Premium

Wie betaalt, bepaalt

De coronacrisis zal ook voor het voetbal verstrekkende gevolgen hebben. Om een idee te krijgen wat er komen gaat, blikken we terug op het recente verleden. Hoe is de sport in de jaren 10 veranderd? Welke lessen zijn er te leren? Deze keer: waarom we afscheid gaan nemen van de Champions League in de huidige vorm.

Frenkie de Jong snelt voorbij Modric en Vinícius Júnior tijdens Real-Ajax

Laat de sprookjesachtige Champions League-run van Ajax in 2018/19 je geen zand in de ogen strooien. Dit toernooi is niet bedoeld voor de kleine man, voor de stuntploeg of voor het voetbalmirakel. Dat het kleinduimpje uit Amsterdam slechts tien seconden en één traumaverwekkende goal van Spurs-aanvaller Lucas Moura verwijderd was van een finaleplaats in het miljardenbal, was eerder het laatste echte toernooiwonder van de moderne voetbaltijd dan een sprankje hoop op betere dagen voor de have-nots in het Europese topvoetbal. Want de waarheid is hard: een Nederlandse club, zelfs een van het formaat van het huidige Ajax, heeft de komende jaren weinig te zoeken tussen de internationale voetbalgrootmachten. Als het aan die grootmachten ligt, mág een Nederlandse club er zelfs niets te zoeken hebben.

Ene Johan Cruijff zei ooit dat hij ‘een zak geld nog nooit een doelpunt had zien maken’. Schitterende woorden, al slaan ze vandaag de dag nergens meer op. Want wie betaalt, bepaalt in het hedendaagse topvoetbal. Op het eerste oog lijkt de Champions League namelijk nog een toernooi waar een voetbalwonder plaats kan vinden. Ruim 20 procent van de teams die de afgelopen tien seizoenen de knock-outfase van het toernooi bereikten, waren afkomstig uit andere competities dan de Grote Vijf: Premier League, LaLiga, Bundesliga, Serie A en Ligue 1.

Maar enige verdere inspectie laat zien dat de Champions League een casino is. En de casinowet ‘the house always wins’ gaat ook hier op: het toernooi is bedoeld voor het handjevol grootmachten in het Europese voetbal, niet voor de stuntploegen. Ajax was vorig seizoen het enige team in de jaren 10 dat als club uit een niet-topcompetitie de halve finales wist te bereiken.

Terwijl de financiële groei en enorme winsten op de transfermarkt van Ajax al een binnenlands probleem vormen voor de overige eredivisieclubs, die (enigszins terecht) vrezen dat de toenemende geldkloof met de Amsterdammers steeds moeilijker te dichten zal worden, stelt Ajax in financieel opzicht niets voor in vergelijking met de Europese voetbaltop. De begroting van de Amsterdammers (110 miljoen euro in 2019/20) beslaat niet eens een vijfde van die van de tien rijkste clubs in Europa.

Zodra deze topclubs hun zin krijgen met de komst van een hyper-exclusieve Super League, een internationale clubcompetitie waarbij deelname niet bedongen wordt door uitzonderlijke prestaties, maar door de grootte van het budget (in de vorm van een permanent lidmaatschap), zullen de Nederlandse clubs niet eens overwogen worden. Koester de herinneringen van die 1-4 bij Real Madrid, een herhaling van zo’n Nederlandse voetbalstunt is binnenkort niet meer mogelijk.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct