Het werd Lex Harding, en de rest is geschiedenis. Een voorpublicatie uit de biografie Lex Harding, over vijftig jaar media en popcultuur, die deze week verschijnt. ‘Ze lieten me de apparatuur zien, ik had geen idee. Ik werd voor de leeuwen gegooid en dat werd dus helemaal niks.’
‘Ik had eigenlijk het liefst popmuzikant willen worden. Dat geldt trouwens voor de meeste dj’s. Ik had graag gitaar gespeeld, maar dat kon ik niet. Ik heb het weleens geprobeerd, maar ik heb daar totaal geen gevoel voor. Op een podium staan, het leek me geweldig. Maar omdat dat niet ging lukken, deed ik al die andere dingen, was ik manager van een bandje, had ik een promotiebureau, en ik wilde ook wel plaatjes draaien. Daar had ik op Nijenrode een beetje aan geroken.’
Hoe zag het radiolandschap er in die tijd uit?
‘Op de Nederlandse radio draaiden ze alleen maar lullige muziek. Maar de Engelse zeezenders tetterden het er keihard uit zonder compromis. Radio Caroline en Radio London zonden de nieuwste liedjes van al die Engelse popbandjes uit, niet alleen The Rolling Stones en The Beatles, maar ook The Small Faces, The Who, The Hollies, The Kinks, The Troggs en ga zo maar door. Ik luisterde ook wel naar Veronica, die waren al in 1960 begonnen, maar zij gingen pas in 1965 voorzichtig de popkant op. Toen begon het een beetje te komen, maar de pop die ze draaiden werd steeds afgewisseld met Imca Marina en De Heikrekels en dat soort ongein.
In die tijd werd Hilversum 3 opgericht als tegenhanger van Veronica, maar dat stelde ook niet veel voor. Die Engelse jongens, die wisten hoe het moest. Dat was op Amerikaanse leest geschoeide radio. Ze gebruikten jingles, hadden dj’s met power. Bij Veronica was dat ook een beetje aan het komen, zij hadden Joost den Draaijer, die als programmaleider in 1965 de Top 40 introduceerde. Ook daar begon het te borrelen.’
Op de Nederlandse radio draaiden ze alleen maar lullige muziek. Maar de Engelse zeezenders tetterden het er keihard uit zonder compromis
Toedeloe
‘Ik vond dat allemaal heel fascinerend, dus toen ik een advertentie zag waarin Swinging Radio England op zoek was naar dj’s, meldde ik me direct aan als dj. Ik stuurde een telegram: “Prepared to join you as a dj.”
Het station werd gerund door Engelsen met Amerikaans kapitaal. Aan boord waren twee hele sterke zenders die uitzonden op de 355 en 227 middengolf. Maar ze hadden het helemaal verkeerd aangepakt. Van tevoren waren er veel reclames verkocht, maar het radiostation ging een paar weken later dan gepland de ether in. Om geen geld mis te lopen, werd alle verkochte reclame toen in korte tijd uitgezonden. Daardoor was dat station niet om aan te horen en liepen de adverteerders weg, met een commercieel drama als gevolg. Vandaar dat besloten werd tot een nieuwe start en het station werd omgedoopt tot Radio Dolfijn, dat zich op Nederland ging richten. En zo werd ik naar aanleiding van mijn telegram uitgenodigd voor een stemtest in een studiootje aan de Amstel, ergens in de herfst van 1966. Dat ging helemaal klote. Ik kon direct weer naar huis. Toedeloe!’
Wat ging er dan fout?
‘Als jij nu wordt opgeroepen om te testen voor iets dat je helemaal niet kunt, wordt het toch ook niks? Dj is wel een vak dat je moet leren. Ik werd dus afgewezen. En dat was maar goed ook, want Dolfijn bleek een easy listening-station te zijn. Die draaiden Frank Sinatra en dergelijke, hele lullige muziek. Dolfijn had ook geen dj’s, maar gastheren, zoals zij dat noemden. Dus daar zat ik weer, op mijn kamer bij mijn ouders in Boskoop, en reisde heen en weer naar de colleges in Rotterdam.
Een paar maanden later, in januari 1967, kreeg ik plotseling een telegram van ze. Of ik me wilde melden, en of ik aan boord wilde. Wat bleek, ze hadden een aantal dj’s aangenomen, maar omdat de omstandigheden aan boord nogal beroerd waren, liepen de meesten al snel weer weg. Je ging in principe twee weken aan boord van dat schip, de Laissez Faire, dat voor de Engelse kust lag, maar het konden er ook zomaar drie of vier worden, het eten was slecht, de beloning gering. Dus was er een chronisch tekort aan dj’s en werd iedereen opgeroepen die ooit gesolliciteerd had, maar bijna niemand kon zomaar weg, want je kreeg dat telegram aan het begin van de week en je moest diezelfde week al aan boord. Maar ik dacht: waarom eigenlijk niet? Dus een paar dagen later vloog ik met een vliegtuigje via Oostende naar Engeland, daarna met de trein naar Harwich en vandaar met een bevoorradingsboot naar de Laissez Faire.’
Ik ging dood
‘Eenmaal aan boord lieten ze me de apparatuur zien, ik had geen idee. Ik voelde me als iemand die nog nooit een auto heeft gezien en daar dan in gezet wordt met de boodschap: ga maar rijden. Ik kreeg wat uitleg en heb die avond een uurtje zitten oefenen. Waarna ik de volgende ochtend een liveshow moest presenteren van drie uur lang! Ik werd voor de leeuwen gegooid en dat werd dus helemaal niks. Het was verschrikkelijk, ik ging dood, want behalve praten moest ik ook andere dingen doen: met knoppen en schuiven, ik moest plaatjes scherp zetten – het moet heel erg geweest zijn om aan te horen.
Op het mengpaneel zat een knopje en als je dat naar rechts zette, was je in de ether, maar als je het naar links zette, op voorafluistering, hoorde je het geluid wel, maar werd het niet uitgezonden. Uiteraard zette ik het knopje weleens de verkeerde kant op en dan was het drie minuten stil. Veel maakte het niet uit, want er luisterde toch bijna niemand. “Dit is Radio Dolfijn, uw gastheer is Lodewijk den Hengst.” En dan draaide ik iets van Tom Jones. Het was allemaal voorgebakken, want popmuziek mocht niet, alleen easy listening. Maar het was een goeie leerschool omdat het allemaal zo traag was.
Omdat er vanaf dat schip op twee frequenties werd uitgezonden, waren er twee uitzendstudio’s aan boord, in de andere zat Britain Radio. Bij ons zaten alleen maar goedwillende amateurs, waarvan ik er een was, maar die gasten van Britain Radio waren zeer professionele dj’s, Engelsen die wisten hoe het moest. En omdat ik daar nu eenmaal aan boord zat en verder geen kant op kon, ging ik bij die jongens kijken. Ze zagen dat ik leergierig was en begonnen me dingen uit te leggen, hoe je een jingle moest opnemen, hoe je montages maakte, dat ging toen nog met een plakmal en een schaar.
Het was de zomer van A Whiter Shade of Pale, dat plaatje werd naar ons over gevaren. Bij slecht weer en veel deining sloegen platen nogal eens over
Na veertien dagen had ik de techniek aardig onder de knie. Ik had mijn eigen jingles, die sprak ik zelf in of dat liet ik die Engelsen doen, en bovendien verknipte ik het jinglepakket van onze ter ziele gegane voorganger Swinging Radio England en maakte daar nieuw materiaal van.’
Windkracht 12
‘Op 22 februari 1967 kwamen we in een vliegende storm terecht. Het was avond en ik zat in de uitzending. Het schip ging behoorlijk tekeer, maar de studio was midscheeps onder in het ruim, daar had je het minste last van de deining. Ik merkte wel dat de zender af en toe wegviel, maar dat was niet ongewoon bij zwaar weer. Op een gegeven moment komt er een lijkbleke Engelse technicus de studio binnen rennen en die riep: “Weg hier! We gaan uit de lucht. Ik ga de boel uitzetten!”’
Lex begint sneller te praten en wordt zelf ook een beetje bleek; hij raakt zichtbaar geëmotioneerd bij de herinnering aan het moment dat hem zijn leven had kunnen kosten. ‘We renden allemaal naar het achterschip en toen bleek dat de mast halverwege als een lucifer afgeknapt was. Hij hing naar beneden te bungelen en het gevaar bestond dat hij naar beneden zou donderen en dwars door het schip heen zou gaan. We verzamelden ons op de brug. Tussen het voor- en het achterschip zag je soms alleen maar water. Het was een noordwesterstorm windkracht 12, echt heel erg heftig. Er is toen geprobeerd de motoren te starten, maar omdat er geen gekwalificeerd personeel aan boord was, lukte dat niet. We dreigden ook van onze ankers te slaan, levensgevaarlijk, want je ligt daar voor de Engelse kust tussen de zandbanken. De kok heeft toen samen met een technicus de loshangende mast met staalkabels gezekerd, nadat ze zichzelf met touwen hadden vastgebonden om niet overboord te slaan. Vervolgens hebben we gewacht tot het minder hard zou gaan waaien, waarbij er toch wel de nodige mensen in paniek waren. Dj David Alexandre Winter, die toen John van Doren heette, bad tot Maria en riep om zijn moeder.
Maar we hebben het overleefd. Het schip werd naar IJmuiden gesleept om te worden gerepareerd en toen het in maart 1967 klaar was om de uitzendingen te hervatten, veranderden de eigenaren meteen de naam en ook het format. Voortaan heetten we Radio 227 en de easy listening werd overboord gezet, want het moest popmuziek worden. Ik wreef natuurlijk in mijn handen! Tony Windsor werd aangesteld als programmaleider, een Australiër en een alcoholist. Ik kende hem als dj van Radio London, waar ik vaak naar luisterde. Hij was een man die alles wist van popradio, van formats. Van hem heb ik ontzettend veel geleerd. Mijn collega’s op Radio 227 waren onder anderen Look Boden, Harky, Dick Weeda, Jos van Vliet en Tom Collins. Windsor zei: “We beginnen meteen met onze eigen hitparade en die noemen we de Fabulous Fifty.” Maar hoe gaan we dat dan doen? “Ik bepaal gewoon wat daar in komt,” zei hij. In die eerste hitparade zette hij The Doors en Love, bands die bij ons volslagen onbekend waren. Niemand had in Nederland ooit nog van The Doors gehoord, maar hij zette Light My Fire meteen op nummer 1.’
Seksuele revolutie
‘Vanaf dat moment ging ons station als een speer. We deden hetzelfde als Radio Caroline en Radio London. Hun schepen lagen vlakbij, je kon ze zien en er was ook onderling verkeer met een gammel rubberbootje. Er stond een hele sterke stroming, dus dat was behoorlijk gevaarlijk, het ging alleen bij doodtij. We gingen die zomer ook vaak zwemmen in zee, maar dan moest je heel erg oppassen, dat kon alleen met een touw om je middel.
Het was de zomer van A Whiter Shade of Pale, dat plaatje werd naar ons overgevaren vanaf de Caroline. Bij slecht weer en veel deining sloegen platen nogal eens over. Dat werd verholpen door de arm met de naald te verzwaren met een muntstuk van een penny. Die platen gingen daardoor niet zo lang mee. Dat hoefde ook niet, want we draaiden alleen het nieuwste van het nieuwste.
Tony kwam met Pink Floyd, See Emily Play, zeer weirde muziek waar ik eerst heel huiverig tegenover stond, maar al snel vond ik het prachtig na al die kutmuziek van Radio Dolfijn. In de zomer van 1967 kwam er een lawine van muziek uit Engeland: Traffic, The Move, Small Faces, The Kinks. Het sloot allemaal aan op wat ik daarvoor al goed had gevonden, zoals Hendrix.
Het mooie was dat ik mijn enthousiasme voor de muziek nu kon leggen in mijn aankondigingen. Dat is iets wat ik tegenwoordig wel mis op de radio, dat er geen affiniteit meer is met wat er gedraaid wordt. Men draait een plaatje en lult wat, maar dat gaat zelden over muziek. Dat komt ook omdat de functie van popmuziek veranderd is, tegenwoordig is het puur ontspanning. Maar toen verkondigde heel veel popmuziek een boodschap.
Er vond in die tweede helft van de jaren 60 een maatschappelijke revolutie plaats en de vertolkers daarvan waren vaak muzikanten. Het was ook een sociale en een seksuele revolutie. En een politieke, denk aan de Vietnamdemonstraties en dergelijke. Dat alles werd mede door popmuzikanten uitgedragen. Ik sloot daar weer op aan in mijn aankondigingen.’
Gespleten persoonlijkheid
‘We kregen onvoorstelbaar veel reacties, zakken vol post, dus begon ik mijn publiek een beetje te leren kennen, en als ik om de twee weken een week vrij had en in Nederland was, kreeg ik feedback, want mijn vrienden en kennissen gingen natuurlijk naar me luisteren. Ik ging ook naar de wal om plaatjes te scoren, naar platenmaatschappijen te gaan.
Je begon een beetje beroemd te worden?
‘Een beetje. Die wissel van Dolfijn naar Radio 227 ging ook gepaard met mijn naamswissel. Tony Windsor vond namelijk dat mijn naam niet alleen te pruimen moest zijn voor Nederlanders, maar ook voor de Engelse luisteraars. En Lodewijk den Hengst vond hij niks voor de Britse markt, dus gaf hij me een Engelse krant. “Kijk maar bij de overlijdensadvertenties of er een leuke naam bij zit.”
Het eerste dat ik zag was een advertentie voor Lex 25, dat was een pakje Lexington-sigaretten waar er 25 in zaten. Dus ik zeg tegen Tony: “Ik vind Lex wel een aardige naam.” Toen zei hij: “Dan nemen we Harding als achternaam. That’s a strong name.” Hij vond dat ik dezelfde initialen moest houden als mijn oorspronkelijke naam. Harding was volgens hem een belangrijke Amerikaanse president geweest, hoewel ik er later achter kwam dat hij de meest corrupte uit de geschiedenis was. Maar goed, het was een naam die mij wel aansprak.
Vanaf dat moment had ik dus twee namen en dat is me later weleens opgebroken. Als ik bijvoorbeeld een cheque kreeg op naam van Lex Harding kon ik die niet innen, want ik kon me niet als zodanig legitimeren. Ik heb ook een keer meegemaakt dat ik op het vliegveld van Nice stond met een ticket op naam van Lex Harding. Een beambte vergeleek het ticket met mijn paspoort en belde meteen de gendarmes, die mij meenamen naar een verhoorkamertje. Gelukkig had ik wat correspondentie bij me waarin het over Lex Harding ging en kon ik aantonen dat Lodewijk den Hengst en Lex Harding een en dezelfde persoon waren.
Toen heb ik stappen ondernomen om de naam Lex Harding ook in mijn paspoort te laten zetten. Dat is na veel moeite gelukt. Jaren later bestudeerde een dame van de immigratie op de luchthaven van Bonaire mijn paspoort, zag die twee namen staan en vroeg: “Wie van de twee bent u nou eigenlijk?”
Waarop ik haar heel serieus aankeek en zei: “Mevrouw, ik heb een gespleten persoonlijkheid.” “Oh, dan begrijp ik nu eindelijk wat dat is,” zei ze, en ze gaf me mijn paspoort terug.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, HH, iStock