Premium

10 jaar na het IS-bloedbad: 'Jezidi's vertrouwen niemand meer'

IS richtte op 3 augustus 2014 een bloedbad aan onder de Jezidi-gemeenschap van de Iraakse stad Sinjar. Degenen die 10 jaar geleden wisten te ontkomen, vrezen nog steeds voor het lot van hun geloofsgenoten.

IS-bloedbad

Begin augustus 2014 executeerden bloeddorstige en nietsontziende jihadisten duizenden jezidi-mannen en ontvoerden hun kinderen en vrouwen om ze tot slaven en seksslavinnen van het gevreesde kalifaat te maken. IS mag dan inmiddels verdreven zijn uit de regio van Sinjar, maar daarmee is de genocide nog niet over. In de VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Europa bouwen veel jezidi-vluchtelingen nog steeds aan een betere toekomst voor henzelf en voor de volgende generatie die ernstig geslonken is door de moordlust van Da’esh, zoals de jezidi’s IS noemen.

Het valt voor hen nu niet mee om, volgens hun tradities, al hun religieuze normen en waarden mondeling door te geven nu tienduizenden leden van hun ooit zo hechte groep naar het buitenland zijn uitgeweken en een ander deel nog steeds in tentenkampen in Syrië en de Koerdische regio van Irak zit. Deze veelal getraumatiseerde vluchtelingen hebben nog niet de kans gehad om zelfs maar aan een andere toekomst te denken sinds IS het strijdtoneel verliet, druk als ze zijn met overleven. Ze worden niet alleen blootgesteld aan extreme weersomstandigheden, ook de water- en sanitaire voorzieningen zijn vaak ontoereikend. Naast de vluchtelingen is er ook een groep jezidi’s dat in Irak in gedeeltelijk verwoeste woningen, in leegstaande gebouwen of in gehuurde onderkomens woont. Verder zijn, na de overwinning op IS, zo’n drieduizend vrouwen en kinderen nooit meer teruggevonden. Men gaat ervan uit dat zij nog steeds verspreid in gevangenschap zitten in Syrische huishoudens of dat ze zijn vermoord.

De gevluchte Laila Saido leeft met haar gezin in Velp. Rechts zoon Faraj.

Of deze eeuwenoude gemeenschap zich zal kunnen herstellen, na deze zoveelste poging in de geschiedenis om hen uit te roeien, is de grote vraag. Voor het voortbestaan van de doorgaans vredelievende en kwetsbare jezidi’s wordt nog steeds gevreesd.

Doodsangst

In juni 2014 overdonderde Islamitische Staat het Iraakse leger met een groot offensief in Mosul, de op twee na grootste stad van Irak die net buiten Iraaks-Koerdistan in het noordoosten van het land bij de grens met Turkije ligt. De Iraakse soldaten namen in doodsangst de benen en hun in de haast achtergelaten, veelal uit Amerika afkomstige wapens, werden direct door de gretige jihadistische IS-militanten in gebruik genomen. In drie weken tijd veroverden ze vervolgens een derde van Irak.

Na Mosul moesten ook de steden Tikrit, Baji en Tel Afar eraan geloven, waarna het kalifaat zich razendsnel uitbreidde in de richting van Sinjar en het omliggende gebergte in Noordwest-Irak. In dit gebied is al eeuwenlang een grote jezidi-gemeenschap woonachtig, een etnische en religieuze Koerdische minderheid die een totale populatie heeft van zo’n twee miljoen mensen die hoofdzakelijk in het noorden van Irak te vinden zijn en waarvan kleinere groepen zich ook verspreid hebben over Iran, Turkije en Syrië.

Toen het kalifaat in grote vaart oprukte richting Sinjar dachten de jezidi’s uit dit gebied eerst aan vluchten, maar omdat de Peshmerga – de strijdkrachten van Iraaks-Koerdistan – de stad beschermden en de soldaten overal in de stad patrouilleerden, voelden de jezidi-burgers zich veilig genoeg om te blijven. Hoewel Sinjar onder de regering in Bagdad viel, was de bewaking van de stad een taak van de Koerden en de Peshmerga stonden bekend als betrouwbaar en daadkrachtig. Al snel echter zouden de jezidi’s het vertrouwen in hun beschermers in één allesverwoestende klap verliezen.

Op 2 augustus 2014 zochten de jezidi-gezinnen in Sinjar en omgeving na een warme dag de koelte van hun huizen op. Tegen de schemering werd er in de beslotenheid van de woningen nog lang gepraat over de naderende dreiging van IS voordat de bewoners hun bed opzochten. In het holst van de nacht, toen de meeste families nog sliepen, reden IS-strijders Sinjar binnen zonder enige vorm van verzet van de Peshmerga die later verklaarden dat ze compleet waren overrompeld en geen kans hadden gezien om de burgers te waarschuwen. Sommige jezidi’s hadden nog de kans om te vluchten, maar de zwaarbewapende IS-troepen zwermden al snel uit over de hele stad terwijl zij de bewoners bevolen om in hun huizen te blijven en om zich te bekeren tot de islam. Wie dit weigerde, werd ter plekke doodgeschoten. Jezidi’s die in omringende dorpen woonden, werden nog snel gebeld door familie en vrienden uit Sinjar die ze waarschuwden voor het dreigende gevaar.

Sommige jezidi’s zijn kritisch over de uit gevangenschap of slavernij teruggekeerde vrouwen.

IS kidnapte tijdens deze inval 6470 jezidi-vrouwen en hun kinderen. Zij werden door de gevreesde terreurgroep naar slavenmarkten en bordelen in Mosul en andere steden gebracht, waar ze werden verkocht aan de hoogste bieder. Deze seksslavinnen werden door de IS-vrouwen bespot, mishandeld en vernederd en door de mannen ontelbare keren op beestachtige wijze verkracht.

Veilig in Velp

De uit Irak afkomstige jezidi’s Laila Saido (45) en haar zoon Faraj (21) woonden in Snune – een stadje halverwege Sinjar en de grens met Syrië – en zij ontvluchtten deze regio op de dag dat IS de stad Sinjar binnenviel. In hun woning in Velp praten zij over de gebeurtenissen van augustus 2014 en over de gevolgen die dat had voor hun familie en hun geloofsgemeenschap.

Moeder Laila zit naast haar zoon Faraj op een groot zwart bankstel in een mooi rijtjeshuis in Velp, waar zij met haar man en drie zoons sinds 2018 woont. Het gezin kwam in 2017 naar Nederland omdat hun woonplaats in Irak niet meer veilig bleek te zijn voor jezidi’s na de brute inval van IS in Sinjar. Het hele gezin heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit verkregen en met name Faraj spreekt de taal van zijn nieuwe land alsof hij er is geboren. Vloeiend vertaalt hij het verhaal wat zijn moeder vertelt over de verschrikkingen en het verdriet wat zij en haar gezin doormaakten.

‘In Snune werkte mijn man bij de politie. Hij had veel contacten en sommigen hadden hem gewaarschuwd om zich voor te bereiden om te vluchten naar Koerdistan op 3 augustus 2014,’ vertelt de blonde vrouw. ‘Hij moest de hele familie bij elkaar brengen, want IS had plannen om ons stadje binnen te vallen en de jezidi’s uit te roeien. We woonden daar vredig en rustig. Vrouwen en kinderen wisten niets over IS, de mannen wel.’

IS kidnapte tijdens deze inval 6470 jezidi-vrouwen en hun kinderen. Zij werden door de gevreesde terreurgroep naar slavenmarkten vervoerd

Zoon Faraj vult aan: ‘Mijn vader en mijn ooms wisten een dag eerder van de inval. Mijn vader heeft iedereen die hij kon bereiken in onze stad gewaarschuwd en hij heeft in de tussentijd twee grote politieauto’s geregeld. Daar konden vier mensen voor in de cabine zitten en elf volwassenen in de achterbak op de vloer. Mijn vader had de sleutels van die auto’s, dus hij kon ze zo meenemen. Niemand durfde daarna verder nog naar dat politiebureau omdat ze bang waren dat IS daar al zou zitten, dus alle andere politiemensen moesten verder ook vluchten zonder vervoer. Mijn familie is zo groot, ik kan zelfs niet tellen hoeveel mensen er deel van uitmaken. Mijn opa is vier keer getrouwd, dus dat waren echt grote gezinnen. Mijn vader zei dat we heel vroeg in de ochtend moesten klaarstaan en dat we alles voor die tijd moesten voorbereiden,’ herinnert Faraj zich.

‘De dag erna kwam de hele familie heel vroeg bij elkaar. We hadden alleen onze belangrijkste spullen zoals ons ID-bewijs en drinkwater bij ons. We mochten niets vergeten, want we kwamen niet snel terug, dachten we. Mijn vader telde iedereen, daarna reden we van ons dorp richting Syrië. We waren anderhalve dag onderweg. Mijn oom had een goede vriend in Koerdistan die gewerkt had voor de Peshmerga. Zij waren goed voor ons. Ze hadden een grote zaal voor bruiloften en feesten en daar konden we in met de hele familie. Ze hadden daar een soort kamertjes ingericht. Alles regelden ze voor ons. Wij zijn daar twee jaar gebleven zodat we niet naar de overvolle vluchtelingenkampen hoefden. We mochten daar blijven tot het in ons dorp veilig genoeg zou zijn om terug te gaan.’

Honger en dorst

Moeder Laila luistert zichtbaar geëmotioneerd naar haar zoon en zegt: ‘Niet iedereen werd op tijd gewaarschuwd en er waren duizenden mensen die naar de bergen gingen, aan de andere kant van Sinjar. Ze moesten lopen, auto’s hadden ze niet. Niemand had voldoende eten en drinken mee, waardoor kinderen en volwassenen zijn gestorven van honger en dorst omdat ze er niet weg konden. Ze zaten gevangen in het gebergte, want IS zou ze er nooit levend uit laten komen. Ze moesten daar maanden blijven en konden niet communiceren of om hulp vragen. Hele gezinnen stierven daar de hongerdood. Kinderen en vrouwen die toch probeerden weg te komen, werden meegenomen, oudere mensen werden onthoofd en mannen werden doodgeschoten.’

‘Kinderen en vrouwen die toch probeerden weg te komen werden meegenomen, oudere mensen werden onthoofd en mannen werden doodgeschoten’

Laila haalt diep adem en met betraande ogen kijkt ze naar haar zoon die verder vertelt. ‘Ongeveer twee weken na onze vlucht, op 14 augustus, viel IS het dorpje Kocho, ten zuiden van het Sinjar-gebergte, binnen. Sommige inwoners konden nog vluchten, maar omdat deze afgelegen jezidi-gemeenschap niet was gewaarschuwd voor IS werd bijna iedereen in het dorp vermoord of ontvoerd. Op die dag werden alle resterende inwoners van Kocho, zo’n 1200 mensen, door IS in de dorpsschool gejaagd. De families werden van elkaar gescheiden. Vrouwen en kleine kinderen moesten naar boven gaan, mannen en oudere jongens bleven beneden. Die laatsten werden door de zwaarbewapende IS-strijders in groepjes mee naar buiten genomen en daar doodgeschoten. Zeker vierhonderd mannen en jongens werden die dag bij het schooltje vermoord. Dit was massamoord.’

De jonge meisjes van Kocho tussen 13 en 16 jaar en hun moeders werden ontvoerd en tot seksslaaf van IS gemaakt. Jongens ouder dan 7 jaar werden ook meegenomen en werden in trainingskampen van IS opgeleid tot strijders en zelfmoordterroristen. Faraj: ‘In Kocho woonden ook tantes en zussen van mijn moeder. Vijf van hen konden vluchten en wonen nu in Duitsland. Mijn tante was dokter, ze werkte als chirurg in het ziekenhuis in Kocho. IS heeft haar eerst gedwongen om als dokter voor hen te werken, later is ze vermoord, net als haar man. Een 12-jarig neefje van mij is uit het dorp verdwenen tijdens de inval en we weten niet waar hij is. Niemand weet iets over hem. We denken dat alle kinderen zijn meegenomen en getraind om voor ze te werken. Maar alle dode mensen zijn nog lang niet gevonden, dus misschien vinden we hem ooit in een massagraf.’

Jezidi’s op de vlucht.

Geen toekomst meer 

Na twee jaar keerde de familie Saido vanuit de schuilplaats in Syrië terug naar hun woonplaats Snune, maar toen ze er eenmaal waren, besloten ze om voor een andere en vooral veiliger toekomst te kiezen. Faraj herinnert zich de dag van aankomst in hun stadje nog heel goed. ‘IS was verdreven, maar het voelde nog heel onveilig en er kon elk moment weer iets gebeuren. We hadden een tante die al naar Nederland was gevlucht en mijn broertje is toen een jaar bij haar gaan wonen. Na dat jaar zijn wij met zijn allen naar Nederland gekomen. De jezidi’s vertrouwen niemand meer. Er was geen toekomst meer voor ons in onze streek. De scholen waren weg, alles lag in puin, er was geplunderd en alles was vernield. IS had in onze bedden geslapen en ze konden elk moment weer terugkomen. Dit was nooit meer een goed en veilig thuis voor ons geworden,’ zegt Faraj met verstikte stem.

‘Onze oude buren en duizenden anderen zijn vermoord en nog steeds niet teruggevonden. Er wonen nu wat militairen, maar de jezidi’s zijn verdwenen. Het was ons dorp, ons land. IS was van plan om ons uit te roeien en van de jezidi’s die ze konden gebruiken, wilden ze moslims maken. Ons oude geloof is niet bekend in de wereld. We zijn een kleine, vredelievende gemeenschap en hebben niets met oorlog en geweld te maken. Ons geloof helpt ons er doorheen. Hier in Nederland wonen gelukkig meer jezidi’s, ook mensen uit ons oude dorp. We zien elkaar vaak en dat is fijn. Hier zijn we goed geholpen en Nederland is goed voor ons, nog steeds. Ik ben heel gelukkig in Nederland,’ zegt Faraj terwijl er weer een grote glimlach op zijn gezicht verschijnt.

Islamitische Staat had het demonische plan om alle jezidi-mannen uit te roeien en alleen een aantal jonge mannen tot de islam te bekeren om ze daarna als slaven te misbruiken. Duizenden volwassen mannen werden direct afgeslacht en in massagraven gegooid. Een deel van de mannen die zich in de bergen verscholen, konden ontsnappen nadat strijders van de Koerdische Arbeiderspartij PKK/YPG een corridor vrijmaakten waarbij ze werden ondersteund door Amerikaanse bombardementen. De bevrijde mannen werden ondergebracht in opvangkampen. De meeste vrouwen die door IS tot slaaf werden gemaakt, hebben geen man meer na de massamoorden. In Sinjar zijn inmiddels al tientallen massagraven ontdekt en men vreest dat er nog meer aangetroffen zullen worden.

Voor sommige vrouwelijke jezidi’s is de toekomst uitzichtloos.

In 2015 werd Sinjar ingenomen door Koerdische troepen terwijl met de hulp van de VS zware luchtaanvallen werden uitgevoerd. Vanaf 2017 moest IS steeds meer terrein prijsgeven aan een coalitie van westerse landen, de Iraakse Koerden en het Iraakse leger, maar desondanks zijn er tot op de dag van vandaag nog steeds terreurcellen van IS actief in de regio. Zo’n drieduizend vrouwen en kinderen werden inmiddels gered uit de wrede klauwen van het kalifaat, maar het lot van duizenden andere ontvoerde jezidi’s is onbekend en van hen is nog geen spoor gevonden. In het begin kreeg de genocide veel aandacht in de media, maar nu druppelen er alleen af en toe wat berichten door als het weer is gelukt om een jezidi te redden uit de duistere wereld van IS.

Genocide 

Onder meer het Europees Parlement, de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden bestempelden in 2016 de IS-wreedheden tegen jezidi’s, maar ook die tegen christenen en andere minderheden, als eerste als genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Op 6 juli 2021 volgde ook onze Tweede Kamer toen een meerderheid instemde met een motie van Anne Kuik van het CDA. In de zomer van 2023 werd door twee Kamerleden van GroenLinks-PvdA een motie ingediend om actie te ondernemen en hulp te bieden aan de jezidi-gemeenschap en in oktober 2023 werd die motie Kamerbreed aangenomen. Tot op heden is er echter niets ondernomen.

Sinds september 2021 bestaat in Irak de wet ‘overlevende jezidi’s’ en volgens deze wet kunnen vrouwen, maar ook mannen die aan de massamoordpartijen van IS wisten te ontkomen, zich melden waarna zij geholpen zullen worden om hun leven weer op te bouwen. In de wet worden ook toezeggingen gedaan aan de hele jezidische gemeenschap en er wordt gesteld dat de schuldigen aan de genocide zullen worden gestraft en dat er zal worden gezocht naar vermisten. Ook zullen er volgens de nieuwe wet massagraven worden geopend en onderzocht. Deze wet stelt dat er gerechtigheid zal komen, maar volgens onderzoekers zet de Iraakse regering zich daar helemaal niet voor in. Er is geen internationaal onderzoek naar de misdaden van IS, de schuldigen worden alleen vervolgd voor terrorisme en ze worden opgehangen zonder dat de rol die zij in de genocide hadden onderzocht wordt.

‘Sinjar is voor 70 procent verwoest, mensen hebben geen huis meer. Er zijn geen faciliteiten, geen ziekenhuizen, weinig scholen, want de artsen en leraren zijn ook gevlucht’

Ondertussen zitten tien jaar na de inval in Sinjar nog duizenden vrouwen en meisjes in kampen. Ze werden destijds ontvoerd naar het kalifaat en wisten later te ontsnappen of werden bevrijd. Deze IS-slachtoffers kampen bijna allemaal met ernstige psychische problemen en trauma’s zoals PTSS. Zonder begeleiding en professionele hulp komen zij daar nooit meer uit en die hulp is er niet genoeg. Het zelfmoordpercentage onder alle overlevende jezidi’s is enorm hoog en dat is mede omdat hun situatie uitzichtloos is en zij weerloos moeten toekijken hoe hun verkrachters en beulen niet worden berecht voor het leed wat hen is aangedaan. Omdat ze geen toekomst zien, kiezen velen ervoor om uit het leven te stappen en zo worden zij eveneens slachtoffers van dezelfde genocide.

Totale uitzichtloosheid

In een interview met De Nieuws BV van BNNVara zei Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, in april 2024 het volgende over de huidige situatie van de jezidi’s: ‘Vrouwen werden vaak verkocht van de één naar de ander en zij hebben daarvan meerdere kinderen gekregen. Die kinderen zijn gedwongen achtergelaten door de jezidi-moeders omdat de jezidische gemeenschap kinderen die uit verkrachting komen niet accepteert en de Iraakse overheid deze kinderen ook niet accepteert en ze automatisch registreert als zijnde islamitische kinderen. Omdat de jezidische gemeenschap zo kapotgemaakt is door een islamitische terreurgroep kunnen die kinderen niet opgenomen worden bij de jezidi’s.’

‘En dan blijft ook de vraag: hoe gaan de mannen om met vrouwen en meisjes die door IS zijn misbruikt? Deze jezidi-vrouwen worden weliswaar geaccepteerd, maar niemand zal ooit nog met hen willen trouwen. De meeste jonge vrouwen blijken echter zo getraumatiseerd te zijn dat het huwelijk het laatste is waar zij aan denken...’

Faraj Saido.

Verder heeft het volgens Ceelen alles te maken met totale uitzichtloosheid: ‘De Iraakse overheid heeft besloten dat de kampen dicht moeten, maar deze mensen kunnen nergens naartoe. We kunnen ons niet veroorloven om met onze rug tegen de muur maar af te wachten of er nog iets gaat gebeuren. Er is hulp nodig. Het is die situatie die de mensen in de kampen houdt, maar ze hebben ook niets om naar terug te keren. De plaats Sinjar is voor 70 procent verwoest, mensen hebben geen huis meer. Er zijn geen faciliteiten, geen ziekenhuizen, weinig scholen, want de artsen en leraren zijn ook gevlucht...’

Sinjar wordt om politieke redenen niet herbouwd en de vraag is of dat in de nabije toekomst nog gaat gebeuren. De wederopbouw van het gebied zal hoe dan ook nog lang duren. En dan blijft het gevaar altijd op de loer liggen dat het opnieuw misgaat. Ceelen: ‘De lokale machthebbers laten de jezidi’s wel terugkeren, maar houden de terugkeer van het eveneens gevluchte soennitische deel van de bevolking tegen. Zij worden als medeplichtig aan de IS-terreur gezien. Ik begrijp de emotie, maar soennieten verbieden om terug te keren, kan ook weer een voedingsbodem zijn voor nieuw geweld.’

Volgens de Koerdische regering zijn er rond de honderdduizend jezidi’s naar het buitenland vertrokken en men vreest dat er over twintig jaar geen jezidi meer te vinden zal zijn in Irak.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Misdaad
  • Ida van Dam, YouTube