Wat als je door corona je kinderen niet kunt zien?
Columnist Stephanie-Joy Eerhart werkt in een daklozenopvang van het Leger des Heils, waar de gevolgen van de coronacrisis ook voelbaar zijn. Voor mensen die een bezoekregeling met hun kinderen hebben, bijvoorbeeld.
‘Milaaaa!’ roep ik door de stationshal. De hoogzwangere Mila draait zich moeizaam om en bekijkt me van top tot teen. ‘Hey Mila, wat goed je te zien. Dat is een tijdje geleden,’ zeg ik enthousiast. Ik zie dat de Bulgaarse zelf allerminst enthousiast is.
‘Het moet maar. Je ziet het, ik kan niks meer,’ zegt ze terwijl ze naar haar lichaam gebaard. Haar T-shirt is te klein om haar buik te bedekken, ik zie paarse strepen striae op haar onderbuik. Haar broek zit zo strak dat het lijkt alsof hij in haar huid snijdt. Mila blaast een streng blond haar uit haar bezwete gezicht en kijkt me vragend aan.
‘Waar woon je nu?’ ga ik verder. ‘Daar,’ wijst Mila in de verte, ‘aan de overkant van het kanaal. In dat huis voor moeders met kinderen.’ Ze zucht. ‘Ik moest van jullie. Ik wilde helemaal niet weg,’ vervolgt ze met een boze stem. ‘Alleen maar omdat jullie zo bang waren dat de baby zou komen!’ In gedachten hoor ik weer de discussies over hoelang ze mocht blijven.
‘Hoe gaat het met de baby?’ vraag ik. Mila haalt haar schouders op en kijkt langs me heen. Ik vraag naar haar andere kinderen met wie ze een bezoekregeling heeft. ‘Die heb ik al maanden niet gezien. Door corona, hè. Die kleine heeft aan de telefoon gevraagd of hij voor altijd in het crisisgezin mag blijven!’ zegt ze verongelijkt.
Dan begint ze te huilen. Ik veeg met mijn mouw haar tranen weg. ‘Ze vragen allemaal naar de baby. De baby dit, de baby dat. Niemand vraagt hoe het met mij gaat. Als de kinderen al weggenomen zijn, wie zegt dat ze de baby niet mee zullen nemen? De kinderen zeiden tijdens een bezoek van Jeugdzorg: “We hoeven nooit meer te dansen hè, mamma?”’
Ik zie een vurige blik in haar ogen. ‘Dansen! Alsof mijn kinderen ooit op straat hebben gedanst, het zijn geen Roma! ‘Kan het zijn dat ze dit zelf deden als ze op straat waren?’ vraag ik. ‘Wat weet ik nou, ik ga toch niet op straat met mijn kinderen?’ antwoordt Mila snuivend. ‘Die mensen zitten te wroeten in hun hoofden, mijn kinderen hebben nooit zulke dingen gezegd. Niemand gelooft me, alles is verloren.’
Ongemakkelijk vraag ik of ze wel genoeg babykleertjes heeft. Weer haalt ze haar schouders op. ‘Ik weet toch niet of ze deze baby ook bij me weghalen.’
- Leger des Heils