In Het Geheim van Barça, dat deze week verschijnt, staat een historische analyse over hoe Ajax-trainers als Vic Buckingham, Rinus Michels en Johan Cruijff Barcelona trots maakten. ‘Cruijffs radicalisme had een trotse stamboom.’
Weinig groten krijgen het einde dat ze verdienen. Net als bij zoveel anderen eindigt de loopbaan van een voetbalcoach vaak in een fiasco. Het ontslag van Johan Cruijff bij Barcelona was bitter en grimmig: hij werd het trainingsveld af geëscorteerd na een roerig seizoen waarin Barcelona als derde was geëindigd en de trainer en de voorzitter voortdurend met elkaar overhoop hadden gelegen. Cruijff was 49, maar hij zou nooit meer als trainer werken. Zijn trainersloopbaan omvatte slechts elf jaar en twee clubs. Maar trainers worden niet alleen afgerekend op hun laatste seizoen; hun erfenis bepaalt hun belang. Tegen de tijd dat Cruijff twintig jaar later overleed, had hij met zijn ideeën het spel misschien wel diepgaander beïnvloed dan welke andere denker in de geschiedenis ook. Minstens twee topclubs speelden volgens een onverholen Cruijffiaanse filosofie en zijn invloed was op een nog veel breder vlak voelbaar. Toch verraste het niemand toen hij na acht seizoenen bij Barcelona werd ontslagen, en velen, wellicht de meesten, leken het de juiste beslissing te vinden.
Einde van het Dream Team
Op 18 mei 1996, de dag voor de laatste competitiewedstrijd thuis tegen Celta de Vigo, kreeg Cruijff op het trainingsveld bezoek van Joan Gaspart, de vicevoorzitter van Barcelona. Iedereen wist waar het gesprek over zou gaan: het einde van de samenwerking was al minstens een week onvermijdelijk, en waarschijnlijk al veel langer. In feite waren de problemen al twee jaar eerder in Athene begonnen, toen Barcelona met 4-0 de finale van de Champions League had verloren van Fabio Capello’s AC Milan. Na vier seizoenen die vier Spaanse titels hadden opgeleverd plus Barça’s eerste Europacup, betekende dat het einde van het Dream Team. Het was misschien een natuurlijke afsluiting – alle teams, ook de allerbeste, hebben nu eenmaal een bepaalde levensduur – maar Cruijff liet het einde van zijn eerste grote team niet aan het toeval over.
Het is een absurde strijd en schadelijk voor de club, een weinig verheffend schouwspel dat de spelers verbijstert en de fans woedend maakt
In de bus terug naar het hotel zei Cruijff tegen een aantal spelers dat ze verkocht zouden worden. Hij ondernam een radicale reorganisatie en de transfercarrousel die zijn eerste seizoenen had gekenmerkt, begon weer te draaien. Keeper Andoni Zubizarreta, spelmaker Michael Laudrup, aanvallende middenvelder Ion Andoni Goikoetxea en centrumspits Julio Salinas zouden geen minuut meer voor de club spelen. Romário werd in januari verkocht. Eusebio Sacristán, Hristo Stoitsjkov, Ronald Koeman en Txiki Begiristain vertrokken allemaal de zomer daarop. Tegen die tijd was Barcelona geen kampioen meer: de club was als vierde geëindigd, negen punten achter Real Madrid.
De nieuwe aankopen – Gica Popescu, Robert Prosinecki en Gheorghe Hagi – hadden aanpassingsproblemen. Het seizoen 95/96 bracht een reeks teleurstellingen. Op 10 april verloor Barça de finale van de Copa del Rey van Atlético Madrid. Zes dagen later won Bayern München met 2-1 in Camp Nou en bracht daarmee de totaalstand in de halve finale van de UEFA Cup op 4-3. Er waren hardnekkige geruchten dat Cruijff zou moeten plaatsmaken voor de voormalige coach van Engeland, Bobby Robson, maar hij bleef aan het werk en een paar weken voor het einde van het seizoen haalde hij middenvelder Luis Enrique over om Real Madrid te verruilen voor Barcelona.
Half mei was Cruijffs vertrek echter zo goed als zeker. Op de vijftiende meldde Diario Sport onder de kop ‘Het bestuur opent nog een front tegen Cruijff’ dat de blessureproblemen van de club volgens clubvoorzitter Josep Núñez het gevolg waren van Cruijffs trainingsmethoden. Het bestuur, vervolgde het artikel, was van plan het weekschema om te gooien en de spelers met een fitnesscoach te laten werken voordat ze bij Cruijff gingen trainen, wat een drastische inperking van diens invloed zou hebben betekend.
Cruijffs positie was netelig, zoveel was zeker. ‘Johan Cruijff begint moe te worden,’ luidde een bericht in Mundo Deportivo. ‘De Nederlander was van plan aan het eind van het seizoen te reageren op de opstelling van het bestuur, maar hij begint zijn geduld te verliezen. Hij sprak gisteren met de media, gefocust, ernstig, maar hij hield zich in. Vier of vijf antwoorden waren genoeg om te concluderen dat Johan uit zijn doen is, gespannen, boos zelfs.’
Cruijff beschuldigde het bestuur ervan dat het had zitten slapen bij de transfers, en was woedend dat Zinedine Zidane bij Bordeaux vertrok, niet naar Barça, maar naar Juventus. ‘Hij gaat naar Italië, toch?’ vroeg Cruijff. ‘Ik had in januari al een akkoord met hem.’
Huwelijk voor het leven
Die avond moest Barcelona de laatste 82 minuten uitspelen van hun op twee-na-laatste competitiewedstrijd van dat seizoen tegen Espanyol, nadat de wedstrijd de zaterdag daarvoor was gestaakt vanwege stortregen. ‘Vanavond spelen ze de derby in Sarrià,’ schreef columnist Josep Casanovas, ‘maar tot de wedstrijd begint zal de aandacht gericht zijn op het spel dat Cruijff en Núñez spelen alsof ze kat en hond zijn. Het is een absurde strijd en schadelijk voor de club, een weinig verheffend schouwspel dat de spelers verbijstert en de fans woedend maakt.’
Een 1-1 gelijkspel in een stekelig duel dat eindigde met rode kaarten voor Luís Figo en Guillermo Amor maakte een einde aan de laatste hoop dat Barça de kloof met Atlético aan de top van de ranglijst nog zou kunnen dichten. De volgende dag kwam de bevestiging van wat iedereen al verwachtte. ‘Hij wordt ontslagen,’ luidde de kop in Diario Sport. ‘Het huwelijk tussen Núñez en Cruijff leek er een voor het leven te zijn,’ ging het artikel verder. ‘Maar de slechte resultaten in Europa betekenden het einde van een idyllische romance.’ Ook de supporters vonden dat het tijd was voor radicale actie: 83,6 procent van de door de krant ondervraagden meenden dat de relatie tussen Núñez en Cruijff kapot was en 79 procent zei dat dit invloed had op de prestaties van het team. Een flink deel van hen was van mening dat de schuld bij Cruijff lag: slechts 21,4 procent vond dat hij gelijk had en 60 procent vond dat beide partijen blaam trof.
‘FIN’, luidde de kop op de voorpagina van Mundo Deportivo. ‘De film loopt ten einde,’ aldus een redactioneel artikel. ‘De slotscène wordt geschreven en de scriptschrijvers hebben gisteren een eind gemaakt aan de onzekerheid, zij het met een dramatische draai aan de gebeurtenissen. Núñez heeft Cruijff aan de kant gezet. De coach gaat niet verder bij Barcelona [...] en nu wordt gekeken wie hem moet opvolgen [...].
Cruijff begrijpt niet waarom ze hem twee weken geleden nog continuïteit aanboden en hem nu kwijt willen, al heeft niemand hem officieel iets laten weten. Supporters van Barcelona zijn verbijsterd aan het eind van een cyclus met grote successen en diepe dalen, en ze zien nu een vrij onzekere toekomst tegemoet.’
Tegen die tijd was de vraag alleen nog hoe Cruijff zou vertrekken. ‘De grootsheid van een club en een stad wordt vaak afgemeten aan details,’ zei Ernesto Valverde, die als aanvaller onder Cruijff had gespeeld. ‘Omdat hij Barcelona zoveel goeds heeft gegeven en omdat goede manieren een teken zijn van een goede opvoeding, moet Johan uitgezwaaid worden als een mythe, een held.’
Visionair
Maar daar kwam niets van terecht: weinig dankbaarheid en geen respect. Toen Gaspart hem in de kleedkamer begroette, vroeg de trainer: ‘Waarom geef je me een hand, Judas?’ Vervolgens verweet hij Núñez dat die het lef niet had om hem persoonlijk te ontslaan. De spelers hoorden het geschreeuw vanuit de ruimte ernaast. Er werd met een stoel gegooid. De twee raakten bijna slaags en Gaspart zei dat Cruijff Camp Nou moest verlaten voordat hij de politie erbij haalde, en voegde hem toe: ‘Je hoort hier niet meer.’
Toch is er geen enkele persoon die meer bij een club hoorde dan Cruijff bij Barça. Geen enkele club dankt zijn identiteit zozeer aan één man. ‘Het doet pijn dat ik geen afscheid kan nemen van de supporters,’ zei Cruijff. ‘Als ze me nodig hebben kom ik terug, maar nooit onder Núñez.’ Uiteindelijk vertrok Cruijff nooit echt, maar in de directe nasleep waren het trauma en de weerzin groot. ‘Hem zo ontslaan getuigt van gebrek aan respect,’ zei Ronald Koeman, die inmiddels terug was in Nederland en bij Feyenoord speelde. ‘Het is moeilijk hem zo ontslagen te zien worden; ik snap niet hoe ze aan Johan kunnen twijfelen.’
Met Charly Rexach aan het roer, al jaren Cruijffs assistent, inspireerde Cruijffs zoon Jordi, een heel behoorlijke aanvaller, het team de volgende dag tot een comeback: Barça won met 3-2. Een paar minuten voor het einde van de wedstrijd werd Jordi onder enorme toejuichingen van het veld gehaald, waarbij de massa scandeerde: ‘Cruijff sí, Núñez no!’
Cruijff had van een wankelende club niet alleen de dominante club van Spanje gemaakt, niet enkel de honger naar die eerste Europacup gestild, hij had de stijl van de club gedefinieerd en een tactisch ideaal gevestigd dat coaches over de hele wereld zou inspireren. Het lijkt zelfs ietwat raar om vóór Cruijff van voetbalfilosofieën te spreken, maar hij herdefinieerde wat het is om coach te zijn; hij maakte van een generaal die zijn troepen probeert te inspireren een visionair die een geloof predikt. Aan de tactiek voegde hij een spirituele dimensie toe die veel verder ging dan de oude clichés van proberen de mensen te vermaken. Hij creëerde niet zozeer een sjabloon als wel een ambitie, een manier van denken over het spel die twintig jaar lang zijn stempel zou drukken op het voetbal, en waarschijnlijk nog langer.
Patronen weven
Bij Ajax en daarna bij Barça, als speler en als trainer, werd Cruijff gezien als een revolutionair, of in elk geval iemand die uitvoering gaf aan een revolutionaire filosofie, maar de ideeën die hij in Barcelona met zulk verbluffend effect in praktijk bracht, pasten direct in een lijn die terugloopt tot de allereerste voetbalinterland, die tussen Schotland en Engeland in Partick in 1872. Zeker, hij was een radicaal, maar wel een die deel uitmaakte van een grootse traditie.
Iedereen verwachtte dat Engeland die eerste interland zou winnen. De Engelsen hadden meer ervaring, konden uit meer spelers kiezen en waren stuk voor stuk zes tot negen kilo zwaarder dan de Schotten, afhankelijk van wiens verslag je gelooft. De Schotten wisten dit nadeel echter met een vondst in hun voordeel om te buigen. Een aantal kopstukken van Queen’s Park, de enige serieuze club van Schotland en dus leverancier van het complete elftal, overwogen hoe ze het probleem het best te lijf konden gaan. De oplossing, concludeerden ze, was het in die tijd overheersende aanvalsspel zoveel mogelijk te vermijden en juist te proberen de bal bij Engeland weg te houden door zich te concentreren op overspelen, oftewel passen, iets wat destijds maar spaarzaam werd gedaan, of helemaal niet. Een van de spelers werd teruggetrokken uit de aanvalslinie om als extra verdediger te fungeren en zo stelde Schotland een 2-2-6-formatie op tegenover de 1-27 van Engeland.
Omdat hij Barcelona zoveel goeds heeft gegeven en omdat goede manieren een teken zijn van een goede opvoeding, moet Johan uitgezwaaid worden als een held
Het plan werkte en Schotland wist de stand op 0-0 te houden. Queen’s Park begon zich op passen te concentreren terwijl Engeland vasthield aan dribbelen en aanvallen. Schotland verloor maar twee van zijn eerste zestien interlands, een prestatie van formaat die er, samen met de komst van profvoetbal in Engeland (waardoor voetbal minder een spel werd van amateurs die het vooral op de juiste manier wilden spelen en veel meer gericht werd op winnen), toe leidde dat overspelen tegen het midden van de jaren 80 van de 19de eeuw in brede kring werd geaccepteerd. Maar Queen’s Park bleef er heer en meester in en werd bekend om zijn spelbenadering van ‘patronen weven’, waarbij de bal in een zigzaglijn naar voren werd gespeeld.
Push and run
In de jaren 90 van de 19de eeuw groeide Robert Smyth Mccoll uit tot misschien wel de beste midvoor die Queen’s Park ooit had. In 1900 scoorde hij een hattrick in een met 4-1 van Engeland gewonnen wedstrijd in Celtic Park, waarmee hij zijn interlandtotaal op dertien goals in dertien wedstrijden bracht. Het was ook de laatste wedstrijd die hij voor zijn land speelde, want het jaar daarop verliet hij Glasgow en ging hij voor Newcastle United spelen. Hij ontving 300 pond tekengeld en gebruikte een derde daarvan om samen met zijn broer Tom in zaken te gaan: hij begon de keten van buurtwinkels RS Mccoll en kreeg de bijnaam Toffee Bob. Mccoll bleef drie jaar in Newcastle, waarna hij terugkeerde naar Glasgow om bij Rangers te gaan spelen. Dat was lang genoeg om zijn ideeën over het belang van passen wortel te laten schieten.
Met name de linkshalf Peter Mcwilliam, eveneens een Schot, was er erg enthousiast over en toen hij in december 1912 trainer werd van Tottenham Hotspur nam hij Mccolls ideeën mee. In 1927 verruilde hij Tottenham voor Middlesbrough, maar in 1938 kwam hij terug voor nog eens vier jaar. In zijn tweede periode liet hij drie spelers debuteren die later zelf succesvolle trainers zouden worden: Arthur Rowe, Bill Nicholson en Vic Buckingham.
Rowe was ruimdenkend genoeg om in 1939 naar Hongarije te reizen en daar een reeks lezingen te geven en ideeën uit te wisselen met plaatselijke trainers die waren voortgekomen uit de levendige en vernieuwende koffiehuiscultuur van Boedapest, totdat het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hem dwong naar huis terug te keren. Hij werd in 1949 trainer van Tottenham en leidde de club in 1949/1950 naar de titel van de tweede divisie, in 1950/1951 naar het kampioenschap van de eerste divisie en in 1951/1952 naar de tweede plaats in de eerste divisie, met een spelstijl die bekendstond als push and run.
Nicholson kreeg in 1958 de leiding over de Spurs en leidde hen in 1961 naar de dubbel, waarna nog FA Cups volgden in 1962 en 1967, toen in het elftal ook Terry Venables speelde, tussen 1984 en 1987 trainer van Barcelona. Nicholsons voetbal droeg sterk het stempel van Mcwilliam en Rowe.
Totaalvoetbal
Maar Buckingham zou wereldwijd de grootste invloed hebben op het spel. Hij werd in 1953 aangesteld als trainer van West Bromwich Albion en won in zijn eerste seizoen bijna de dubbel met een overwinning op Preston North End in de finale van de FA Cup 1954 en een tweede plaats in de competitie. Bobby Robson, die Cruijff later bij Barcelona opvolgde, maakte deel uit van dit elftal. Buckingham vertrok in 1959 naar Ajax, won de landstitel, kwam in 1962 terug in Engeland bij Sheffield Wednesday en keerde twee jaar later terug naar Amsterdam. Zijn tweede periode bij Ajax duurde maar één seizoen, waarin de club uiteindelijk tegen degradatie moest vechten, maar hij liet in die periode wel Johan Cruijff debuteren.
Ajax was al een club van ‘passen en bewegen’. Dit principe was er geïntroduceerd door Jack Reynolds, een in Manchester geboren voormalige vleugelspeler die de club 27 jaar leidde in drie periodes tussen 1915 en 1947. Buckingham bouwde voort op die nalatenschap en legde daarmee het fundament voor zijn opvolger Rinus Michels en de komst van het totaalvoetbal.
Buckingham diende drie conflictueuze seizoenen bij Fulham en ook nog korte tijd in Athene bij Ethnikos voordat hij in 1969 tot trainer van Barcelona werd benoemd. Ook daar introduceerde hij de principes die hij van Mcwilliam had geleerd, een moderne variant van het een eeuw eerder door Queen’s Park uitgevonden passingspel. Hij won in 1971 met Barcelona de Copa del Generalísimo, maar werd inmiddels geplaagd door rugklachten en besloot naar Engeland terug te keren. Op zoek naar een vervanger wendde Barcelona zich tot de man die hem bij Ajax was opgevolgd. Michels was geweldig succesvol geweest met een rond Cruijff opgebouwd team dat op balbezit gebaseerd pressievoetbal speelde en in zes seizoenen vier landstitels, drie nationale bekers en een Europacup had gewonnen.
Twee jaar later volgde Cruijff Michels naar Barcelona en versterkte zo de band tussen de Spaanse club en Ajax. Maar de traditie bestond niet enkel uit Cruijff en Michels. Die reikte veel verder terug, via Buckingham naar Mcwilliam en voor hem naar ‘Toffee Bob’ Mccoll en Queen’s Park. Cruijffs radicalisme had een trotse stamboom.
Het Geheim van Barça, Jonathan Wilson, Ambo/ Anthos, €22,99.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, BSR Agency