Peter Jan Rens: 'Iedereen is bang voor John de Mol, ik niet'

De grootste kindervrienden van de jaren tachtig en negentig waren Bassie en Adriaan. Meteen daarna kwam Meneer Kaktus, een vrolijke en succesvolle creatie van Peter Jan Rens. Niet veel later scoorde hij ook bij volwassenen met zijn zelfbedachte tv-show Doet-ie het of doet-ie het niet. Dat format komt nu opnieuw op de buis, wat Rens doet fronzen. ‘John de Mol heeft de rechten helemaal niet. Die heb ik.’ Een goed gesprek met Rens die op zijn 72ste nog altijd razend druk is.

Peter Jan Rens

Nieuwe Revu ontmoet Peter Jan Rens
Waar? Hotel Van der Valk, Tiel. Iets genuttigd? Vier cappuccino, de eerste keer zonder koekje, de tweede ronde zat er zowaar een koekje bij. Verder nog iets? Rens zou zijn kinderen meenemen, maar die gaven er bij nader inzien toch de voorkeur aan om uit te slapen. Gelijk hebben ze. Ook kwamen we niet veel verder dan de koffiehoek van Van der Valk, want in het restaurant was ‘het ontbijt voor de hotelgasten nog bezig’. Waar zijn de tijden gebleven dat je op ieder moment van de dag vrolijk een Van der Valk binnen kon stuiven?!

Goedgemutst stapt Peter Jan Rens Van der Valk Tiel binnen. Rens woont in Tiel, want die plaats ligt precies tussen de woonplaats van zijn nieuwe vriendin, Willeke Schoonewille, en zijn ex-vriendin, Virginia van Eck. Met Van Eck heeft Rens twee kinderen. Djelisa van negen en Djanina van zes. ‘Mijn grootste belang is om onze twee kids de best mogelijke jeugd te geven. Daarom woon ik precies in het midden. Ze zitten op een fantastische school, onze kinderen. We houden ze zoveel mogelijk weg van de boze mensen. Verder ben ik een hele slechte vader,’ Rens knipoogt, ‘want ik geef ze in alles gelijk. We gaan zo zwemmen. Dat vinden ze hartstikke leuk, alleen, ik moet tig keer van die waterglijbaan af en die heeft van de naden... Ik heb nu al pijn in mijn rug.’

Meneer Rens...
‘Peter Jan zeg, alsjeblieft, ik ben geen ouwe lul.’

U kunt dat zwembad makkelijk kopen nu John de Mol de rechten van uw format Doet-ie het of doet-ie het niet heeft gekocht.
‘Dat heeft hij niet.’

Niet? Het programma komt terug op de buis.
‘Ja, ze zijn al aan het draaien, heb ik gehoord. Dat is raar, want het format is van mij. Ik ben nog netjes langs geweest bij producent EndemolShine. Ze hadden me op de koffie gevraagd. Ik heb me keurig aangekleed en ik nam zogenaamd mijn woordvoerder mee. Die heb ik helemaal niet, maar EndemolShine is heel chic. Dat is een producent met hoofdletter P. Ik had er al zo’n vermoeden van, ik mag er langs, maar betalen gaan ze niet. En dat voorgevoel klopte. Er had inmiddels al in de media iets gestaan van: Doet-ie het of doet-ie het niet komt terug. Ergens vond ik dat hartstikke leuk. Eervol. Destijds, toen ik het verzon en ging presenteren, was het een gigantisch succes. Dat kun je je haast niet meer voorstellen. Mensen bleven er voor thuis. Miljoenen kijkers, elke keer. De Gouden Televizier-Ring in 1989. In 1991 en in 1992 de Tros Kompas TV Ster. Ik verkocht het aan Duitsland, Tut er es oder tut er es nicht. Het ging naar Spanje: Si o No. Het was een gekkenhuis. Leuk. Hartstikke leuk. Ik had het tenslotte bedacht. En ik heb het groot gemaakt. Ik weet nog goed, ik pitchte het idee bij de Vara. Toen stond John de Mol in de tuin van het Vara-gebouw, te schuilen voor de regen, want het regende ook nog, dat zal je altijd zien. John mocht niet naar binnen, want die was te commercieel.’

En dan kwam je er bij de Vara niet in.
‘Exact.’ Rens lacht. ‘Nou goed, ik pitchen. Zei die man van de Vara: “Leuk idee Peet, maar die naam is veel te lang.” “Die naam is niet te lang,” zei ik. “Ik verzin er een deuntje onder.” Dat werd het bekende Doet-ie het of doet-ie het niet-liedje. Maar buiten stond nog steeds John. In de motregen. Ik vroeg: “Buiten staat John de Mol, die wil graag mee produceren. Mag dat?” Nou, na een lange stilte mocht het. De hoofdproducent was ik, op elke aftiteling zie je Kaktus B.V. staan. Maar ik heb hem geholpen toen.’

‘Iedereen weet zo langzamerhand dat De Mol alles bij elkaar jat. Van zijn goede naam, als hij die ooit al had, is weinig meer over’

De Mol stelde toen nog niet zoveel voor.
‘Nee, die was net failliet gegaan volgens mij. Hij werd gered door Willem van Kooten. Maakt allemaal niet uit, maar dan sta je toch even te kijken als, jaren en jaren later, John mijn format verkoopt aan RTL 4. Dat kan hij helemaal niet doen, want het format is van mij. Los daarvan vind ik het ook niet netjes. Dat vraag je toch eerst even? Hij kan mij toch bellen? Ik heb geen geheim nummer, jullie van Nieuwe Revu hebben me ook gevonden.’

U kwam afgelopen zomer bij EndemolShine.
‘Ja, want die maken het nu opnieuw, met die ene presentator, euh, Ruben... Ruben...’

Ruben Nicolai.
‘Nicolai. Vast een aardige jongen, maar die heb ik niet gesproken. Wel drie directeuren. Of vier. Want al die productiehuizen hebben managementlagen waar je niet goed van wordt. En die directeuren zeiden heel plechtig van: “O Meneer Rens, wat erg, hè. Wat erg. Het format is niet meer van u. Dat is van een merkenkantoor!”’

Is dat zo?
‘Welnee. Wat heb ik met een merkenbureau te maken? Maar ik heb het spel meegespeeld. Ik zei ook: “O, wat erg!” Toen ik thuiskwam, heb ik John netjes een brief geschreven.’

En?
‘Niks meer van gehoord.’

Dus?
‘Dus ben ik nu zelf Doet-ie het of doet-ie het niet aan het draaien. Voor een hele leuke regionale omroep in Limburg, TVEllef. Ik heb er net twee opnamen opzitten, er volgen er nog tien. Ja, je kunt denken, regionale omroep, regionale omroep, maar daar zitten de kijkers tegenwoordig. Die hoeven ook geen 18 jaar te zijn. Ik trek een wat oudere doelgroep, dat lijkt me logisch. En ze knallen je op zo’n zender heel vaak in de herhaling. Zit je ook zo op 500.000 kijkers, in totaal, per aflevering. Daar moet je niet op neerkijken, anno 2023, op regionale omroepen. En dat doe ik dus ook niet. Integendeel. Er werken, zeker tegenwoordig, zeer getalenteerde mensen bij die kleinere omroepen. In Hilversum lopen alleen nog maar managers rond. En koopmannen. Die zetten ergens een presentator voor, voor een lullig decor met een lullig format, en dan hopen ze dat ze dat aan het buitenland kunnen gaan verkopen. Daarom zie je ook zoveel Nederlandse tv-persoonlijkheden verkrampt op televisie. Stijf van de zenuwen. Ze staan in een show die ze nauwelijks kennen en die geen ziel heeft.’

Maar u laat uw format toch niet zomaar afpakken?
‘Natuurlijk niet. Ik zat in zo’n item bij Shownieuws, geloof ik. Daarna kreeg ik allemaal lieve reacties van mensen. “Je laat je niet afjatten door die De Mol, hè!” Want iedereen weet zo langzamerhand dat De Mol alles bij elkaar jat. Van zijn goede naam, als hij die ooit al had, is weinig meer over.’

Dus u gaat procederen?
‘Ik kijk wel uit. De Mol heeft een heel leger klaarstaan. Nee, zodra hij mijn programma op de buis brengt, bel ik de politie. Zoals elke burger doet als er iets van hem gestolen is. En dan gaat de politie er maar achteraan. Het is van mij, John gaat ermee vandoor. Volgens mij mag en kan dat niet in een rechtsstaat. Ik plaag John gewoon terug.’

Hoe bent u eigenlijk op het idee gekomen voor Doet-ie het of doet-ie het niet?
‘Ik keek een keer naar televisie. En daar was zo’n paardenspringwedstrijd. En je had zo’n paard dat elke keer leek te denken van: spring ik over die hindernis of loop ik eromheen? Toen dacht ik steeds bij mezelf: doet-ie het of doet-ie het niet? Zo is het geboren. Het is allemaal toeval. Dat is met Meneer Kaktus ook zo gegaan.’

We zijn benieuwd!
‘Ik heb vóór mijn tv-carrière in de zorg gewerkt. We hadden onder andere een zomerkamp in Zeist voor mensen met een verstandelijke beperking. Toen zeiden we mongolen, maar dat mag niet meer. Het waren veelal jonge mensen. Die werden thuis verzorgd en vertroeteld door hun ouders. Maar dat is heel erg zwaar, geloof mij maar. Dus die ouders waren ook blij als ze even vakantie hadden. Daar zorgden wij voor.’

Maar Kweetniet...
‘Ja, dat leg ik nu uit. Ook toen was het in de zorg al kommer en kwel. We hadden één verpleegster op vijftig gehandicapte mensen. Ik probeerde daarom zoveel mogelijk mensen met een mentale beperking zelf te laten eten. Want we konden niet vijftig monden laten voeden door één meisje. Ik zat daarom op een avond nog met één patiënt. Die wilde niet zelf eten, maar hij kon het wel. Ik had mijn pyjama vast aangetrokken en ik was toen dol op van die Italiaanse pyjama’s. Die had ik aan. Maar ik dacht: ik blijf zitten totdat jij gaat eten. En uiteindelijk, hè hè, kijkt die man mij aan en zegt: “Jij bent een kaktus!” En toen ging hij eten. En ik wist, ja, ik ben een kaktus. Meneer Kaktus. Zo is het allemaal begonnen, met Meneer Kaktus.’

En het personage Kweetniet?
‘Komt daar ook vandaan. Van dat zomerkamp. Er liep een jongen rond en als je wat aan hem vroeg, werd hij vuurrood. Hij wist nooit het antwoord. “Moet je plassen?” Geen antwoord. “Wil je wat drinken?” Geen antwoord. Maar hij werd wel steeds vuurrood. Toen dacht ik, hij moet gewoon van tevoren al zeggen: “Kweetniet.” Dan laten ze hem tenminste met rust. Dat heb ik hem gezegd en hij riep toen het hele zomerkamp lang te pas en te onpas: “Kweetniet!, Kweetniet!” Hij leefde helemaal op. Zo is het personage Kweetniet ontstaan.’

Moet De Grote Meneer Kaktusshow niet terug op televisie?
‘Misschien. Ik treed er wel weer mee op, we zijn on the road, we zijn te boeken. Tegen vriendelijke tarieven, want wat je tegenwoordig moet betalen voor een beetje popconcert of voor pak ’m beet De Efteling. Dat kunnen normale, gewone mensen waar wij voor optreden toch niet meer betalen? Dat is absurd, die bedragen. Als wij optreden met De Grote Meneer Kaktus Show dan komt oma mee, dan komt opa mee, tante komt mee, de kinderen die vroeger keken en die nu zelf kinderen hebben. Ze komen allemaal mee. De hele familie. Tien, twaalf man. Daarom vragen wij ruwweg een tientje entree. Met een gratis ijsje in de pauze. Zo blijft het voor iedereen leuk. En het scoort nog steeds. De formule is niet kapot te krijgen.’

Is Kweetniet nog de oude Kweetniet?
‘Kweetniet wordt tegenwoordig gespeeld door Johan Vlemmix. Die doet dat fantastisch. Die kan dat. Het is natuurlijk ook een soort clown van zichzelf. Dat is “de uit te lachen man”, zeg ik altijd. In de goede zin van het woord. En Mevrouw Stemband is nu mijn vriendin Willeke. Willeke is eigenlijk zangeres. Een geweldige zangeres. Ze kan fantastisch zingen. Ze is een soort wandelende jukebox. Ze kent zeshonderd liedjes uit haar hoofd. Ik zit met haar ook in een échte band, de Kaktus Band.’

U had vroeger ook een band.
‘Jazeker, in de jaren tachtig. Ik had drie mongolen, dat mag je dus niet meer zeggen, maar ik bedoel het hartstikke goed hoor, alle drie op drums. De ene voor de harde-klap-op-het-juiste-moment, de andere voor de tegenbas en de derde voor de fill-ins. Dat ging goed, zolang ze elkaar niet in de weg zaten. Als de fill-in de harde-klap-op-het-juiste-moment gaf, werd het ruzie op het podium.’ Rens lacht. ‘Dan moest ik als de donder de boel sussen, anders ging het hele optreden niet verder. Dan sloopten ze elkaar.’

En nu?
‘Nu bestaat de Kaktus Band uit hele goede muzikanten. De band is gevormd rondom basgitarist Gerrit Eikenaar. We zijn al te boeken, maar we hebben het even low profile gehouden. Zo langzamerhand zijn we er klaar voor om te gaan knallen. We swingen de pan uit. Je kunt Meneer Kaktus ook boeken met band. Dan heb je helemaal een mooi feestje.’

‘We gaan het netjes regelen en anders, ik meen het, bel ik gewoon de politie als het op de zender komt. Het moet klaar zijn met dat stelen’

Even terug naar Doet-ie het of doet-ie het niet. Zou u de afleveringen die RTL maakt niet graag zelf willen presenteren?
‘Toen ik de grote shows van Doet-ie het of doet-ie het niet maakte, deed ik alles zelf. Er was wel een regisseur, maar die mocht mij niet onderbreken. Dat haalt de energie weg en die shows waren altijd heel erg energiek. Dat was een van de geheimen ervan, een van de geheimen van het succes. Succes dwing je in grote mate af, al moet je er ook geluk bij hebben. Ik bepaalde heel veel in die shows. Dat kan tegenwoordig niet meer. Op de vloer heb je niks tot heel weinig te vertellen. Ik kan daar slecht tegen. Ik heb dat altijd gehad, dat eigenzinnige. Laat mij mijn gang maar gaan. Maar ik wil wel de hoofdrol hebben.

Ik zal een voorbeeld geven. In de jaren tachtig, ja, zo jong ben ik, komt castingdirector Hans Kemna naar mij toe. Ik zat in mijn kleedkamer, na een optreden als Meneer Kaktus. Helemaal bezweet. Hans omhelst mij en zegt: “Wil jij een rol in mijn film Brandende Liefde?” Ik antwoord: “Ja, maar alleen de hoofdrol.” Dat ging drie dagen achter elkaar zo door. Ik bezweet, Hans die mij omhelsde, na drie dagen stonk hij naar mijn zweet, ik zweer het je. Was ie om. “Oké, oké, jij krijgt de hoofdrol.” Vond ik leuk natuurlijk. Ik heb ook zelf een film gemaakt: Maria.’

O ja, daar was wat mee...
‘Daar is niks mee. Het is een hele leuke film. Hij staat op YouTube. Maar ik financierde ’m door aan het publiek te vragen van tevoren een kaartje te kopen. Dat kostte een tientje. Ik zette twee advertenties, eentje in De Telegraaf en eentje in de Volkskrant. “Hallo, ik ben Peter Jan, ook bekend als Meneer Kaktus. Ik wil graag een film gaan maken en daar heb ik uw hulp bij nodig.” Dat kostte me, die advertenties, pak ’m beet 8000 gulden. Een week later had ik acht ton. Een maand later 1,6 miljoen. Guldens. Konden we gaan filmen. Zei de man van bioscoop Tuschinski in Amsterdam, toen Maria in première ging: “En nou ben je de lul, want aan de kassa verkoop je niks meer.” Dacht ik: shit, foutje gemaakt. Ik na afloop van de eerste reguliere voorstelling naar de kassa. Was er toch een mooie omzet! Wat bleek, mensen hadden dus al wel een kaartje van tevoren, maar ze namen hun man, vrouw of vrienden mee. En die kochten wel een kaartje aan de kassa. Ik heb aan die film niks verdiend, maar ook niks verloren. En zo een droom waargemaakt. Ik ben nooit bang. Ik heb van alles gedaan. Ik heb gigantisch veel tv-programma’s gemaakt. Ik heb ook nergens spijt van.’

Mist u Hilversum niet?
‘Ik heb het geweldig naar mijn zin. We hebben nu een klein studiootje, voor Doet-ie het. Een cameraman en iemand voor het geluid. Een klein, maar razendenthousiast studiopubliek. En we draaien ook weer op locatie. Je kent het wel, van vroeger. Dropvetertje eten. Ik loop een winkel binnen en vraag of ze iets voor me willen doen. Fantastisch. En die studio is een soort clubsituatie. Ik praat, ik zing. Het heeft iets weg van een talkshow. Mijn grote liefde Willeke zingt een lied. Johan Vlemmix komt langs met zijn uitvindingen. Het is heel leuk. Verrassend. Afwisselend. Dit kun je in Hilversum niet meer maken.’

Tot slot. Denkt u nog wat van John de Mol te gaan horen?
‘Weet je, De Telegraaf heeft een item gedraaid over dat jatten. Is niet uitgezonden. Ik denk dan: ja, bij De Telegraaf zit Evert Santegoeds. En die staat via Shownieuws op de loonlijst bij John. Dus die weg loopt ook al dood. Iedereen is bang voor die man, voor John. Ik niet. We gaan het netjes regelen en anders, ik meen het, bel ik gewoon de politie als het op de zender komt. Het moet klaar zijn met dat stelen, door al die producenten. Verzin zelf maar eens iets. En dat, ik geef het je op een briefje en dat zien we ook elke avond op tv: dat kunnen ze niet.’

En terwijl u 72 bent, gaat u voorlopig nog gewoon door, met Doet-ie het en De Grote Meneer Kaktus Show en de Meneer Kaktus Band?
‘Jazeker! Schrijf maar op: ter bemoediging van de mensheid die in Nederland woont!’

Showbizz
  • ANP, NL Beeld