Voordat je Kamerlid werd, was je vele jaren actief in de dierenbescherming. En inmiddels opnieuw. Was het Kamerlidmaatschap daar een onderbreking van, of een voortzetting, maar dan op een ander podium?
‘Het grappige is inderdaad dat je een rode lijn kunt zien in mijn loopbaan, maar dat ik voor mijn gevoel eerder als een bal in een flipperkast alle kanten opgerold ben. Wel is het zo dat ik het vanaf mijn eerste stappen op de arbeidsmarkt belangrijk vond om iets voor het dierenwelzijn, het milieu of het klimaat te doen. En dat heeft alles te maken met mijn studie biologie. Ik heb in mijn studie met proefdieren gewerkt. Ik had voor de biochemische kant gekozen, de moleculaire celbiologie-kant, en dan kom je al snel in aanraking met dierproeven. Daar had ik vooraf wel over nagedacht, maar ik vond dat afschuwelijker dan ik ooit had kunnen denken.
Bij endocrinologie, de leer van hormonen, werkte ik met meervallen. En ik heb onderzoek gedaan naar de regeneratie, de wederopbouw van de lever bij ratten. Ik had het er met mijn begeleiders over, en die zeiden: “Frank, iedereen vindt dat vervelend, niemand doet het voor zijn plezier, maar je went eraan.” En voor bepaalde technische handelingen is dat misschien zo. Maar het feit dat je met een levend dier begint en met een dood dier eindigt, daar heb ik nooit aan kunnen wennen. Dat vond ik eigenlijk alleen maar erger worden.
Toen ik afstudeerde, heb ik in mijn eindscriptie een stuk uit De kleine Johannes geciteerd, van Frederik van Eeden. Kleine Johannes probeert in dat verhaal op alle mogelijke manieren de Waarheid met hoofdletter W uit te vinden. Hij komt uit bij religie, bij de oosterse filosofie, de dierenwereld, de mensenwereld, de sprookjeswereld, ook bij de wetenschap. En dan moet hij op een gegeven moment een konijn opereren. Maar het konijn is een vriend, want die heeft hij in de dierenwereld leren kennen. Hij komt een ruimte binnen en daar ligt het witte konijn met vier pootjes vastgebonden op de tafel, een bloederige striem over zijn nek. Johannes rent naar het konijn toe en zegt: “Wacht, arm konijntje, ik zal je losmaken.” En dan wordt hij meteen vastgegrepen door de onderzoeker. Die zegt: “Maar Johannes, wil jij dan écht niet volwassen worden? Blijf je echt zo’n klein kind? Je moet toch weten, wij zijn mensen en geen konijnen. En het lot van de mensheid en de wetenschappen gaat boven dat van enkele konijnen.”
Ik heb dat stuk wel honderd keer gelezen. Toen ik het in mijn scriptie zette, was dat voor mij het teken dat ik me voelde als Johannes: ik heb meegedaan, ik ben gecapituleerd en nu is het klaar. Ik was klaar met mijn studie, wist nu vrij veel van dierenwelzijn en van dierenonwelzijn, en van de hele fysiologie van dieren. En ik wist: dit nooit meer. Dat betekende dat eigenlijk alle carrièremogelijkheden in de biologie weg waren, want bij vrijwel elk onderzoekstraject werd met proefdieren gewerkt. Dus toen een dierenbeschermingsorganisatie een bioloog zocht die kon schrijven en praten, werd ik dat. Werken met proefdieren heeft de dierenbeschermer in mij wakker gemaakt.’
Voor je in de Tweede Kamer kwam, was je in Limburg Statenlid voor de Partij voor de Dieren. De eerste twee Kamerleden voor de PvdD, Marianne Thieme en Esther Ouwehand, werden tijdens hun eerste periode in de Tweede Kamer geregeld belachelijk gemaakt door andere parlementariërs. Was dat ook het lot van een nieuw PvdD-Statenlid?
‘Ik kwam in mijn eentje in de Staten, namens een partij met een heel rare naam. Partij voor de Dieren; wie noemt zijn partij nou zo? Dat was wel het algemene standpunt. De gouverneur gaf het woord geregeld aan “Frank Wassenberg van de Dierenpartij”. Ik weet nog dat ik tijdens een van mijn eerste vergaderingen een uitgebreid betoog hield. En dat Jos van Rey, de befaamde Jos van Rey, veroordeeld voor corruptie, pontificaal de krant zat te lezen. Echt récht voor zijn hoofd hield hij die krant. En ergens halverwege mijn verhaal riep hij door de zaal: “Meneer de voorzitter, kunt u vragen of meneer Wassenberg een beetje opschiet, want mijn vrouw heeft een rollade in de oven staan.” Ik weet ook nog dat een CDA’er op een gegeven moment een zak zoutjes opentrok, chips of chipito’s. Hij wilde laten zien: je interesseert ons niet, en je kunt net zo goed weggaan. Eigenlijk is dat pure intimidatie, maar ik heb me daar niks van aangetrokken en ik heb me er niet door laten beïnvloeden.’ Glimlachend: ‘Maar ik weet het nu, zeventien jaar later, nog steeds. Dus het heeft me wel geïrriteerd.’
'Werken met proefdieren heeft de dierenbescherming in mij wakker gemaakt'
Voor je definitief Kamerlid werd, verving je Esther Ouwehand al eens. Hoe is het om een Tweede Kamer in te stromen die al volledig is ingewerkt, terwijl je zelf alles nog moet leren?
‘Het was voor zestien weken, dat is in de Kieswet de periode waarin een Kamerlid vervangen kan worden. Dat kan vervolgens verlengd worden met zestien weken, en daarna nog één keer met opnieuw die periode. Dat gebeurde, want Esther was nog steeds ziek, waardoor ik dus uiteindelijk elf maanden in de Kamer zat. Als je, zoals ik toen, uit het niets opeens in de Kamer komt, moet je in het begin vooral als een idioot van alles gaan regelen. Waaronder in mijn geval als de wiedeweerga een appartement, want als Limburger duurt het drieënhalf uur voor ik in Den Haag ben. Ik huurde een klein appartementje in de nok van een dak, waar het in de zomer 37 graden werd. Ik ging met opzet boodschappen doen aan de andere kant van de stad, om maar zo lang mogelijk buiten te zijn. Maar het Kamerwerk beviel me heel goed, zo goed dat ik me in 2016 kandidaat heb gesteld voor de verkiezingen van 2017. Ik heb het natuurlijk wel eerst met mijn gezin besproken, maar zowel mijn vrouw als mijn kinderen zeiden: “Je bent net begonnen, je mag nu ook dingen voor elkaar gaan krijgen.”’
Je hebt het dus niet op een hoofdelijke stemming hoeven laten aankomen?
‘Nee, het besluit werd genomen met consensus.’
Zaken bereiken, was dat ook je doel? Of is het voldoende om belangrijke onderwerpen op de agenda te krijgen?
‘Niet alleen de politieke agenda opschuiven, maar ook concreet een aantal zaken binnenslepen: die drang kwam bij mij vooral tijdens mijn tweede periode. Kijk, het beste Kamerlid is niet het Kamerlid dat het beste kan debatteren. Zelfs niet het Kamerlid dat inhoudelijk het sterkst in zijn schoenen staat. Het beste Kamerlid is eigenlijk degene die bruggen kan slaan naar andere fracties. Want uiteindelijk heb je 76 stemmen nodig om iets voor elkaar te krijgen en wij hadden maar zes zetels. Dus zijn er zeventig nodig van andere partijen. En wat daar weer voor nodig is, is tijd, zodat andere Kamerleden je leren vertrouwen. Alles draait in de Tweede Kamer om vertrouwen. Niet om gunnen, niet om de sympathiekste zijn. Nee, andere Kamerleden moeten weten dat je ze geen loer draait, dat je gewoon eerlijk bent. Integriteit is ontzettend belangrijk. Überhaupt, maar zeker ook als Kamerlid.’
Een van je grootste successen als Kamerlid was vorig jaar het aanscherpen van de Wet Aanpak Dierenmishandeling en de Wet Aanpak Dierenverwaarlozing. Daar was geduld voor nodig.
‘Die amendementen waren al jaren in voorbereiding, sommige hebben elf versies gehad. Maar dat zijn wel goede voorbeelden: je ziet mijn naam daar als eerste ondertekenaar, maar de VVD staat er ook onder. Ik vond het belangrijk dat de VVD meedeed. Zoals ik ook per se de PVV erbij wilde hebben. Bij één amendement is de VVD uiteindelijk de eerste indiener geworden, ik de tweede en Dion Graus de derde. Bij de andere amendementen was en bleef ik de eerste indiener.’
Waarom maak je de VVD de eerste indiener van een onderwerp waar je jaren aan hebt gewerkt, en waarvoor je partij zo ongeveer is opgericht?
‘Omdat ik zeker wil weten dat ze er dan onder blijven staan. Ik heb weleens meegemaakt dat andere ondertekenaars zich op het laatste moment toch opeens terugtrokken. De BBB heeft dat een keer gedaan, bij een gezamenlijke motie voor een verplichte cursus voor eigenaren van honden. En ook omdat ik vind dat je anderen ook iets moet gunnen. En inderdaad, er hebben mensen me aangesproken, ook binnen mijn partij, met precies die vraag: waarom geef je je kroonjuwelen weg? Dat levenslang houdverbod was al sinds de oprichting van de Partij voor de Dieren een belangrijk doel. Mijn antwoord was en is: omdat ik het belangrijker vind dat die wetsaanscherping wordt binnengehaald dan dat mijn naam er als eerste onderstaat. Ik wilde 100 procent zekerheid, geen 95 procent.’
Hoe zou je je eigen rol binnen je fractie omschrijven?
‘Ik heb mezelf weleens omschreven als het duizenddingendoekje van de fractie. In de tijd dat ik Esther verving, heb ik aan heel veel debatten meegedaan, bij veel onderwerpen. In een kleine fractie moet je breed inzetbaar zijn. Dat maakte het later voor mij logisch om debatten over te nemen van fractiegenoten die niet mee konden doen aan een debat, bijvoorbeeld omdat ze op dat moment ook een ander debat hadden. Ik sprong dan vaak in. Toen ik mezelf vergeleek met zo’n doekje, zei mijn collega Lammert van Raan: “Ja, zo zie je er ook wel uit.”
Ik was ook de softie van de fractie. Ik heb met buitengewoon veel bewondering gekeken naar collega-Kamerleden die echt met een gestrekt been een debat in konden gaan. In mijn eigen fractie, bij de SP, bij Azarkan van Denk. Als ik dan mezelf terugzag in een debat, dacht ik: man, wat een softie. Misschien is dat mijn Limburgse karakter. Hard op de inhoud, maar niet iemand die anderen afmaakt. Ik zou me ook helemaal niet op mijn gemak voelen als ik dat zou proberen, het ligt volledig buiten mijn karakter. Dat je “vooral dichtbij jezelf moet blijven” is een ontzettend cliché, maar ik denk wel dat het in dit geval opgaat. Speel geen rol die je niet ligt, dat is ontzettend nep.’
'Misschien is dat mijn Limburgse karakter. Hard op de inhoud, maar niet iemand die andere afmaakt. Ik zou me ook helemaal niet op mijn gemak voelen'
Hoe was je relatie met Dion Graus, mede-Limburger en de PVV’er die zich nadrukkelijk als dierenvriend profileert?
‘Ik ben veel samen met hem opgetrokken als het om dierenwelzijn ging. Natuurlijk waren er ook heel grote verschillen tussen ons. Bijvoorbeeld bij dat debat over dierenbescherming: toen pleitte hij voor een minimumstraf voor dierenbeulen. Maar onze partij wil geen minimumstraffen. Dus daar weken we van elkaar af. Maar de PVV was toen al een grote fractie, dus het maakt veel verschil voor een voorstel of je ze meehebt of niet. Wat betekende: of Dion zijn fractie meekreeg of niet. Op een gegeven moment was Dion een tijdje afwezig in de Kamer, toen stemde de PVV tegen alle belangrijke moties van de Partij voor de Dieren. Toen hij terug was, stemden ze vaak weer voor. Dus hij was echt belangrijk. Sommige moties heb ik zelfs weer opnieuw ingediend toen hij eenmaal terug was. Werden ze alsnog aangenomen.’
Wat is zijn geheim? Is zijn overtuigingskracht zo enorm? Of kan het de rest van de PVV-fractie niks schelen?
‘Ik denk allebei. Ik denk dat het de rest van zijn fractie helemaal niks kan schelen. Ik ben er natuurlijk nooit bij geweest, dus ik moet even buiten mijn boekje gaan nu. Maar ik kan me goed voorstellen dat Dion daar een emotioneel betoog houdt, dat hij met zijn vuist op tafel slaat. En dat de rest van de fractie denkt: het zal ons een grote rotzorg zijn. En als we Dion er een groot plezier mee doen, why not? Dat is een heel goede combinatie om iets binnen te halen. Aan Dion zal het niet liggen. Toen we samen optrokken voor die amendementen met Erik Haverkort van de VVD, had Dion het voortdurend over de drie musketiers. Meteen zo’n romantisch verhaal ervan maken. Ik moest er wel om lachen. Het zouden niet mijn woorden zijn, maar ik vond het ook wel leuk.’
Ben jij net zo emotioneel in debatten?
‘Mijn drijfveren zijn net zo emotioneel als die van Dion, maar ik heb mijn emoties in een debat eigenlijk nooit willen laten zien. Ik ben altijd redelijk bedachtzaam. Dat heeft ermee te maken dat ik denk dat ik andere Kamerleden niet overtuig met mijn emoties, maar wel met argumenten. Bij dat debat over de aanpak van dierenmishandeling heb ik tegen mijn medewerkers gezegd dat ik mijn bijdrage wilde beginnen met enkele voorbeelden uit de praktijk, en had eigenlijk het liefst dat Kamerleden daarna groen in hun bankjes hingen van misselijkheid. Na afloop van het debat zei een Kamerlid tegen me: “Waarom ben je begonnen met die voorbeelden, ik werd er kotsberoerd van.” Gelukt.’
Gelukt?
‘Ja, ze hoeven niet naar mijn woede of verontwaardiging te kijken. Daar overtuig ik niemand mee. Ik wil de verontwaardiging bij die andere Kamerleden opwekken. En ik wil dat zíj zeggen: verdomme, daar moet iets aan gebeuren. Mijn doel is niet dat ze naar een schuimbekkende Frank Wassenberg staan te kijken.’
'Een PVV-Kamerlid had drie woorden uitgesproken in een jaar. Bij de regeling der werkzaamheden had ze gezegd: 'Steun voor beide.' Dat waren haar drie woorden. In een jaar'
Je hebt in die jaren in de Kamer ook twee grote conflicten in eigen huis meegemaakt. Eerst stapte Femke Merel van Kooten uit de fractie, en nam haar zetel mee. En enkele jaren later liep een conflict tussen Esther Ouwehand en het bestuur zo hoog op dat Ouwehand zelfs geen lijsttrekker leek te worden, en werd beschuldigd van integriteitsschendingen, waarop zij ook zware beschuldigingen richting het bestuur uitte. Je mede-Kamerlid Leonie Vestering stapte op als Kamerlid omdat ze niet verder wilde onder de werkomstandigheden in de fractie.
‘Dat kostte allemaal veel energie, ja. Het conflict met Femke Merel was onverwacht, voor mij althans wel. Ik heb er ook nooit helemaal de vinger achter gekregen, alhoewel ik wel heb gevraagd om een gesprek met Merel. Niet om haar ergens van te overtuigen, maar om zelf te weten hoe het nu allemaal zat: ik wilde gewoon weten wat er bij haar heeft gespeeld. De rol van bruggenbouwer probeerde ik ook te spelen ín de partij, ik vind het altíjd nuttig om te praten. Maar die gesprekken hebben helaas niet meer plaatsgevonden, ik heb nooit een reactie gekregen op mijn verzoek daartoe. Dat is wat... onbevredigend.
Dat Leonie opstapte, was voor mij een grotere klap. Dat heeft me echt geraakt; ik vond Leonie een ontzettend goed Kamerlid en een superfijne collega, we vormden samen Team Dierenwelzijn in onze fractie. Opeens was ik een zeer dierbare collega kwijt. Ik had haar weleens ongelukkig zien kijken, maar wist niet dat het hierop zou uitdraaien.
En toen was het ook nog Esther tegen het bestuur. Die bestuursleden werden afgeschilderd als het kwaad in eigen persoon. Ik ken al die mensen, daar zaten mensen bij die al 30, 35 jaar bij de dierenbescherming betrokken waren. Mensen voor wie ik mijn hand in het vuur steek. Zoals ik ook nooit heb getwijfeld over de integriteit van Esther. Ook daarin heb ik geprobeerd de brugfunctie te vervullen. Dat is niet gelukt. Ik denk dat er geen redden meer aan was, en dan doe je het ook nooit goed. Ik vond het vooral allemaal heel spijtig. Omdat het natuurlijk schadelijk was voor de partij, maar ook schadelijk voor mensen. Dat tweede vind ik nog erger. Misschien is dat weer de softie in mij die bovenkomt. En laten we eerlijk zijn: die conflicten zijn ook de reden dat ik nu met jou praat voor een serie over éx-Kamerleden.’
Want daarvóór stond de Partij voor de Dieren nog op winst.
‘In de zomer voordat het begon, stonden we op tien of elf zetels in de peilingen. En dat werden er steeds minder. De week voor de verkiezingen stonden we op zes of zeven. Een kleine winst. Daar is niet alleen niks van overgebleven, we zijn zelfs gehalveerd.’
Het is bijna cliché, dat beeld van mensen die het beste voorhebben voor dier en milieu, maar niet met elkaar. Tijdens haar speech op het partijcongres bedankte Esther Ouwehand zelfs Leonie Vestering niet voor haar jarenlange inzet.
‘Ik weet nog dat een lid riep om applaus voor Leonie, die helemaal achter in de hoek van de zaal zat. Ik denk dat ik toen het hardst van iedereen heb geklapt. Ik had wel gehoopt en eigenlijk ook verwacht dat zij nog genoemd en bedankt zou worden. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het bestuur.’ Zucht. ‘Ik vind dat iedereen in dit conflict veel te veel de hakken in het zand heeft gezet. Fouten maken is menselijk, maar fouten herstellen zou dat ook moeten zijn. Dus ja, dit is een van de periodes in de partij waar ik met de meeste frustratie... Of nou, dat is een wat groot woord, ik ben niet zo snel gefrustreerd. Waar ik met de meeste onvrede op terugkijk.’
'Ik moet echt weer werken aan het opbouwen van mijn sociale leven'
Hoe verklaar je zelf dat je bij twee zulke grote conflicten in je eigen partij niet kan reconstrueren wat er precies is gebeurd?
‘Omdat het niet over inhoud gaat, maar over persoonlijke zaken die helemaal niet meer te volgen zijn als je zelf niet een van de betrokkenen bent. Het wordt heel snel emotioneel, en de lezingen lopen enorm uiteen. Als je het dan probeert te reconstrueren, passen de puzzelstukken niet meer. Je krijgt er niet meer de neutrale versie uit gedestilleerd omdat mensen je, bedoeld of onbedoeld, in hun antwoord op de vraag wat er is gebeurd al proberen in hun kamp te krijgen. En ik heb nooit in een kamp gezeten, ik heb het altijd juist prettig gevonden om níét in een kamp te zitten. Als ik vroeger naar een metalconcert ging, deed ik juist een driedelig pak aan. En als ik met mijn moeder naar een klassiek concert ging, dan trok ik mijn spijkerjasje met het Testament-logo achterop aan. Dat was allemaal wat kinderachtiger dan ik het nu zou doen, maar ik wil maar zeggen: ik heb me nooit op mijn gemak gevoeld in clubjes.’
Werken Kamerleden hard?
‘Ik had natuurlijk maar een beperkt zicht op andere Kamerleden, dus weet niet of ik die vraag beter kan beantwoorden dan de gemiddelde burger. Ik weet dat ik zelf hard werkte, en dat mijn fractiecollega’s dat ook deden. En ik had diezelfde indruk van de meeste Kamerleden. Maar ik zag ook dat er personen waren die niet of nauwelijks aan een debat deelnamen, vooral bij de PVV. Ik weet nog goed dat er een keer een artikel in De Limburger stond, over het aantal woorden dat Limburgse Kamerleden na een jaar hadden uitgesproken in de grote vergaderzaal van de Kamer. Lilianne Ploumen stond op 1, die had meer dan 100.000 woorden gesproken in het parlement. Zelfs stond ik op 2, met iets van 80.000 of 90.000 woorden. Een kamerlid van de PVV stond op de allerlaatste plek. Die had drie woorden uitgesproken in de Tweede Kamer. Bij de regeling der werkzaamheden had zij gezegd: ‘Steun voor beide.’ Dat waren haar drie woorden. In een jaar. Laat ik het zo zeggen: tenzij die drie woorden een buitengewoon krachtig statement waren na een jaar bedenktijd, denk ik dat je voor die 110.000 woorden van Ploumen net iets meer voorbereiding nodig hebt.’ Grinnikend: ‘Maar ik kan niet in haar ziel kijken, en veel Kamerleden zijn inderdaad wel erg lang van stof, dus het kan ook een kracht zijn.’
Waar heb je tijd voor nu je geen Kamerlid meer bent?
‘Ik heb eerst dat appartement in Den Haag moeten leegruimen. Dat had ik volledig volgebouwd met boeken en muziek. Het is ongelooflijk hoeveel troep je kunt verzamelen in zeven jaar. Het was mijn belangrijkste verzetje, want ik zat daar vier dagen per week. Ik maakte lange dagen in de Kamer en had doordeweeks weinig vrije tijd. Het rare is: ik heb het Kamerlidmaatschap kunnen volhouden door mijn hobby’s een voor een bewust af te bouwen. Ik ben op een gegeven moment ook volledig opgehouden met televisie kijken. Ik denk dat ik het enige Kamerlid was dat nooit naar Buitenhof keek. Ik ging bijna nooit meer naar de bioscoop, veel minder naar concerten, en ook mijn gezin en veel goede vrienden heb ik véél minder vaak gezien dan mij lief was. Wat overbleef was lezen, en muziek luisteren. Ik dacht: als ik ook dát ga inleveren, dan gaat mijn persoonlijkheid veranderen. Al werd ook lezen toch steeds minder, op sommige comics na, en de Bommelverhalen van Marten Toonder, en stukken van Biesheuvel en Reve, voor de vijftiende keer. Zoals ik ook vaak dezelfde muziek luisterde. Weer het debuutalbum van Metal Church, omdat ik dan precies weet wat me te wachten staat, en er toch iedere keer weer van geniet.
Maar nu ik weer meer tijd heb, merk ik dat het afbouwen van die hobby’s gek genoeg gemakkelijker ging dan het weer opbouwen ervan. Ik dacht van tevoren: die hobby’s pak ik na de Tweede Kamer gewoon weer op. Maar mijn interesse, mijn aandachtsspanne; het lijkt allemaal anders geworden. Daar moet ik echt weer aan werken, net als zoals het weer opbouwen van mijn sociale leven.’
Is het wennen om niet bij ieder krantenbericht te denken dat je er Kamervragen over kunt stellen?
‘Ja, en dat is ook de reden waarom ik de politiek nu even niet meer volg. Dat ik de krant ook oppervlakkiger lees. Het is om mezelf te beschermen. Als ik sommige nieuwsberichten zag, klopte mijn hart meteen in mijn keel: ik sta meteen weer aan, moet ik geen Kamervragen stellen of een debat aanvragen? Meteen weer die adrenaline in mijn bloed. En pas een fractie later denk ik dan: o nee, ik hoef niks.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Ivo van der Bent