Het geslacht Van den Vondel was afkomstig uit Nederland, maar in de eerste helft van de 16de eeuw vluchtten de Van den Vondels voor de hoge belastingen, de boerenprotesten en de opkomst van het rechts-nationalisme naar Duitsland. Daar werd Joost van den Vondel geboren in Keulen op 17 november 1587, als zoon van Sjoerd van den Vondel, die z’n hele leven lang werkte aan de eerste premature versie van het internet, maar daarin weinig vorderingen boekte. Z’n moeder was Sjaan van den Vondel-Spiegheley, die de eerste feministische golf wilde opstarten, maar daarvoor eigenlijk te weinig tijd had, als fulltime huissloof. Het gezin verhuisde tegen beter weten in naar Holland, eerst te Utrecht, later te Zaandam, Spijkenisse, Dussen, Gouda en Amsterdam. Uit Gouda moesten ze verhuizen omdat de kleine Joost de muizen van de buren lastigviel.
Van jongs af aan wilde hij iets doen met de letteren. Zo klasseerde hij ze eerst alfabetisch, vervolgens chronologisch en van lieverlee gooide hij ze op een hoopje, en probeerde op die manier gedichten te schrijven. Hij schreef aldus ondermeer Onder M’n Oude Keteltje, De Korenschoof in de Achterkeuken en Visueel-Organisch Gehandicapt. Dit laatste gedicht, waarin opgenomen het vers ‘Kutje hier, kutje daar, kutje vochtig, kutje klaar’, werd door de bisschop, monseigneur Pietje de Leuter, in de ban gedaan.
Van jongs af aan wilde hij iets doen met de letteren. Zo klasseerde hij ze eerst alfabetisch en vervolgens chronologisch
Hou ouder hij werd, hoe meer Van den Vondel zich toelegde op toneelstukken. Zo was er Gysbreght van Aemstel, over de beroemde ketellapper uit de buurt rond de gasfabriek, die bekendheid verwierf omdat hij achterstevoren kon schijten
achter een struik, terwijl hij protestantse liederen zong met een paraplubak op z’n kop. Het bekendste stuk van Vondel is echter Lucifer, over de duivel die toevallig Lucifer heet, en hoe deze klootzak de discipelen van God appelen voor citroenen wil verkopen, door hen voor te houden dat de dichotomie van de hemel en het vagevuur mathematisch niet opweegt tegen het solipsisme dat gebruikelijk is in de hel, tot tevredenheid van de vele bewoners ervan. Monseigneur De Leuter wilde ook dit toneelstuk in de ban doen, maar overleed net daarvoor aan een gebraden kippenbil in z’n luchtpijp.
Hoe dan ook bleef Van den Vondel worstelen met de ene geloofscrisis na de andere, en ten slotte sloot hij zich aan bij de katholieke kerk, zeer tot opluchting van de nieuwe bisschop, monseigneur Flurk van der Klittoris. Van den Vondel bleef maar toneelstukken en gedichten schrijven, met als beroerdste kwatrijn dat voor z’n overleden zoontje, dat hij bij het leren fietsen in een ravijn had laten rijden. Van den Vondel vertaalde ook materiaal van oud-Romeinse poëten en maakte er een totaal onleesbare brij van. Zelf werd hij ook meer en meer een brij, tot hij als een soort van prut stierf in 1679.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Steve Nestorovski