Deze week een winkeldief die op beveiligingsbeelden moest zien dat hij iets had gestolen.
Er zijn verdachten die boos de rechtszaal binnen komen denderen, om al vóórdat de zaak begint hun beklag te doen over het feit dat ze hier überhaupt zitten, want eigenlijk slaat het nergens op dat ze opgeroepen zijn. Er zijn verdachten die zwijgend en stoïcijns aan de arm van de politie in het beklaagdenbankje plaatsnemen. En soms, soms komt er een verdachte binnen die met lood in zijn schoenen en zijn schouders op kniehoogte de zaal betreedt, bij elke voetstap lijkt te zuchten en bij iedere ademtocht sorry lijkt te zeggen.
‘Deze straf betekent dat u één dag naar de gevangenis moet. Dat is nogal wat. Wat vindt u daar nu van?’
Meneer H. is een verdachte uit de laatste categorie. Alles aan hem schreeuwt dat het hem ongelofelijk veel spijt. Van zijn handen, die een beetje aan de koordjes van zijn plastic jas friemelen, tot aan zijn mondhoeken, die stijf naar beneden pruilen en zijn sportschoenen die treuzelend over de vloer sloffen. Meneer H. staat vandaag terecht omdat hij verdacht wordt van het stelen van etenswaren bij de Albert Heijn. Als een geslagen hond gaat meneer H. in het beklaagdenbankje zitten. Terneergeslagen, maar dan nog een graad of drie erger.
Ontzettend dom
‘Goed, meneer H.,’ trapt de rechter af. ‘U zit hier vandaag voor de rechtbank, omdat u ervan verdacht wordt dat u wat gestolen zou hebben in de supermarkt. Dat wil zeggen dat u niets hóeft te zeggen, maar u moet wel heel erg goed opletten.’
Meneer H. knikt, hij wil eigenlijk alvast een keer sorry zeggen, maar hij komt er niet tussen, omdat de rechter toch maar gewoon doorgaat. ‘Maar goed, u heeft bekend, bij de politie. U had die etenswaren gestolen?’
‘Klopt,’ sipt meneer H. ‘Ontzettend dom van me.’
‘Maar u zei dat u zich zo schaamde, bij de politie?’ Meneer H. knikt een diepe knik. ‘Het gebeurde,’ mompelt meneer H. naar de rechter. ‘Het gebeurde, maar ik wist er niets meer van. Ik kan ook helemaal niet iets stelen, ik heb allemaal verantwoordelijkheden, mijn vrouw heeft MS.’ Even valt meneer H. stil en lijkt elk moment in huilen uit te kunnen barsten. Toch houdt hij zich kranig.
‘Ik snap er niks van,’ gaat hij verder. ‘Ik weet dat ik het gedaan heb, omdat ik de beelden heb gezien, maar verder herinner ik me er niets van. Dit kan echt niet. Écht niet. Ik heb er al veel over nagedacht.’
‘Maar,’ stribbelt de rechter tegen, ‘dit is toch al vaker gebeurd?’
‘Ja, maar ik was er helemaal vanaf. Ik had ook met mijn vrouw afgesproken dat ik niet meer zou stelen. Ik kan gewoon écht geen misdrijf begaan nu, omdat mijn vrouw zo ziek is, begrijpt u?’
‘Dat begrijp ik, meneer H.’ probeert de rechter zo begripvol mogelijk. Ze glimlacht nog een keer extra naar hem. Meneer H. lijkt niets van erbarmen te willen weten, en buigt zijn hoofd nederig nog een beetje verder. Dan wijst de rechter meneer H. op het feit dat hij in de afgelopen paar jaar toch ook al vaker gestolen heeft, en daarvoor veroordeeld is.
Therapie
‘Ik heb er veel met mijn vrouw over gepraat,’ verzucht meneer H.. ‘Dat was natuurlijk al moeilijk genoeg. Mijn vrouw vroeg ook of het aan haar lag. Of de druk zo hoog was omdat ze zo ziek is, maar ik verzeker u ook: ik kan de zorg voor mijn vrouw aan.’
‘Maar waarom steelt u dan toch weer, meneer H.? Vindt u het spannend? Ik bedoel, het was niet dat u een brood stal, het waren allerlei luxe goederen.’
Meneer H. laat een traan. Met zijn jas veegt hij zijn wang af, en schudt beteuterd zijn hoofd.
‘Als dit spannend zou zijn, dan is dat gestoord. Ik denk er eigenlijk over om therapie te nemen.’
Dan is het woord aan de officier. Die doet haar aanklacht, en legt uit dat meneer H. met zijn diefstal toch ook de maatschappij schade berokkent. Winkeldiefstal is een groot probleem. Meneer H. knikt zeer instemmend mee – hij is het eens met elke lettergreep die de officier van justitie uitspreekt. Zelfs als de officier uitspreekt dat ze hem, vanwege het herhaalde misdrijf, een taakstraf van 20 uur én een gevangenisstraf van één dag (plus zes voorwaardelijk) wil geven, knikt hij begripvol, en met een ernstig gezicht.
‘Deze straf betekent dat u één dag naar de gevangenis moet, meneer H.,’ vult de rechter de officier van justitie aan. ‘Dat is nogal wat. Wat vindt u daar nu van? Denkt u dat u iets kunt verzinnen om de zorg voor uw vrouw te regelen?’
Plastic mouw
Eventjes wordt het stil in de rechtbank. Weer veegt meneer H. met zijn plastic mouw langs zijn gezicht. Hij tuit zijn lippen en plukt nog eens aan een van de touwtjes die uit zijn jas komen. Dan haalt hij diep adem, en schraapt hij zijn keel.
‘Eén dag? Dat is al korter dan waar ik bang voor was. Ik zat al aan jaren te denken, in mijn hoofd. In mijn paniek, snapt u? Ja, liever niets, natuurlijk, maar als je gedaan hebt wat ik gedaan heb, heb je natuurlijk niets te zeggen.’ ‘U krijgt een boete van 250 euro, die u in vijf keer mag betalen,’ zegt de rechter. ‘Die 50 euro per maand, kunt u die missen, als u weet dat het eraan komt?’
Even fronst meneer H.. Dan knikt hij, nog altijd schuldbewust. ‘Misschien, over een tijdje.’
‘Wilt u nog een laatste woord?’ vraagt de rechter, toch een beetje bezorgd.
‘Ja. Ik wil nog wel even zeggen dat ik gewoon fout zat. Ik ben heel dom geweest. Heel, heel dom. Maar voor mij is er maar één ding: zorgen voor mijn vrouw. En verder is er niks. Echt niet.’ Meneer H. krijgt behalve de boete één week voorwaardelijke gevangenisstraf. Onder voorwaarde dat hij de komende twee jaar niets steelt. Dat wordt natuurlijk al moeilijk genoeg.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer
- iStock