James Worthy

James Worthy: 'Het is in Amsterdam makkelijker om een parkeerplek te vinden dan een voetbalclub voor je kind'

'Mijn zoon heeft selectiedag bij een amateurclub. De trainer herken ik van vorig jaar: een blaaskaak met een fluitje om z'n nek'

James Worthy

Het amateurvoetbal kent groeiende wachtlijsten. Mijn zoon staat er inmiddels op zeven. Het is in Amsterdam momenteel makkelijker om een parkeerplek te vinden dan een amateurvoetbalclub voor je kind. Dat de kranten vol staan met koppen als ‘DE JEUGD WORDT DIKKER’ en ‘KWART JONGEREN TE ZWAAR’ mag dan ook geen verrassing zijn.

Af en toe krijgt hij een uitnodiging van een club voor een soort selectiedag. Dan staan er twintig zenuwachtige kinderen op een verwaarloosd kunstgrasveld. Twintig kinderen voor één plekje.

Vandaag is weer zo’n selectiedag. Mijn zoon heeft nieuwe voetbalschoenen gekregen. De zon schijnt, maar het regent ook. Alle kinderen zoeken naar een regenboog die nog kleur moet bekennen. Ik zie de trainer al staan. Ik ken hem nog van vorig jaar. Hij is alles wat ik verafschuw. Een blaaskaak met een fluitje om zijn nek. Ik loop op hem af en geef hem een hand. ‘Ik ben de vader van James.’

Met tegenzin kijkt hij op zijn klembord. Fluisterend herhaalt hij de naam van onze zoon drie keer. ‘James is toch al een keer op een selectiedag van ons geweest?’ vraagt hij.

‘Een jaar geleden, ja.’

‘Ik was toen niet heel erg onder de indruk van hem.’

‘Wij ook niet van jou, maar we proberen het gewoon nog een keertje. Dit is een leuke club. Een normale club. Mijn zoon wil hier graag voetballen.’

‘Maar we zijn grote stappen aan het maken met deze club. We zoeken echt naar jongens die iets extra’s kunnen brengen,’ zegt de trainer.

‘Rustig aan Rinus Michels, twee jaar geleden was deze voetbalclub nog een hockeyclub. Statistisch gezien is dit de slechtste amateurclub van Amsterdam. En dat is helemaal niet erg. Dit is een goede club om bij te beginnen,’ zeg ik.

‘Ik heb allemaal cursussen gevolgd en alle jongens zijn echt met sprongen vooruitgegaan. Kijk maar! Ze zijn echt gegroeid dit jaar.’

Ik kijk naar de spelertjes op het veld. Ze voetballen zoals slakken dansen. ‘Kom op, jongens! Laat eens even zien wat we allemaal kunnen,’ schreeuwt de trainer. De kinderen doen tien tellen hun best en als de trainer niet meer kijkt, veranderen ze weer in slakken.

‘Jullie zijn laatste geworden, toch?’ vraag ik.

‘Ja, maar wel op doelsaldo.’

‘Waarom doe je zo lastig? Twee van je spelers hebben hun voetbalschoenen verkeerd om aan. Mijn zoon wil voetballen en jij hebt een plekje.’

‘Onze jeugdafdeling heeft grote dromen.’

‘Gozer, jullie doelman draagt skihandschoenen,’ zeg ik.

‘Ik denk dat we wederom geen plekje voor je zoon hebben,’ zegt de man. Hij lijkt op Frank Rijkaard als Frank Rijkaard zijn hele leven in een snackbar had gewerkt.

‘Luister goed naar mij, vriend. Naar welke club mijn zoon ook gaat, ik zal daar trainer worden. En vanaf vandaag is het mijn enige levensdoel om met dat team van jouw team te winnen. Ik ga je compleet in de pan hakken. Jij bent geen voetbaltrainer, je bent gewoon een lul met een fluitje.’

‘Tot dan,’ zegt hij, voordat hij op zijn fluitje blaast en naar de parkeerplaats wijst.

Column
  • Adobe Stock