Luuk Koelman

Luuk Koelman: 'Ooit was Pieter Omtzigt De Geroepene, maar is nu vooral het watje van Den Haag'

'Binnen het NSC zagen ze ook al aan Omtzigt zijn stoelpoten. Er is zelfs een werkwoord voor bedacht: ontpieteren' 

Luuk Koelman

Daar zit hij dan, alleen aan een net iets te klein tafeltje in een grand café in Enschede. En ondanks het feit dat het toch echt Pieter Omtzigt is die daar zit, valt het niet mee om hem te herkennen.

Pieter drinkt een glas thee. Maar bovenal is ’s lands meest overwerkte politicus drukdoende met roeren. Iedere keer als een passant even naar hem kijkt, versnelt het getik van het lepeltje en buigt Pieters hoofd wat dieper voorover. Met al het rumoer om hem heen, is de leegte waarin hij zit groot.

Ja, Pieter oogt wat mismoedig. Hij vraagt zich in stilte af of het allemaal wel de goede kant op gaat met hem. Ooit was hij De Geroepene, maar nu vooral het watje van Den Haag.

Pieter voelt zich mislukt. Hij staart voor zich uit. Misschien is ‘om gezondheidsredenen voorlopig een stap terug doen’ wel niet genoeg. Tropenjaren, dat waren het. Het mag een klein wonder heten dat hij in het openbaar altijd net de kracht vond om zijn tranen weg te moffelen. Onbevattelijk eigenlijk.

En nu weer Caroline van der Plas die uit de school klapt. Over hoe hij tijdens overleg keer op keer huilend de kamer uit stormde.

Pieter bijt op zijn lip. Takkewijf. Maar aan de andere kant, het is waar. Hij en huilen. Soms breken de sluizen open en komt er geen eind aan. Alsof zijn gezicht van hem afdruipt.

Eigenlijk twijfelt Pieter of hij überhaupt nog wel wil terugkeren. Binnen het NSC zagen ze ook al aan zijn stoelpoten. Er is zelfs een werkwoord voor bedacht: ontpieteren. Ze gaan hem bij terugkeer een rol geven ‘die bij hem past’. Functie elders, let maar op.

‘Meneer Omtzigt?’

Pieter schrikt op. Een bejaarde dame met handtas staat naast zijn tafeltje. Ze is van het type toerist. ‘Ik vind u zo’n aardig en net heerschap.’

Pieter glimlacht flauwtjes.

De oude mevrouw wijst naar een tafeltje wat verderop, waar twee andere dames op leeftijd schichtig hun kant op kijken. ‘Dat zijn mijn vriendinnen van de bridgeclub.’

‘Kijk eens aan.’ Pieter trekt met moeite een mondhoek omhoog.

De dame drukt haar handtas stevig tegen zich aan. ‘We zijn hier op excursie. Volgende week gaan we naar de zeehondencrèche in Pieterburen.’

Pieter knikt. ‘Mooi.’

Er valt een stilte.

‘Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen heb ik op u gestemd, meneer Omtzigt.’

‘O, dat is fijn. Dank u wel voor het vertrouwen.’

De oude dame knikt. ‘U bent tenminste niet als al die andere politici. U bent heel anders.’

Pieter veert op. Hier doet hij het voor! De woorden verlaten bijna als vanzelf zijn mond. ‘Het is tijd voor een nieuwe bestuurscultuur. Eentje waarin de burger centraal staat en niet...’

‘Want weet u, meneer Omtzigt.’ De oude dame kijkt hem bijna troostend aan. ‘Ik vond u zo sneu. Altijd maar alleen, leek het wel...’

Pieter valt stil. Hij kijkt naar haar op. Die zachte blik van mevrouw. Alsof ze hem door en door kent. Pieter voelt zijn onderlip trillen. O jee, daar gaat ie weer. Soms blijft er in een verpieterd mensenleven niets anders over dan huilen.