Frank Masmeijer staat deze week vol in de schijnwerpers. Zijn biografie Frank en Vrij verschijnt, maar er hangt hem ook een nieuwe celstraf boven het hoofd op verdenking van grootscheepse drugshandel. In het boek, waaruit in dit artikel enkele passages zijn opgenomen, vertelt de gevallen tv-ster onder meer over het leven in de gevangenis. Tijdens het douchen besefte ik pas de werkelijke omvang van de situatie: ik zat flink in de problemen.
Fotografie ANP, HH
Door zijn deelname aan het smokkelen van drugs is Masmeijer van de nadruk op dat verhaal in ieder geval verlost. Nu zullen zijn streken in de haven van Antwerpen voortaan als eerste ter sprake komen wanneer het over hem gaat. De maanden achter slot en grendel die het hem opleverden en de manier waarop het leven er achter de tralies uitziet, lijken rechtstreeks uit een actiefilm te komen. Masmeijer verbleef in het Antwerpse huis van bewaring in de Begijnenstraat, dat tussen 1855 en 1859 werd gebouwd.
Al bij het betreden van de beruchte gevangenisstraat merk je duidelijk waarom zoveel mensen de kriebels krijgen als ze de meest verafschuwde straat van Antwerpen doorkruisen, blikt Masmeijer terug. De gevangenis ziet eruit zoals een gevangenis eruit hoort te zien. Haast middeleeuws. Wat opvalt zijn de metershoge brede stenen muren en het vele prikkeldraad dat her en der zonder enige logica boven en om de muurtjes heen is verspreid. De groene bezoekersdeur, verstopt in een grijze overkapping, nodigt niet bepaald uit om naar binnen te gaan. De gevangenen zelf worden met een groen busje vanuit de federale politie of rechtbank naar de achteringang vervoerd.
Ik weet nog dat ik de gevangenis binnenkwam. We reden eerst door drie grote poorten en kwamen vervolgens uit op de binnenplaats. Op die plek worden alle nieuwe gedetineerden binnengebracht. Dat wist ik toen nog niet, maar daar kwam ik al snel achter omdat mijn eerste cel uitzicht had op de binnenplaats. Op die manier wist ik later ook precies wie er nieuw de gevangenis in werden gebracht.
Toen ik op een dag uit mijn raam keek, en er een nieuw busje met gevangenen aankwam, zag ik ineens mijn neef Yoshi uit dat busje stappen. Geboeid, en in zijn havenkostuum, volledig in het oranje. Die was dus op zijn werk opgehaald. Waarschijnlijk keken er vanuit hun raam op dat moment ook veel gevangenen naar mijn entree in de gevangenis, maar daar had ik op dat moment geen weet van.
Het moment dat ik uit de auto stapte, voelde als pure waanzin. Echt, dan weet je: hier blijf ik voorlopig zitten. Ik keek rond en zag deuren, tralies. Eigenlijk te veel om op te noemen. Ik had de rust niet mijn omgeving goed in me op te nemen. Het was heel verwarrend en onzeker allemaal.