‘Als je kijkt naar wie er in mijn tijd seksuele diensten moesten verrichten, dan ben je morgen nog aan het tellen.’
Hoe klinkt dat, zeventig?
‘Niet te geloven, hè? Ik dacht altijd niet ouder te worden dan dertig. Niet met mijn levenswijze, tenminste. Ik was een echte Black & Decker die roofbouw pleegde op zijn lichaam. Het leven ging hard op mijn twintigste, zeker tijdens de jaren in het theater. Optreden: prima, maar ik wilde ook het busje rijden en meehelpen het licht op te hangen. Procedures, herhalingen, ik ben er altijd gek op geweest. Het voelt bizar om straks een zeventiger te zijn, waardoor ik vijftigers plotseling kan afschilderen als jonkies. Mijn ouders zijn beiden in de negentig geworden, dus ik heb een goed voorland. Elke nieuwe dag is mooi meegenomen.’
Wanneer kwam u voor het eerst in aanraking met televisie?
‘Op 12-jarige leeftijd stond ik op de Wenckebachstraat in Velsen-Noord, waar ik het zwaarste transport over de weg ooit uitzwaaide. Groot vervoer dat staal naar de Hoogovens bracht en waar het NOS Journaal opnames van maakte. Het waren de jaren 60 met op de vroege avond ridder Ivanhoe en daarna ik voor het eerst in beeld. Ik vond het fantastisch, al keek niemand thuis met me mee. Mijn ouders interesseerde het geen bal. Het duurde uiteindelijk tot mijn late twintiger jaren tot ik een stap verder zette en in het Shaffy Theater voorstellingen voor jongeren ging spelen. Daarvoor was ik jarenlang fysiotherapeut en schrijver. Op zolder heb ik nog een metertje of twee slecht eigen werk liggen. Romans, gedichten, dat werk. Op de planken speelden we een soort heftig muziektheater met daarin allerlei seksuele toespelingen waarvoor je nu meteen zou worden vervolgd. Later stortte ik me in Heemskerk op het Spaanse Don Quichot.’
Nog gedonder mee gekregen?
‘Het tegenovergestelde was waar. Na afloop van een van die shows vloog ineens mijn kleedkamerdeur open en stond daar castingdirector Hans Kemna in de deuropening. “Schat, hoe is het met je?” vroeg hij, terwijl hij mijn nog bezwete lichaam omhelsde. Ik had werkelijk geen idee wie hij was, maar andersom wist hij wel van mijn bestaan af. Hans had een kleine docu van de KRO, die me ooit door het land volgde, gezien en bood me ter plekke een filmrol aan. Prima, maar dan wilde ik wel de hoofdrol. Hans wist niet wat hij hoorde, droop snel weer af, maar stond een week later opnieuw voor mijn neus. Die hoofdrol was voor elkaar, naast Monique van de Ven in Brandende Liefde. Later heeft Kees Prins mijn scènes nog moeten nasynchroniseren, waardoor ik wel te zien, maar niet te horen was. De opnames waren stevig uitgelopen en het verplichte inspreekwerk in de studio daarna paste daardoor niet meer in mijn agenda. Ik moest het theater weer in. Kees heeft toen voor 5000 gulden de helpende hand geboden. Had ik in de bioscoop ineens een keurige stem in plaats van een ruige.’
Hans Kemna raakte jaren later in opspraak door de MeToo-beweging. Hoe ziet u dat?
‘Iedereen heeft zijn of haar eigen manier van werken, en door de jaren heen veranderen morele principes. In mijn tijd maakte het niet uit of je homo, hetero, transgender of wat dan ook was. Mannen deden het ook gewoon met mannen, vrouwen met vrouwen en collega’s onderling net zo goed. Als je kijkt naar wie er toen in Hilversum en Amsterdam allemaal seksuele diensten moesten verrichten, dan ben je morgen nog aan het tellen. Niet dat sommigen zich alleen per se voor een auditie moesten uitkleden, het zat in z’n algemeenheid erg ingebakken. Ook in andere branches, precies zoals we het kennen uit de film. Jezelf “omhoog neuken” werd niet als zodanig benoemd, het gebeurde gewoon. Ikzelf heb dat nooit hoeven doen omdat mensen vaker van mij afhankelijk waren dan andersom. Ik heb het ook nooit aangeboden gekregen. Het tijdsbeeld is inmiddels zodanig veranderd dat dit niet meer kan. Een scène waarin ik als meneer Kaktus in de broek van Kweetniet zit was toen grappig, maar nu ongepast.’
U produceerde dat allemaal zelf, nietwaar?
‘Eerst bij Veronica, later bij de VARA, nadat Tineke de Nooij me als eerste de kans had geboden het op landelijke televisie te laten zien. Radioman Willem van Kooten introduceerde me in die tijd, eind jaren 80, bij John de Mol, die het helemaal wilde gaan maken in tv-land. Met hem wilde ik de show Doet-ie ’t Of Doet-ie ’t Niet? optuigen, maar omdat John toen nog in het “foute kamp” van de nieuwe commerciëlen zat, mocht hij absoluut niet bij de publieke omroep gezien worden, laat staan ervoor werken. Presentatoren van beide kampen mochten zelfs niet in hetzelfde camerashot verschijnen. Zo ontstond de bizarre situatie dat ik met toenmalig interim-directeur Rients Slippens op het VARA-kantoor aan tafel zat en John, buiten in de tuin en schuilend voor de regen onder een grote boom, moest wachten tot wij klaar waren. Toen het akkoord voor het programma erdoor was en ik zei dat ik John buiten had zien staan, kreeg Slippens een enorme lachkick. We mochten het samen gaan doen, als we er maar niet te veel publiciteit aan gaven. In 1989 wonnen we de Gouden Televizier-Ring, de eerste voor John.’
Herman Brood vroeg of hij even in de borsten van mevrouw Stemband mocht knijpen. Vond ze geen probleem
Een totaal andere tijd...
‘Niet te geloven. Alles kon, alles mocht en veel lukte ook. Voor U Bent Aan de Beurt gaf oud RTL-programmadirecteur Bert van der Veer ons zes weken voor de eerste uitzending groen licht, en mijn talkshow Rens Late Night is er gekomen omdat ik aan de krant alvast maar een interview erover had gegeven. “Het is in september op de buis,” zei ik tegen die journalist, terwijl het nog nergens in de schema’s stond. Toen kon RTL geen kant meer op. Honderd afleveringen hebben we gemaakt, al was ik er liever nog wat langer mee doorgegaan en een soort David Letterman geworden. Wat een fantastische tijd heb ik toen beleefd met Herman Brood, die te gast was en voor de uitzending vroeg of hij even in de borsten van mevrouw Stemband uit De Grote Meneer Kaktus Show mocht knijpen. Vond ze geen probleem. Of Jos Brink die, vijf seconden voor aanvang van onze live-kerstshow opmerkte dat mijn hond het schaap van de levende kerststal in de studio aan het aanduwen was. Daar maakten we meteen het openingsshot van. “Ach god, wat een heerlijke kerstgedachte,” lachte Jos. Ook hebben we weleens een stelletje zwervers uitgenodigd en hen de hele dag aan het eten en de drank gezet. Verschenen ze stomdronken in de uitzending, terwijl ik met een Amerikaanse artieste op camera hasj en wiet rookte.’
Bent u weleens op een besluit teruggekomen?
‘Ik geloof dat we van Doet-ie ’t Of Doet-ie ’t Niet wel zes keer afscheid hebben genomen. Na elke zomer zei RTL echter: “Ach, zou je toch niet nog één seizoentje willen maken?” René Froger is daardoor ook wel zes keer opnieuw zijn afscheidslied komen zingen en zes keer was ik zogenaamd diep ontroerd. We zaten in een soort f low waarin niets te gek was. Als ik nu een redactie op loop, zie ik de angst in de ogen van al die redacteuren. Ze mogen wel meepraten, maar moeten zich strikt aan het protocol houden. Televisie is ontzettend saai en voorspelbaar geworden, omdat niemand nog iets durft te zeggen dat afwijkt van de publieke opinie.’
Waar ging het mis tussen u en John de Mol?
‘Gaandeweg verzamelde hij steeds meer directeuren en managers om zich heen, en daar wordt geen mens frisser van. Ik weet zeker dat hij met mij aan zijn zijde een stuk gelukkiger was geworden. Maar, eerlijk is eerlijk, ook een stuk armer. We hebben wat afgelachen samen, maar ons contact verwaterde langzaam toen een van zijn directeuren aangaf dat een gesprek met John voortaan via hem geregeld diende te worden. En dat terwijl ik daarvoor nog avonden lang in zijn villa boterhammen met hagelslag en pindakaas met hem had gegeten. Met de reallifesoap die ik samen met Virginia maakte, had hij niets meer te maken. Dat programma is uiteindelijk ook van de buis gehaald vanwege te lage kijkcijfers in de doelgroep. Als het echter op RTL 4 te zien was geweest, wat aanvankelijk de bedoeling was, had het veel beter gescoord. Kijk naar de familie Meiland op SBS, dat werkt toch ook? Virginia en ik zijn in ons programma altijd redelijk onszelf gebleven. Ik denk dat maar zo’n 20 procent is aangezet om de kijker een beetje te pleasen. Virginia wat geïrriteerder, ik wat laconieker, het leverde boeiende televisie op.’
U bent zo groot geweest en eindigt dan, met alle respect, in projectjes met Johan Vlemmix. Waarom doet u dat?
‘Dat heeft te maken met pikorders en het feit dat ik me daar nooit iets van heb aangetrokken. De gekken, de zotten en de narren die duizenden ideeën hebben en allemaal mislukken. In Engeland worden die geëerd, maar in ons land denkt men nog steeds in A- en B-artiesten. Kijk naar iemand als Henny Huisman, die fantastische dingen heeft gemaakt, maar nu ziet dat iedereen de spot met hem drijft, puur en alleen omdat hij nog zo graag wil. Wat is daar mis mee? Carrièreplanners adviseren je om bepaalde mensen uit je leven te bannen, maar dat is onzin. Joop Doderer, ik mis hem nog bijna elke dag, was groot en zal dat ook altijd blijven. Mijn moeder, niet slechts een lieve vrouw, maar simpelweg de allerbeste, zal dat ook altijd blijven. In Nederland zegt men dat ik groot ben geweest, maar iemand die prijzen en hoge kijkcijfers heeft gescoord, zal altijd groot blijven. Het gaat er namelijk ook om wat je achterlaat.’
De ene helft zal zeggen: ‘die uitmuntende presentator’, de andere helft: ‘die oude knar die er met een jonge griet vandoor ging’. Doet het u pijn dat men het soms zo zwart-wit ziet?
‘Met beide stellingen is niets mis, maar ik zie mezelf nog steeds als dat 12-jarige jongetje dat staat te zwaaien op televisie. Ik weet voor mezelf hoeveel De Grote Meneer Kaktus Show en Geef Nooit Op teweeg hebben gebracht. Dat laatste mag op mijn grafsteen, want ik heb zelf de moed ook nooit opgegeven. Als je eens weet hoeveel volwassenen me nu aanspreken op het feit dat ze als kind in hun pyjama voor de televisie zaten en zich voortdurend afvroegen wat er toch in die vierkante bak zat waar we wekelijks in sprongen. Er lag uiteraard een matras, maar die kids stonden erboven alsof het the holy grail was. Tien, twintig keer opnieuw in die bak springen. Poppenkast was het. Of het meisje achter het gehakt in de Lidl dat ineens tevoorschijn schiet en vraagt of ik haar nog ken. In 1990 had ze namelijk tijdens een proefopname op de derde rij van achteren gezeten. “Als ik heel goed nadenk, dan zie ik je nog zitten,” zeg ik dan maar. Het feit dat het allemaal zoveel teweeg heeft gebracht en ik nog steeds die aardige reacties krijg, dat is mijn voeding om verder te leven. Als je succes hebt, krijg je een soort godsgevoel, maar in mijn geval wel altijd in positieve zin. Dat waren mijn Pietje Bell-jaren, waarin ik heb gelachen en we onszelf vooral niet al te serieus namen. Dat we potverdorie torenhoge kijkcijfers scoorden, was ook gewoon mazzel hebben op het juiste moment. Niet omdat je God bent. Voor mij is dat al reden genoeg om zeer tevreden terug te kijken. Moet ik dan nu nog zoveel meer? Het is toch ook een keer genoeg? De volgende generatie is aan zet.’
Hoeveel verdiende u in uw hoogtijdagen?
‘Alleen al met die Haribo-reclames twee miljoen gulden per jaar. Dat leverde het meest op van allemaal, ook omdat ik het allemaal zelf produceerde. Echt de beste deal die ik ooit heb gemaakt. Veel van mijn geld stopte ik in huizen rondom het Vondelpark, die ik opknapte en later weer doorverkocht. Ook ging ik reizen en wonen in India en Thailand. Op die laatste plek had ik rijstvelden met koeien en betaalde ik een vrouw om die beesten elke dag mee uit wandelen te nemen.
Ik onderhield een gezin met acht kinderen, gewoon omdat ik het die kids gunde om te kunnen gaan studeren. In China en later Los Angeles ging ik televisie maken en adviseerde ik zakenmensen aan wie John Big Brother verkocht, zonder dat hij daarvan af wist. Twee journalisten van Nieuwe Revu zijn zelfs nog naar me toe gevlogen om undercover uit te zoeken of ik de boel daar niet aan het bedonderen was. Toen ik daarachter kwam, heb ik hen meteen overgeplaatst naar een duurder hotel en uitgenodigd in een karaokebar in Shanghai. Daar gaven ze toe wat de werkelijke reden was van hun komst. Waarom zou ik in hemelsnaam de boel faken? Kom op, zeg!’
Waarom kwam u jaren later dan wel met schulden terug in Nederland?
‘Ik heb twee keer een zware klap gehad. De eerste kwam in 1998 na een akkefietje met de Belastingdienst. Ze beweerden dat ik niet met De Mol samenwerkte, maar bij hem in dienst was. Wilden ze me alles wat ik in een jaar verdiende ineens als loon laten afdragen. De tweede keer was ten tijde van de bankencrisis. Ik had een deal gesloten in Amerika, maar het vervolg daarop liet door de economische situatie lang op zich wachten. Mijn schuld liep daardoor op, waarna de bank uiteindelijk de stekker eruit trok. Ik was zakelijk failliet. Later kreeg ik, nota bene live aan tafel bij Knevel & Van den Brink, ook nog eens te horen dat ik persoonlijk failliet was verklaard. De staatssecretaris van Financiën, die toevallig tegenover me zat, vertelde me dat ik op dat moment niets meer kon doen. Mijn rekeningen werden leeggehaald, ik had geen auto meer, advocaten trokken hun handen van me af, kortom: ik was compleet de lul!’
Blijf dan maar eens positief.
‘Ik wilde ondanks alles niet zeuren. In mijn ziekenhuisverleden heb ik mensen meegemaakt die met ergere zaken moesten dealen. Ik was een showgast, had een grote speeltuin en was deze kwijtgeraakt. So what? Ook dan ben ik vanbinnen weer dat jongetje dat staat te zwaaien. Het leverde me echter een stigma op waar ik nooit meer vanaf kom. In talkshows wordt me er steeds opnieuw naar gevraagd, waardoor ik ook vrijwel geen interviews meer geef. Soms word je gewoon gepakt, terwijl de banken verdomme die hele crisis hebben veroorzaakt, maar er later wel het meest aan verdienden. Zij mogen weer vrolijk zijn, mag ik dat dan ook? Ik weiger alsmaar gestraft te blijven worden. Als ik al een fout heb gemaakt, dan komt dat door mijn vreselijke gebrek aan mensenkennis.’
Is dat zo?
‘Ik kan, bij wijze van spreken, de koffiejuffrouw nog tot directeur benoemen als ik in haar geloof. Een vriend zei mij ooit: “Peter Jan, je haalt fantasie en realiteit zodanig door elkaar, dat je dingen gaat doen die geweldig kunnen zijn als ze ook daadwerkelijk lukken.” Ik onderneem daarom nog steeds van alles, zonder dat het per se het grote publiek hoeft te bereiken. Ik schreef een roman en mijn moeder las het voordat ze stierf. Ze vond het prachtig en daarmee was het goed. Ook oefen ik Spaanse melodieën op de gitaar, maar ik berg ’m op zodra er bezoek komt. Ik geniet van mijn dochters, maar trek me er niks van aan wat sommige mensen daarvan vinden. Op die manier kan ik op een gelukkige manier heel oud worden. Ik drink niet, doe niet aan drugs en ben daardoor heel helder naar de mensen in mijn omgeving. Ik heb in de loop der jaren genoeg mensen kapot zien gaan en dat wilde ik bij mezelf altijd voorkomen. Bij Stadsradio Amsterdam lagen voor elke uitzending de lijntjes coke klaar op de plexiglas kap van de platenspeler. Ik heb het altijd geamuseerd aangezien, maar zag ook hoe er bij deze collega’s op latere leeftijd gaten in hun geheugen werd geslagen door alzheimer. Dat lot is mij gelukkig bespaard gebleven.’
Ik weet zeker dat John de Mol met mij aan zijn zijde een stuk gelukkiger was geworden. Maar, eerlijk is eerlijk, ook een stuk armer
Op naar de tachtig, dus?
‘Als het aan mij ligt wel. Als vader en als meneer Kaktus, die me ook nu nog energie geeft. Niet lang geleden mocht ik in die rol de Ziggo Dome toezingen tijdens een evenement van Chantal Janzen. Haar kende ik nog van die dag dat ze voor ons programma bij ons bleef slapen. Buiten in de caravan, waar stomtoevallig de luiers van mijn dochtertje in een kastje lagen. Toen ik ’s nachts dat ding instapte om er een paar te pakken, dacht zij dat ik wat anders kwam doen. “Ik dacht het niet, hè,” lachte ze. Op dat grote podium keek ze me heel even aan met een blik waar respect uit sprak. Respect voor wat ik gemaakt heb, net als dat ik dat omgekeerd ook aan haar liet blijken. Als je dan vervolgens het publiek vol enthousiasme ziet meedoen, dan maakt dat me een blij mens. Erkenning en herkenning, het is als benzine voor me. Daarom heb ik ook besloten om opnieuw met een Kaktus-show het land in te trekken.’
NIEUWE REVU ONTMOET PETER JAN RENS
Waar? Bij hem thuis in Tiel. Wanneer? Daags nadat hij en zijn ex-vrouw Virginia van Eck hun breuk hadden aangekondigd. Laatstgenoemde verliet haar ‘meneer Kaktus’ voor een vrouw. Verder nog wat? Iedereen is welkom bij Peter Jan, al stelt hij daarbij wel zijn prioriteiten. Naast de deur hangt een bordje met de tekst: ‘Gasten welkom, onkruid op afspraak.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- HH