Luuk Koelman

Luuk Koelman: 'Vietnam-veteraan Wilton Sekzer besefte dat ‘zijn’ bommen onschuldige burgers hadden gedood'

'De zoon van Wilton Sekzer kwam om bij de aanslagen op 9/11 en de Vietnam-veteraan wilde wraak. Jaren later maakte zijn woede echter plaats voor een diepe, knagende spijt' 

Luuk Koelman

Oorlogen. Ze leveren altijd veteranen op. Het afgelopen jaar moest ik vaak denken aan Wilton Sekzer, Vietnam-veteraan en gepensioneerd politieagent. Een doorsnee iemand, zo typeerde hij zichzelf altijd: ‘I mean, who am I?’ Maar ook een man boordevol vaderlandsliefde. Zijn vader diende in de Tweede Wereldoorlog, dus meldde Sekzer zich vrijwillig voor Vietnam. ‘Als je land je nodig heeft, dan stel je geen vragen. Je gaat.’ Hij werd boordschutter op een helikopter. Getraumatiseerd keerde hij terug, door iedereen weggezet als moordenaar.

Jaren gingen voorbij. Sekzer werd politieagent. Op 11 september 2001 zag hij het World Trade Center branden. Zijn zoon Jason werkte op de 105de verdieping van de noordelijke toren. Het vliegtuig sloeg verdiepingen lager in. Sekzer hield hoop. Jason had vast het dak weten te bereiken. Niet veel later stortte de wolkenkrabber in. Zijn zoon zou nooit meer thuiskomen. Voor Sekzer een onbeschrijflijk gemis. ‘Ik vertelde mensen altijd dat God me de fijnste zoon had gegeven die je je maar kunt wensen. Waarom nam Hij hem weer van me af? Ik weet het niet. Maar ik kijk ernaar uit om dood te gaan. Dan kan ik het Hem vragen.’

Toen brak de Irakoorlog uit. Het was maart 2003 en de Bush-regering sprak openlijk over de Iraakse betrokkenheid bij de aanslagen van 11 september. Sekzer kolkte van haat. Lijkzakken wilde hij zien, want ‘somebody had to pay for taking my son’. Dus mailde Sekzer het Pentagon. Of ze misschien de naam van zijn zoon op een van de bommen wilden zetten?

Het Pentagon reageerde direct: ‘God bless you, and God bless your son.’ Een aantal dagen later kreeg Sekzer een mail met een foto van een enorme bom, met daarop de tekst geschilderd: ‘In loving memory of Jason Sekzer.’ Plus het heuglijke nieuws dat het projectiel ‘met honderd procent succes’ was gedropt. Daarna volgden meer mails met foto’s. Zoals die van Apache-helikopter, behangen met zes Hellfire-raketten. Met daarop weer de tekst ‘In loving memory of Jason Sekzer’. Zes woorden, netjes verdeeld over evenzoveel raketten. Sekzer was meer dan tevreden.

Tot hij een half jaar later Bush hoorde zeggen dat Irak niets van doen had met 9/11. ‘Maar waarom vielen we dan Irak binnen? Er zijn daar Amerikanen gesneuveld! En tienduizenden Irakezen die niets met 9/11 te maken hadden!’ De woede van weleer maakte plaats voor een diepe, knagende spijt. Het besef dat ‘zijn’ bommen onschuldige burgers hadden gedood. In de eerste maanden van de Irakoorlog kwamen meer dan 10.000 Irakese burgers om het leven, de meesten bij bombardementen.

En zo vocht Wilton Sekzer tweemaal in zijn leven zijn eigen oorlog. Hij overleed in 2020. Eén zinnetje, dat hij vaak herhaalde tijdens interviews, beklijft: ‘I was willing to believe everything.’ Daardoor haatte hij de Irakezen meer dan dat hij van zijn zoon hield. Maar het is hem vergeven. Al dat verdriet en gemis.

‘Grief is just love with no place to go,’ las ik ooit ergens. ‘It’s all the love you want to give, but cannot.’ Nou, daar maken politici in oorlogstijd dus handig gebruik van. Ze weten al die liefde feilloos om te zetten in haat.