Premium

Roem, Rijkdom en een rot brein

Amerika zat afgelopen zondag aan de buis gekluisterd voor de Super Bowl. Achterde glamour van de American football-finale gaat een harde wereld schuil.

American Football Helm

Harald Hasselbach (51), Nederlands enige Super Bowl-winnaar ooit, doet een boekje open over de sport die hem roem en rijkdom gaf, maar ook fikse hersenschade.

Harald Hasselbach excuseert zich na een halfuurtje en vraagt of hij zijn antwoorden in het Engels mag geven. Het Nederlands praten kost hem te veel energie, vertelt hij via Facetime, vanuit zijn home office in Denver, Colorado. Hij moet steeds zoeken naar de juiste woorden, en hij vindt die steeds minder gemakkelijk. ‘Een paar jaar geleden had ik dat nog niet en kon ik moeiteloos van het Engels naar het Nederlands omschakelen. Tegenwoordig heb ik er veel problemen mee. Dit interview kost me ook veel energie.’

Ik ben een paar keer bewusteloos geraakt. Een paar ­minuten later stond ik dan weer op het veld. Waanzin eigenlijk. Maar je deed het. Iedereen deed het

Hasselbach, broer van de in 2008 overleden presentator Ernst-Paul, is geboren in Amsterdam, maar woonde vanwege het werk van zijn vader, een landbouwkundig ingenieur, onder andere in Indonesië, Kenia en Canada. In dat laatste land kwam hij in aanraking met American football, een sport waarin hij de absolute top bereikte. Met de Denver Broncos won hij in 1998 en 1999 de Super Bowl. Twintig jaar later woont hij nog altijd in een voorstad van Denver, samen met zijn vrouw en twee jongste kinderen, Kian en Aven, een tweeling van 8. Zijn dochter Ashlee (25) en oudste zoon Terran (23), zijn het huis al uit.

Vroeger was hij sharp, zegt hij. ‘Snap je wat ik bedoel? Ik kon snel nadenken. Was alert. Kon dus ook snel schakelen tussen twee talen. Sinds een jaar of zes merk ik dat mijn brains achteruitgaan. Soms vergeet ik gewoon dingen. Dan komt mijn vrouw binnen, vertelt me iets, en twee minuten later heb ik geen idee meer wat ze zei. Dat is vervelend. Niet alleen voor mij, zeker ook voor haar. Met mijn langetermijngeheugen is niets mis, mijn kortetermijngeheugen wordt steeds slechter.’

214 hersenschuddingen

Het is een harde realiteit waar veel oud-American footballers mee te maken hebben. Hun carrière bracht ze roem en rijkdom, maar in veel gevallen ook een rot brein. De relatie tussen American football en gedragsproblemen, geheugenverlies en stemmingsstoornissen die zelfs tot zelfmoord kunnen leiden, kwam pas in 2002 aan het licht.

Forensisch wetenschapper Bennet Omalu ontdekte een hersenaandoening bij de net overleden oud-speler Mike Webster, onderzocht meer overleden spelers en kwam zo een patroon op het spoor. Sindsdien is CTE (chronische traumatische encefalopathie) onlosmakelijk met de NFL verbonden. In Boston is een CTE-center geopend dat inmiddels meer dan driehonderd overleden spelers onderzocht. In de meeste hersenen werd CTE gevonden.

Pas in 2016 erkende de NFL voor het eerst dat er een relatie bestaat tussen football en de hersenaandoening, en kondigde meteen maatregelen aan om het aantal hersenschuddingen terug te dringen. Zo mogen spelers hun hoofd (helm) niet meer gebruiken om te tackelen. Vanaf dit seizoen mogen quarterbacks niet meer hardhandig omver gekegeld worden. Clubs die spelers met een hersenschudding het veld opsturen, riskeren een boete die begint bij 100.000 dollar. Het lijkt te helpen. De NFL maakte vorige week bekend dat het aantal hersenschuddingen dit seizoen met 24 procent is verminderd ten opzichte van vorig jaar. Al met al blijft het absolute aantal hoog: 214.

Stoere sport. Maar hersenschade leidt vaak tot gedragsproblemen, geheugenverlies en zelfs tot zelfmoord.

Paar keer bewusteloos

Omalu’s zoektocht naar erkenning voor CTE werd verfilmd in 2015, met Will Smith in de hoofdrol. Hasselbach heeft de film, Concussion, niet gezien. ‘Ja, het is te pijnlijk. Het kan haast niet anders dan dat ik ook CTE heb. Bijna alle spelers die onderzocht zijn na hun dood, bleken het te hebben. Helemaal jongens die defensive lineman waren, mijn positie. Als ik duizelig was na een tackle, zeiden de coaches alleen: “Sta op en ga terug het veld op.” Officieel heb ik nooit een hersenschudding gehad, terwijl ik een paar keer bewusteloos ben geraakt. Een paar minuten later stond ik dan weer op het veld. Waanzin eigenlijk. Maar je deed het. Iedereen deed het. Ik heb veel vrienden uit het football verloren; ze hebben zelfmoord gepleegd. Het is vreselijk.’

Bang dat hij zelf ooit op het punt komt een einde aan zijn leven te maken, is Hasselbach niet. Al weet hij natuurlijk ook niet hoe de ziekte zich verder gaat ontwikkelen. Uitsluiten dat hij stemmingswisselingen krijgt, kan ook hij niet. Nu is het dus vooral zijn geheugen dat eronder lijdt.

‘Ik heb gelukkig geen depressieve gevoelens, die heb ik ook nooit gehad. Ik houd te veel van het leven. Ik heb dagen dat het minder gaat, maar echt somber word ik niet. Dat is ook de reden dat ik geen schadevergoeding heb gekregen van de NFL. Ze zeiden dat ze oud-spelers met klachten gingen compenseren, maar uiteindelijk werden bijna alle claims afgewezen. Ik heb een hele dag allerlei vragen beantwoord, maar de belangrijkste vraag was of ik depressieve gevoelens had. Ik ben eerlijk geweest; die had ik niet. Dus kreeg ik niets. Jongens die er slechter aan toe waren dan ik kregen ook niets. Belachelijk. Ik ben geen gewone man van 51. Mijn brains werken minder snel dan ze zouden moeten doen.’

Goed verdiend

Hasselbach is even afgeleid als zijn kleindochtertje Olivia, van bijna twee, de kamer binnenkomt. Hij tovert een brede glimlach op zijn gezicht. ‘She’s so cute.’ Als de nog altijd breedgeschouderde oud-footballer haar wil oppakken, rent ze de kamer weer uit. Hij lacht breeduit. Als footballspeler had hij gemakkelijkere prooien.

Hasselbach telt zijn zegeningen. Hij kijkt ook nog altijd met een positief gevoel terug op zijn footballcarrière. Spijt, nu hij de negatieve gevolgen van de vele klappen ondervindt, heeft hij niet. ‘Ik heb ook heel veel te danken aan football. Ik heb mijn vrouw leren kennen in Denver, we hebben nu een heerlijk gezin. En ik heb het hoogst haalbare bereikt in mijn sport. En daarmee goed verdiend.‘

Coaches schreeuwden, ­toonden geen respect voor de spelers. Teamgenoten die echt pijn hadden, werden pumpkin of cupcake genoemd. Het was denigrerend

Hij wordt enthousiast als hij over zijn taak als defensive lineman vertelt. Als zwaargewicht. Het wachten tot de tegenstander de aanval begint, de krachtsexplosie om die muur voor de quarterback te breken, het vinden van dat ene gaatje om recht op de spelbepaler af te kunnen rennen. De botsing. De euforie. ‘Nu mag je de quarterback dus niet meer vol tackelen. Ik snap het, maar toch is het jammer. Als ik nu zou spelen, had ik elke play een penalty tegen gekregen. Het spel is veranderd. Jongens die op mijn positie staan, zijn een stuk kleiner en atletischer dan ik was.‘

Oliver Stone

Met de Broncos won Hasselbach in 1998 en 1999 de Super Bowl. In 1998, tegen de Green Bay Packers, was hij geen basisspeler, in 1999, tegen de Atlanta Falcons, wel. ‘Vooral 1999 was een geweldige ervaring. Hoger dan de Super Bowl winnen, dat kan niet in deze sport.’

Voordat hij in 1994 bij de Broncos terechtkwam, speelde Hasselbach een paar jaar in de Canadese Football League. Met de Calgary Stampeders won hij in 1992 de Grey Cup, de Canadese tegenhanger van de Super Bowl. Hij is een van de weinige spelers die beide finales wist te winnen.

‘In Canada kreeg ik pas echt liefde voor de sport. Tijdens college (Universiteit van Washington in Seattle, red.) vond ik het niet leuk. Er was te veel verbal abuse. Coaches schreeuwden, toonden geen respect voor de spelers. Teamgenoten die echt pijn hadden, werden pumpkin of cupcake genoemd. Het was denigrerend. Ik werd met rust gelaten, want ik was groot en sterk. De coaches hadden me nodig. Ik was er goed in, en wist dat ik meer geld kon verdienen met football dan een dokter verdiende. Daarom stopte ik niet. In Canada kregen we als spelers wel respect. De sport is daar ook minder groot, we stonden minder in de schijnwerpers. Dat beviel me wel. Na het winnen van de Grey Cup konden mijn ouders gewoon de kleedkamer in komen. Mijn moeder heeft het daar nog steeds over. Dat was bijzonder. Na het winnen van de Super Bowl liep heel glamourous Amerika in de kleedkamer. Ik kon mijn eigen teamgenoten niet eens vinden, zo vol was het. Oliver Stone liep er ook rond. Het was niet wat ik ervan verwachtte.’

Kamikazepiloot

De glamour is vooral voor de buitenwereld. Voor spelers is de sport vooral tough, aldus Hasselbach. ‘Ik deed het voor de wedstrijden, de eer na het winnen. Het samenzijn als team. Maar ik dacht nooit: hé, lekker trainen nu. Na het winnen van de Super Bowl in 1999 was ik eigenlijk wel klaar. Ik had fysiek zeker nog een paar jaar door kunnen gaan, ik was fit, maar ik kon mezelf niet meer opladen. Er kwam een nieuwe lichting aan, met jongens van 20 die atletischer waren. De grote namen uit ons team – John Elway, Steve Atwater, Terrell Davis – werden aan de kant geschoven. Onze hoofdcoach wilde aantonen ook zonder de sterren de Super Bowl te kunnen winnen. Ik voelde me een soort dinosaurus in de kleedkamer. Na trainingen ging ik het liefst zo snel mogelijk naar huis. Ik had geen voldaan gevoel meer. Ik speelde eigenlijk alleen nog voor het geld.‘

Hij probeerde zijn passie nog terug te vinden bij de Green Bay Packers in 2001. Een ander team, een andere omgeving, een andere uitdaging. Het bleken een paar vreselijke maanden. ‘Bij de Broncos genoot ik nog respect, had ik een eigen kamer, kreeg ik rust na elke vier plays. Bij de Packers stond ik continu op het veld. Daarnaast kreeg ik de taak om bij de kick-off als een gek naar voren te lopen, als kamikazepiloot. Dat noemen ze een wedge buster. Die positie mag nu niet meer, en terecht. Het lijkt elke keer alsof je door een vrachtwagen wordt aangereden. Ik was 35, had daar geen zin in. Ook niet voor 1 miljoen dollar per jaar. Ik belde mijn vrouw, die in Denver was gebleven, en zei: “Ik kom naar huis.” Als ik dat seizoen bij de Packers was gebleven, had dat me zeker tien jaar van mijn leven gekost. Ik verloor daar echt mijn liefde voor de sport, en heb daarna letterlijk zes jaar geen wedstrijd meer gekeken. Totdat mijn zoon Terran ging spelen.‘

Hasselbach was lange tijd zijn liefde voor de sport kwijt. ‘Ik heb zes jaar geen wedstrijd meer gekeken.’

Bullebak

Hasselbach werd zelfs coach op de Regis Jesuit High School in zijn buurt, waar hij nog altijd werkzaam is. Hij probeert vooral de passie over te brengen voor de sport, maar voelt zich daarbij soms een roepende in de woestijn. De populariteit voor football neemt onder de jonge sporters drastisch af. ‘Vijf jaar geleden hadden we meer dan honderd jongens, nu nog maar zestig. En het aantal wordt alleen maar minder. Niet alleen bij ons, maar op alle high schools. Ouders willen gewoon niet meer dat hun zoon op football gaat. Wij hebben gemiddeld acht jongens die niet mogen meedoen omdat ze een hersenschudding hebben. Ondanks de nieuwe regels. De aanwas voor de colleges wordt dus minder, en daarmee ook de aanwas voor de NFL. Dat merken we misschien niet de komende jaren, maar wel over tien jaar. Dan zijn er gewoon een stuk minder spelers.’ Ook Terran is inmiddels gestopt. Tot opluchting van zijn ouders, dat wel. ‘Hij gaat nu voor zijn master of business. In zijn laatste seizoen had hij al drie hersenschuddingen, maar stond een week later gewoon weer op het veld. Ik ben blij dat hij voor een maatschappelijke carrière gaat.’

Hasselbach hoopt dat zijn spelers de passie voor football krijgen die hij pas als prof kreeg. ‘Mijn trainingen zijn het zwaarst, maar ik coach mijn spelers niet vanuit agressie. Ik zeg ze: “Ik sta niet boven jullie.” Ze moeten gepassioneerd blijven, het leuk vinden om te spelen. En te trainen. Alleen op die manier krijg ik ook oprecht respect. Gelukkig staat er een nieuwe generatie coaches op in de NFL die dat ook inziet. Sean Mcvay bij Los Angeles Rams bijvoorbeeld. Hij is pas 32 jaar, maar zeer succesvol, met het halen van de Super Bowl dit seizoen. Hij is absoluut geen bullebak, gooit niet zomaar een tafel omver in de kleedkamer. Hij krijgt juist door zijn rust het respect van de ploeg.’

Het football verandert dus op meerdere manieren. Noodgedwongen, maar zeker niet op een negatieve manier. Al kan Hasselbach er als voormalig krachtpatser moeilijk aan wennen. ‘Ik zeg je: ik ga nog meemaken dat football een heel andere sport is dan dat ik speelde. Als liefhebber vind ik dat jammer, maar het is onvermijdelijk. Als we ons niet aanpassen, sterft het football helemaal uit. Dat mag niet gebeuren.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct