Ik hoor Reda N. en Oussama A. op de radio. Twee Neder-Marokkanen die zich op 19-jarige leeftijd in Syrië bij IS aansloten. Het kalifaat bleek geen picknick, dus vluchtten ze naar Turkije, waar ze werden opgepakt en veroordeeld voor lidmaatschap van een terroristische organisatie. In afwachting van hun hoger beroep keerden ze terug naar Nederland en staan nu in de beveiligde rechtbank Schiphol voor de rechter.
Ze hebben er niet gevochten, zeggen ze. Nee, ze hebben medische hulp verleend. Onderschepte chat-berichten, waarin ze opscheppen over hoe leuk ‘snipen’ wel niet is, moet de rechter met een korreltje zout nemen. Dat was maar stoerdoenerij, net als die foto’s waarop ze met vuurwapens poseren. En dat kiekje van Reda N. dat ie lachend naast een gekruisigd lijk staat? Dat was groepsdruk. Het kalifaat is nou niet bepaald een plek waar je uit de toon wil vallen.
Leugens of waarheid? Geen idee. Mij valt vooral op hoe onzeker ze klinken. Een hoop ge-‘eh’, ge-‘ja, nee, maar...’ en ander gestotter en gestamel. De stoutmoedige heldhaftigheid waarmee ze aan hun missie begonnen moeten zijn, die is er wel vanaf. Ik zie overeenkomsten met jonge FvD’ertjes. Niet dat die oorlogsmisdaden begaan (‘Pieter-Jan appt me net een selfie met een onthoofde SJW’er!’), maar ze dromen dezelfde droom van onbevreesde mannelijkheid, zijn net zo ontvankelijk voor strijdlustige toespraken over het behoud van de eigen identiteit en over hoe de vijanden van onze manier van leven letterlijk of figuurlijk bestreden moeten worden.
Reda, Oussama, Pieter-Jan, het zijn allemaal jochies van rond de twintig die, ondanks al dat testosteron, niet hun eigen plekje op de top van de apenrots weten te veroveren. Niet de alfaman zijn die ze wel door hun oogharen in de spiegel kunnen zien. Verongelijkt zijn ze.
In het geval van de Syriëgangers omdat ze al generaties in een land zijn dat ze als tweederangsburgers behandelt. Bij de JFvD’ers is het een je-had-in-de-groep-8-musical-op-de-hoofdrol-gerekend-maar-nu-ben-je-derde-boom-van-rechtscomplex. Sinds mensenheugenis draait het allemaal om de witte, heteroseksuele man en precies als jíj aan de beurt bent, wordt de spotlight ingepikt door feministen, LGBTQIAPKXYZ+-ers, People of Color en allerlei ander niet-boreaal gespuis.
En het is van alle tijden. Neem het boek De SS’ers, waarin Armando en Hans Sleutelaar Nederlandse SS’ers interviewen. Jonge jongens die de sleur en bittere armoe van de jaren 30 achter zich wilden laten door bij de SS te gaan, aan het Oostfront uiterst heroïsch net niet dood vroren en weer thuis door alles en iedereen uitgekotst werden. Jochies van rond de twintig, tikkende tijdbommen zijn het. Gelukkig gaan ze vaker niet dan wel af.