Italiaan met kettingen onder water had vastgemaakt begon te drijven, en spoelde aan op de stranden van het eiland.
Niet iedereen bleek zo’n brave burger als Negalha te zijn. Vermoedelijk meer dan 200 kilo van de aangespoelde en rondom het eiland drijvende cocaïne werd door de Azorianen die het vonden bewaard – voor eigen gebruik of voor de verkoop. De drugsmarkt raakte daarmee gelijk overspoeld met het feestpoeder. Plotseling was er overal cocaïne. Autoriteiten raakten vooral bezorgd toen de eerste overdosisslachtoffers in de ziekenhuizen werden binnengebracht.
Het is een verhaal dat nog altijd graag verteld wordt door Azorianen, en die de inspiratie vormde voor de Portugese Netflix-serie Rabo de Peixe (Turn of the Tide), die in Portugal en een aantal andere landen afgelopen zomer op nummer één van best bekeken series op de streamingdienst stond. De serie vertelt het gedramatiseerde verhaal over drie jongeren uit Rabo de Peixe, die door de vondst van de cocaïne hun leven volledig zien veranderen. Twee van hen raken verslaafd. De hoofdrolspeler ziet in de drugs juist een uitweg uit zijn verveling op het eiland door met zijn verdiensten naar de Verenigde Staten te kunnen emigreren, terwijl hij ook nog eens de oogoperatie van zijn vader kan betalen. Zodra de maffia naar het eiland komt om de verloren lading op te eisen, wordt het uiteraard al snel spannend voor de jonge dealers, terwijl links en rechts mensen omvallen van de overdosissen doordat de coke zo puur is.
De agent
Op een terrasje aan de jachthaven van Ponta Delgada, de hoofdstad van eiland São Miguel, drinkt politieagent José Lopes met alle plezier een biertje om over die tijd te praten. ‘Allereerst moet je weten dat ze hier echt niet naïef waren wat betreft cocaïne, toen die lading aanspoelde. Er werd hier al van alles gebruikt. En het gebeurde vaker dat er pakketten aanspoelden. Dus ik geloof weinig van die verhalen dat mensen de drugs gebruikten om bijvoorbeeld vis in te marineren, omdat ze simpelweg niet wisten wat het was. Natuurlijk, het kan waar zijn. Maar ik wil maar zeggen, cocaïne was hier echt niet onbekend.’
Vanuit zijn herinnering noemt hij 1995, ’96 en ’97, drie jaren waarin de politiedienst van de Azoren waarvoor Lopes destijds werkte achter elkaar pakketten drugs op of rondom de eilanden aantroffen. Soms ging het om pakketten van tot wel 20 kilo cocaïne. Door een ongeluk of een probleem op een jacht waren ze van boord gevallen, of ze waren simpelweg overboord gesmeten zodra smokkelaars vreesden ontdekt te worden. ‘Die hoeveelheid uit 2001 was wel een ander verhaal. Opeens waren er enorme hoeveelheden cocaïne op het eiland.’
Lopes wijst naar een gin-tonic die door toeristen aan de tafel naast ons wordt gedronken. ‘Iemand kon een dergelijk glas vol met coke hebben en dat verkopen voor 100 euro. En het was ook nog eens ontzettend puur. Veel puurder dan je het normaal ooit zou kunnen kopen bij een dealer. Het was een belangrijke lading die bedoeld was voor de internationale markt, niet om zo massaal op een klein eiland terecht te komen.’
Met de cocaïne van 2001 werd de markt ineens zo overspoeld dat de prijzen kelderden. Voor 100 euro koop je vandaag de dag op de eilanden 1 gram coke – die dan al versneden is met ander wit poeder zoals aspirine. Terwijl de cocaïnewitte jachten in de haven zacht dobberen op de deining, vertelt Lopes dat zijn specialiteit de geur is. Lachend schept hij op dat hij beter kan ruiken dan een politiehond. Een grote hoeveelheid cocaïne op een jacht geeft een chemische geur af die te ruiken is boven de oliegeur die normaal rondom een jacht hangt. Daarnaast is er de geur van vers bewerkt glasvezelkunststof waarmee geheime compartimenten op jachten worden gemaakt – een aroma dat volgens de agent nog maanden blijft hangen.
Of hij dan zelf ook weleens drugs heeft gebruikt? ‘Mijn drug is de adrenaline die je krijgt bij arrestaties,’ zegt hij lachend. ‘Bovendien, ik weet wat erin zit. Wist je bijvoorbeeld dat ze hasj, om het die stevige hardheid te geven, vaak mengen met kamelenstront? Dat zien wij in het lab.’ Hij schiet hard in de lach en vertelt dat hij dat weleens tegen jongens zegt als hij ze op straat ziet blowen. ‘Je bent kamelenstront aan het roken, man!’
Maar vooral wordt Lopes enorm enthousiast zodra hij praat over de zaken waaraan hij heeft gewerkt. Daarbij is hij zeker in gevaar geweest, maar de kick die hij als agent voelt zodra je eropaf gaat heeft hij altijd heerlijk gevonden. Door de jaren heen ziet hij ook dat drugsdealers steeds geraffineerder te werk gaan. Ze verstoppen hun voorraad in het bos of op andere plekken, waardoor het alleen mogelijk is ze met een kleine hoeveelheid te pakken. Daardoor zijn ze vaak snel weer op vrije voeten.
Binnen alle drugsvangsten op de eilanden én bij de zaken waar hij in het gebied rondom Coimbra op het vasteland in de afgelopen jaren heeft gewerkt, is het verhaal van die enorme aangespoelde drugslading van 2001 en de daaropvolgende zoektocht naar de eigenaar van de zeilboot duidelijk een hoogtepunt in zijn carrière geweest. Niet alleen was het een grote vangst, doordat de drugs in grote hoeveelheden op het eiland terecht waren gekomen, werd het ook een race tegen de klok. Net als in de serie, kwamen in werkelijkheid ook veel overdosissen binnen in de ziekenhuizen. Een aantal mensen overleed. De autoriteiten maakten zich al snel serieus zorgen over de situatie. Lopes: ‘Je moet beseffen: hier op het eiland werd daarvoor misschien een halve kilo cocaïne per maand geconsumeerd. Vervolgens is er zeker ruim 200 kilo cocaïne op het eiland terechtgekomen die we nooit hebben teruggevonden. Kun je nagaan wat een enorme impact zoiets heeft gehad.’
‘Het was een belangrijke lading die bedoeld was voor de internationale markt, niet om zo massaal op een klein eiland terecht te komen’
De zuster
Wie rondreist over de Azoren, merkt al snel dat de eilanden niet alleen maar een subtropisch paradijs in de Atlantische Oceaan zijn. Jazeker, die kant is voor de toeristen zeer zichtbaar: de vergezichten over het oceaanwater, de zwarte stranden van lavasteen, de palmbomen die met de zeebries meebewegen. Maar in de krioelstraten van hoofdstad Ponta Delgada met de typische gekleurde huisjes tot in de kleine plukken van dorpjes langs de klifkusten zijn overal magere types te zien die voorovergebogen gehaast of volledig van de kaart rondlopen, of simpelweg hun drugsroes op de stoep uitslapen.
In het heden van 2023, ruim twintig jaar nadat al die cocaïne aanspoelde op São Miguel, kampen de Azoren met een ander drugsprobleem: dat van de NSP’s (Novos Substâncias Psicoativas, ofwel Nieuwe Psychoactieve Substanties, in Nederland bekend als designerdrugs). In de afgelopen tien jaar zijn er steeds meer dergelijke chemische drugs op de eilanden te vinden – van stoffen die lijken op mdma en amfetamine, tot drugs met kleurrijke namen als Spice en Flakka. Vaak worden designerdrugs in keukentjes en provisorische labs gemaakt van chemische en zeer giftige grondstoffen, waaronder huis-, tuin- en keukenchemicaliën. De gevolgen daarvan kan de 25-jarige zuster Inês Vital van verslavingszorgorganisatie Arrisca goed beschrijven. Op een ochtend waarop zij methadon verstrekt aan verslaafden – een middel waarmee afkickverschijnselen worden tegengehouden zonder dat diegene erg high wordt – vertelt ze hoe vooral na de coronapandemie de drugswereld van de eilanden is veranderd. ‘Doordat er opeens nog maar weinig vrachtschepen internationale routes voeren, kwam er ook ineens heel weinig cocaïne en heroïne op de markt. Daardoor stegen de prijzen snel. Verslaafden zijn op zoek gegaan naar andere middelen.’
‘Je herkent gelijk wie designerdrugs gebruikt. Ze lopen over straat als zombies. Het is echt verschrikkelijk’
Na een korte onderbreking vanwege het prepareren van een plastic bekertje met methadonoplossing voor een patiënt die aanklopt, vertelt Vital dat handige dealers de NSP’s of de grondstoffen daarvoor via postorders naar de eilanden konden halen. Het punt met NSP’s is dat het met iedere nieuwe gefabriceerde stof een aantal jaar duurt voordat deze door de autoriteiten als schadelijke en verslavende stof is geïdentificeerd en op de internationale drugslijsten komt te staan. Zodra dat eenmaal is gebeurd, zorgen drugsproducenten met een kleine wijziging in de chemische samenstelling ervoor dat ze een nieuwe drug in handen hebben die niet door de autoriteiten wordt erkend als drugs.
Vital heeft legio verhalen over heroïneverslaafden die hun leven relatief op orde hadden ondanks hun verslaving, maar door de designerdrugs snel veranderden: agressiever, angstiger en meer gespannen, vaker in aanraking met de politie. Recent overlijden opeens veel van de drugsverslaafden op het eiland, vertelt Vital. ‘Je herkent gelijk wie NSP’s gebruikt. Ze lopen over straat als zombies. Het is echt verschrikkelijk.’
Ze raakt zelf een beetje emotioneel als ze erover vertelt. Door haar werk ontstaat er vaak een vorm van vriendschap met de verslaafden, die veelal ook maar proberen iets van hun leven te maken. ‘Weet je, aan het begin was ik bang bij dit werk. Maar ik merk nu hoe aardig iedereen is.’
Waarom juist de Portugese eilandengroep zo’n groot verslavingsprobleem heeft, weet Vital wel: ‘Er is veel armoede, vaak slechte scholing en weinig kansen. Daarnaast kent iedereen elkaar, dus het is ook makkelijk een dealer te kennen.’ En die honderden kilo’s coke die in 2001 aanspoelden, hebben die ermee te maken? Of is dat een mooi verhaal waar Netflix een leuke serie van heeft gemaakt? ‘Er raakten zeker opmerkelijk veel mensen verslaafd op de Azoren nadat die coke was aangespoeld,’ zegt Vital. ‘Daar is geen twijfel over. Het was gratis voor mensen, of praktisch gratis omdat er zoveel op het eiland was. Daarna zijn ze overgegaan op andere drugs, toen de cocaïne weer schaars werd en daardoor duurder. Ja, daar is het drugsprobleem van de Azoren toen zeker begonnen.’
De verslaafde
Het is een terugkerend verhaal onder zorgmedewerkers én verslaafden op de Azoren. Eerst kwam die coke, waardoor een groot aantal mensen verslaafd raakten. Daarna kwam in de afgelopen pakweg tien jaar de zwaar chemische troep, waar je niet makkelijk meer van afkomt. Verslaafden noemen het erger dan heroïne, juist doordat de gebruiker zo onvoorspelbaar wordt en obsessief verslaafd raakt. ‘Je bent 20 tot 40 minuten high, daarna wil je gelijk meer,’ vertelt de 39-jarige Jaime. Hij zit in de werkplaats van Arrisca waar hij kleifiguurtjes schildert die later in toeristische winkels als magneetjes zullen worden verkocht. Met zijn wenkbrauwpiercing en getrimd baardje heeft Jaime een vriendelijk gezicht. Maar zodra zijn ietwat schaapachtige lach verschijnt, zie je gelijk zijn gebit: bovenin zijn alleen de middelste twee voortanden overgebleven, die sterk vergeeld in de leegte hangen.
Hij behoort tot de aanzienlijke groep Azorianen die als kinderen met hun ouders waren meegereisd naar de Verenigde Staten, waarna ze zijn gedeporteerd doordat ze in de problemen waren gekomen. ‘In Massachusetts was ik verslaafd geraakt aan heroïne, waarna ik verschillende aanklachten had gekregen. Onder andere voor dealen.’ Zes jaar lang zat hij vast in de VS, zodra hij uit de bak kwam, werd hij gelijk naar de Azoren gedeporteerd. Daar zette hij zijn methadonbehandeling voort. ‘Maar daar gebruikte ik wel die synthetische dingen ernaast. Het is heel goedkoop en het is overal.’
Met zijn handen beeldt Jaime boven zijn tafel met kleiwerk uit hoe groot de zak is die hij voor een paar tientjes kan krijgen. ‘Je hebt gewoon geen idee wat er allemaal in zit. Misschien is het gemixt met wat crack, met chemische dingen. Maar je wordt er wel high van, oeh enorm high. Ja, ik ben een verslaafde. Dat kan ik wel echt over mezelf zeggen.’
Met een nostalgische blik in zijn ogen kijkt Jaime even voor zich uit, duidelijk denkend aan het ongetwijfeld heerlijke gevoel dat hij van de designerdrugs kreeg. ‘Ik weet dat het nu beter met me gaat en dat is het pad dat ik wil volgen, omdat dat van de verslaving nergens toe leidt. Ik heb nu mijn eigen appartement en vanwege Arrisca heb ik nu dit werk. Maar een deel van me wil nog terug, begrijp je? Het blijft in je hoofd zitten. Dat raak ik denk ik nooit meer kwijt.’
De handlanger
Het schuurtje van Rui Couto staat op het erf van zijn land in het dorp Achadinha aan de dunbevolkte oostkant van het eiland, in een veld waar maïs wordt verbouwd. Je kan het vanuit zijn achtertuin zien, een rommelige opeenhoping van gereedschap en bouwafval. De zwaar verslaafde Couto is duidelijk niet iemand die van opruimen houdt. ‘Sorry voor de zooi,’ zegt hij, terwijl hij voorgaat. ‘Ik heb dit huis lang niet gebruikt. Eerst zat ik in de bak, daarna woonde ik in Ponta Delgada.’ Hij schiet in de lach, opnieuw eentje zonder tanden. ‘Dus, nog meer journalisten. Jullie willen zeker ook over de Italiaan praten?’
De Italiaan, dat is de schipper van het zeiljacht dat in 2001 in de problemen raakte. Nadat Antonino Quinci was aangehouden door de politie, wist hij op spectaculaire manier uit de gevangenis te ontsnappen, door over de muur de klimmen en het op een rennen te zetten. Couto vertelt tijdens een biertje in zijn stamkroeg – met uitzicht op de oceaan – hoe hij de Italiaan in die tijd leerde kennen. ‘Een vriend had hem op een motor meegenomen. Zijn been bloedde van het prikkeldraad van de gevangenismuur. Hij vroeg of ik hem kon verbergen en dat heb ik gedaan, in dat schuurtje in mijn tuin. Ik bedoel, ik zou altijd hopen dat iemand anders hetzelfde voor me doet als ik in de problemen raak.’
Politieagent Lopes denkt dat Couto al eerder contact had gehad met de Italiaan, maar dat ontkent Couto. ‘Ik leerde hem echt op die avond kennen en hij was aardig. We mochten elkaar gelijk.’ Toch was de hulp die Couto aan de voortvluchtige bood mogelijk niet helemaal altruïstisch, later zou de neef van de Italiaan hem 40.000 euro geven als dank. ‘Dat klopt,’ zegt hij. ‘Dat geld had hij voor me achtergelaten in de badkamer. Maar het was ook gewoon een leuke tijd. Ik mis die Quinci.’
Ook Couto benadrukt dat men op het eiland niet onbekend was met drugs voordat de lading aanspoelde. Trots schept hij op dat hij misschien wel de eerste was die de inwoners kennis liet maken met marihuana, nadat hij daar een lading van op het eiland had weten te krijgen. Zelf had hij al flink geblowd tijdens zijn jeugd in de Verenigde Staten, waar ook hij jong met zijn ouders naartoe was gereisd. In Massachusetts verhandelde hij coke vanuit de achterbak van zijn auto, schept hij op. Later zou hij eigenhandig cocaïne naar het eiland halen en daarvoor meerdere keren naar Colombia en Venezuela reizen. Naar eigen zeggen heeft hij ook veel eilandbewoners voor het eerst laten trippen op lsd.
‘Bij de ingang deelde ik zegeltjes lsd uit aan iedereen die naar dat feest kwam. Een paar uur later rolde iedereen over de grond van het lachen’
Dat gebeurde op een feest in de Cha Gorreana, de theefabriek, een toeristische plek waar mensen de lokaal geproduceerde thee kunnen proeven. ‘Bij de ingang deelde ik zegeltjes lsd uit aan iedereen die naar dat feest kwam,’ vertelt hij lachend. ‘Een paar uur later rolde iedereen over de grond van het lachen. Sommige waren in de bomen geklommen. Het was echt een geweldig feest geworden.’
Maar Couto is in een drugstrip blijven hangen, terwijl een groot deel van de feestbezoekers intussen een normaal leven is gaan leiden. Dat wordt wel duidelijk als hij, naarmate het gesprek op het terras van de bar voortduurt, steeds nerveuzer wordt. Hij krabt zichzelf en telkens pakt hij zijn aansteker op om die op dezelfde plek terug te leggen. Zodra het gesprek voorbij is, haast hij zich naar huis – uiteraard om een volgende shot te nemen van wat hij op het moment ook gebruikt.
Vanaf een afstand langs de weg is Couto gelijk weer een van de vele verslaafden die je over de straten van het eiland ziet schuifelen: iets voorovergebogen, graatmager, ongemakkelijk en een beetje gehaast lopend. Hij is een van de vele eilandbewoners voor wie dat Netflix-verhaal geen gedramatiseerde serie is, maar harde werkelijkheid. Verslaafd geraakt op een paradijselijk eiland.
- Eline van Nes