In de jaren 70 en 80 werd je ermee doodgegooid, nu zie je ze bijna nergens meer: flipperkasten. Vroeger domineerden flipperende jongens en meisjes de cafés, cafetaria’s en andere speelhallen. Nu moet je steeds een beetje meer je best doen om nog ergens een poging te wagen aan een van de legendarische kasten met namen als Medieval Madness, Monster Bash, Twilight Zone of Attack from Mars. Toch huist er, zoals met elke niche, nog een levendige scene van enthousiaste pinballers onder de oppervlakte. Ik ga vandaag op bezoek bij Jim Jansen, de beste flipperaar van Amsterdam-Oost. We spreken af in de TonTon Club, een ouderwetse arcadehal, midden op de Wallen.
Als ik binnenkom, loopt Jim meteen op me af en begroet me vrolijk. We bestellen wat te drinken en gaan aan een tafel zitten, onder voorwaarde dat we zo, na ons gesprek, ook nog eventjes gaan ‘beuken’ op een van de flipperkasten. Ik knik instemmend. Zonder verder ergens naar te hoeven vragen, begint Jim meteen te praten.
Mijn vrouw is eigenlijk beter, maar ze is gestopt. Ze loopt nu marathons
‘Kijk, ik ben dus een jaar of twintig geleden bij de flippervereniging terechtgekomen waar ik nu bij zit. Weet je wat ik daar nou zo mooi aan vind? Het is gewoon de grootste van de wereld.’
Pardon? De Nederlandse Flippervereniging is de grootste van de wereld?
‘Zeker, ja, god, je hebt natuurlijk ook nog wel de Duitse of de Amerikaanse flippervereniging, maar wij hebben vijftienhonderd leden, vijftig kasten, een eigen clubhuis in Veenendaal. Je kent het wel.’
Maar hoe kán dat dan? Ik bedoel, de Nederlandse Slootjesspringersvereniging, dat snap ik nog wel. Maar pinball is toch júist echt over de hele wereld zo groot?
‘Weet je, wij Nederlanders, wij verenigen ons met alles. Kantklossen, voetballen, slootjesspringen, inderdaad, wij houden ervan om dingen te organiseren. En die club is indertijd ook een beetje opgericht om het erfgoed te behouden.’
Het erfgoed?
‘Ja, je moet je voorstellen dat sommige van die kasten twintig, dertig jaar oud zijn.’
Mooie fysieke ervaring
Jim wijst een f lipperkast in de hoek van het café aan. ‘Dat is The Addams Family. Die is bijna dertig jaar oud – daar gaan we zo ook nog wel even een potje op beuken – maar, rond de eeuwwisseling ging het gewoon heel slecht met het flipperen. Geen nieuwe kasten, die dingen gaan stuk, er komen geen nieuwe kasten meer.’
Oh?
‘Ja, nu gaat het weer top hoor, maar rond de eeuwwisseling ging het effe heel slecht.’
Hoe komt dat?
‘Er komen steeds meer mensen die vroeger gewoon naar het café gingen, maar die mensen kunnen nu ook gewoon een flipperkast betalen voor in huis. Dus dat is een volledig nieuwe markt, mensen die een kast voor in de woonkamer neerzetten.’
Oké, en wat nog meer? Ik bedoel: wat is nou het magische van dat flipperen? Wat maakt nou dat jij al sinds we hier zitten al een kleine drie, vier keer hebt voorgesteld om toch ook nog even een rondje te gaan spelen?
‘Nou ja, het is ook wel echt een mooie fysieke ervaring. Een fysiek spelletje, niet computergestuurd: het is nóóit hetzelfde.’
En dat is het? Dat het altijd anders is?
‘Ik zal je straks een potje laten zien op de Addams, die kan ik dromen.’
Maar die bestaat ook al decennia?
‘In 1992 is ie voor het eerst gemaakt. En ik heb er, nou, hoeveel potjes heb ik erop gespeeld?’
Ja, hoeveel potjes heb je erop gespeeld?
‘Tienduizend, zeker. Misschien wel vijftienduizend. Maar ik weet precies, als die bal dan zó, en dan geef ik een zetje – niet te hard want dan gaat ie op tilt – en voel ik precies hoe die bal gaat. Dat is een fantastische machine. Ik heb een boek geschreven over flipperen: No Balls No Glory, en die kast staat op de voorkant.’
Topsport
Maar even voor de goede orde: jij bent dus de beste flipperaar van Amsterdam?
‘Nou, dat weet ik niet. Er zijn tegenwoordig wel weer wat meer flipperaars. Amsterdam-Oost durf ik wel aan, hoor. Van Amsterdam-Oost ben ik wel de beste flipperaar. Een mooie titel, eerlijk is eerlijk. Maar we moeten het ook niet groter maken dan het is: ik heb ook gewoon een gezin en een normaal leven, maar één keer in de week kom ik hier, met wat vrienden, en dan gaan we gewoon effe lekker beuken. En overal waar ik kom in het buitenland check ik altijd even of er een kastje in de buurt staat. We doen wedstrijdjes, WK, EK, dat werk. Sommige mensen vinden het echt topsport, maar wij
vinden het gewoon leuk. We drinken ook gewoon tussendoor. Doen heel veel mensen ook gewoon niet.’
Prima. De beste flipperaar van Amsterdam-Oost.
‘Ja, hoewel eigenlijk: mijn vrouw is eigenlijk beter. Die is ooit Nederlands kampioen flipperen geweest. Komt uit Zwitserland, had geen idee wat het was...’
Dus eigenlijk ben jij niet eens de beste flipperaar van het huis waar je in woont?
‘Ja, maar ze is gestopt, hè. Ze loopt nu marathons.’
Vooruit. Beste van Amsterdam-Oost, we verzilveren hem definitief!
‘Ja, joh. En weet je wat het mooiste is? Uiteindelijk kun je op zo’n flipperkast ook niet heel veel meer bereiken dan dat je naam in die highscore komt te staan. Maar dat is het met van die dingen: het is gewoon altijd leuk. Flipperen verveelt nooit. Als ik morgen afspreek met een vriend om even een potje te gaan beuken, dan kan ik er nu bij wijze van spreken al zin in hebben.’
Is er nog één kast die je ooit nog eens zou willen beroeren voor je doodgaat?
‘The Black Knight. Je hebt een oude uit 1992, maar ook een nieuwe. Dat zijn wel echt van die dingen: die moet ik toch nog even spelen.’
Zullen we dan maar?
‘Ja, lekker! Effe beuken op de Addams.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers