‘Remco Campert? Zijn werk is net zo grappig als een breipriem door je huig’

Of z’n hersens in een bokaal op sterk water zouden bewaard worden, of nog een tijdje in z’n ouwe kop blijven zitten, het...

Of z’n hersens in een bokaal op sterk water zouden bewaard worden, of nog een tijdje in z’n ouwe kop blijven zitten, het zou geen verschil maken. Campert is 88, maar ziet eruit als iemand van 120 die z’n huid heeft laten vervangen door die van een beschimmeld nijlpaard dat in de bejaardenvleugel van Artis zit.

Illustratie Steve Nestorovski

Hij werd geboren in Den Haag op 28 juli 1929, als zoon van Jan Campert, de dichter van ondermeer het volgende poëem: ‘Als ik heb zitten schijten achter een struik/Gebeurt het wel dat ik naar fauna en flora ruik.’ Jan Campert zou later wegens insubordinatie de oorlog niet overleven. De moeder van Remco Campert, Joekie Brodelet, was actrice, mondschilderes, model voor blinde beeldhouwers en operazangeres met een bolknak tussen haar lippen.

Haar zoon veronderstelde dat hij beter kon dichten dan z’n vader, en het tegendeel ervan werd bewezen door z’n gedicht: ‘Als ik achter een struik heb zitten poepen/Wil ik naar de ober om wc-papier roepen.’ Daar bleef het niet bij, ontelbare versjes, cursiefjes, stukjes, verhaaltjes en romannetjes volgden, zogezegd allemaal lichtironisch en half-humoristisch, maar verder zo grappig als een breipriem door je huig.

Ondertussen hield Campert er een gevarieerd liefdesleven op na, met vrouwen die voor de rest niet aan de man raakten. Hij stak z’n rimpelige snikkel in Freddy Rutgers, die hem verliet voor een andere sukkelige dichter, Gerrit Kouwenaar; in Fritzi Harmsen van Beek, die godverdomme zélf een sukkelige dichteres was; in Lucia van den Berg, een ontwerpster van puntmutsen voor baby’s met een waterhoofd, en in Deborah Wolf, met wie hij nog altijd samen is, al kan Campert het onderscheid niet meer maken tussen Deborah Wolf en een zak zemelen. Hij treedt ook op in theaters met andere schrijvers die van geen hout pijlen weten te maken, en hij heeft voortdurend een column in een of andere krant, ofwel een kutcolumn in z’n eentje ofwel een wisselende kutcolumn met z’n tweetjes, zoals in de Volkskrant met Jan Mulder, met wie Campert een vriendschap onderhoudt die gebaseerd is op jaloezie, afgunst en elkaar een enorme lul vinden.

Campert heeft nog een paar andere vrienden, die met z’n allen even seniel of nog senieler zijn dan hij, en dus kom je automatisch terecht bij Kees van Kooten, Cees Nooteboom, Sonja Barend en Jort Kelder. Soms organiseren ze samen een feestje, waarbij iedereen moet raden wie van hen de breedste bruine streep in de onderbroek heeft. Camperts geheel voorbijgestreefde roman, Het Leven Is Vurrukkulluk word verfilmd door nog een vriend van hem, Fransz Weisz, die, als hij doet wat hij meestal doet met boekverfilmingen, van een flutroman een flutfilm zal maken. Leg jezelf voor altijd ter ruste, Campert.