Youp van 't Hek: 'Vroeger was alles net zo kut als nu'

In zijn nieuwe voorstelling Met de Kennis van Nu kijkt Youp van 't Hek terug op het leven, dat een paar jaar geleden aan een zijden draadje hing. 'Ik wil nog één keer vlammen voor mijn crematie. Hopelijk lach ik me letterlijk dood.'

Youp van 't Hek

De rode lijn in uw nieuwe show is ouder worden.

‘Het gaat over het inzicht dat mijn toekomst vele malen korter is dan mijn verleden, want ook aan mij zit een houdbaarheidsdatum. Ik heb altijd voorstellingen gemaakt die dicht bij mijn levensfase stonden. Zo vertelde ik in de tijd dat ik vader van jongere kinderen was veel verhalen over hen. De vraag hoelang ik nog door wil gaan komt regelmatig voorbij. Ik ben bijna 65, maar afbouwen is nog lang geen optie. Ik kan dus niet anders dan de komende tijd nog even flink tekeer gaan. Ik wil op z’n minst nog één keer vlammen voor mijn crematie, zet dat maar boven het interview. Als de show op 1 december staat en iedereen na afloop tevreden naar buiten loopt, ben ik gelukkig. Al zal het piekeren over wat beter kan in de auto terug naar huis nooit helemaal verdwijnen. Ik prijs me echter gelukkig dat ik nog steeds de arrogantie mag hebben die bij mijn succes past. Als er weer eens een theaterdirecteur naar me toekomt en zegt: “Je was van alle cabaretiers, ook van de jonkies, weer veruit het snelst uitverkocht,” dan voelt dat toch lekker.’

En dat voor een man van bijna 65.

‘Ik heb thuis een spiegel waar ik elke ochtend voor sta, maar dan wel pas nadat ik heel heet heb gedoucht en dat ding compleet beslagen is. Dan valt het allemaal nog wel mee. Ik ben natuurlijk niet dom en weet heus wel dat lichaam en geest niet altijd gelijk opgaan. Drie jaar geleden lag ik op de operatietafel en was het volgens de dokter geen vijf voor twaalf, maar nog eens drie minuten later. Ik realiseer me daarom heel goed dat ik moet nadenken over de dood.’

Waarom lag u kantje boord?

‘Ik was lange tijd beroerd op een zeikerige manier, en dat ging maar niet over. Tot ik op een gegeven echt waus werd en van het podium moest stappen. Tot twee keer toe zag het zwart voor mijn ogen. De eerste keer was tijdens een voorstelling in Houten, toen ik halverwege worden. ineens niet meer kon staan. Mijn benen wankelden en ik ben op mijn knieën gezakt om in die hoedanigheid de show uit te spelen. De tweede keer stond ik op een donderdagavond in Papendrecht, een christelijke gemeente, dus God keek toe, waar ik direct bij opkomst al helemaal niet lekker werd. Ik merkte het al in de coulissen, maar eenmaal op toneel wist ik al snel niet meer of ik nu naar het publiek of het theaterdoek stond te kijken. Ik begon, raakte mijn tekst kwijt, liep wat heen en weer en zei na een minuut of vier: “Ik ga even weg mensen. Ik ben zo terug.”’

Hoe reageerde het publiek?

‘Begripvol, al riep er vanaf de voorste rij wel een man heel hard “Watje!” Later, toen ik die voorstelling in Papendrecht inhaalde, ging heel het publiek staan, maar was die ene stoel leeg, haha. Ik liep tijdens die bewuste voorstelling, enkele weken eerder, duizelig terug naar mijn kleedkamer en wist: als ik nu niet oppas, val ik straks dwars door de spiegel. Ik ben op de grond gaan liggen en in no time stonden er drie dokters, die toevallig in het publiek zaten, om mij heen. Via de artiestenuitgang, waar alweer wat fans klaarstonden voor een selfie, ben ik afgevoerd naar het ziekenhuis in Dordrecht. Wederom vond men niks en dus reisde ik de dag erna gewoon af naar Middelburg, voor weer een nieuwe show. Aangekomen in het hotel sloeg ik het avond- drankje in de bar over om meteen te gaan slapen. Geloof me, ik zakte bijna door dat hotelbed heen, zo kapot was ik. Helemaal doorweekt wilde ik de avond erna het podium weer betreden maar een, door mijn vrienden ingeschakelde, arts verbood me op dat punt nog langer door te gaan. Tot hier en niet verder.’

Wat was er toch aan de hand?

‘We hadden nog steeds geen idee! Uiteindelijk ben ik bij een internist terechtgekomen die erom bekendstaat nooit op te geven en te blijven zoeken tot de oorzaak boven water is. Ze zaagde me tijdens ons eerste gesprek helemaal door, inclusief complete familiegeschiedenis. Weer kwam er geen sluitend antwoord op mijn problemen, maar dat het iets met mijn hart moest zijn en er haast geboden was, was wel direct duidelijk. Ik moest zo snel mogelijk onder het mes en de afspraak met de cardioloog had ze daarom ook maar meteen voor me gemaakt. Een paar uur later lag ik al op de operatietafel. Ik ben zelf nog naar het OLVG gereden, de meest onverantwoorde autorit ooit. Helemaal onderuitgezakt in mijn stoel, met mijn handen boven mijn hoofd en half door het stuur kijkend de weg op. Eenmaal aangekomen in het ziekenhuis heb ik mezelf direct op de operatietafel gestort en stond mijn vrouw ineens naast me. “Huh, waar kom jij nou ineens vandaan?” Ach, het maakte me allemaal niets meer uit. Een openhartoperatie met allerlei risico’s? De kans dat ik er niet levend uit zou komen? Die doktoren lulden maar raak, het ging allemaal langs me heen. Ik vond alles best, zolang mijn problemen maar opgelost zouden worden. Dat vervelende, zeike- rige gevoel moest mijn lichaam uit. Mijn energie was compleet verdwenen en ik was helemaal op. Ergens halverwege het gesprek met de artsen ben ik ter plekke in slaap gevallen. De arts die mij zo snel heeft laten opereren, heeft uiteindelijk mijn leven gered. Als die ingreep niet had plaatsgevonden, dan was ik waarschijnlijk tijdens het kerstdiner ter plekke aan tafel neergevallen om niet meer op te staan.’

Leeft u anders sinds die operatie?

‘Door mijn hartproblemen ben ik iets voorzichtiger gaan leven. Ik heb altijd veel gerookt, maar doe dat al dertig jaar niet meer en zal dat nu al helemaal niet opnieuw gaan oppakken. Ook doe ik nu vaker een tukkie en pak ik ’s nachts mijn zeven uur slaap om overdag fitter te zijn. Ik heb een onbedaarlijk verstandige en leuke vrouw die me wijst op de vergankelijkheid, maar ook zij weet dat ik extreem gelukkig ben op dat podium. Ik ben dus door die waarschuwing wel voorzichtiger gaan leven, maar letterlijk alles een halt toeroepen doen we dan weer niet. Ik ben geen saaie zeikerd geworden. Ik doe nog wel mee en wil vooral tot het einde een vrolijke kerel blijven die nog volop in het leven staat. Ik hoor te veel leeftijdsgenoten zeggen dat het vroeger beter was, maar dat is gewoon niet zo. Het was toen net zo kut als nu, met net zoveel eikels en klootzakken als er vandaag rondlopen. Daar heb ik dagelijks veel lol mee en op een dag lach ik me er hopelijk een keer letterlijk dood om.’

Lees het hele artikel op Blendle.