Ernesto Hoost: 'Mijn generatie vechters was sterker dan de huidige'

Viervoudig K1-kampioen Ernesto Hoost maakte kickboksen mooi om naar te kijken. Sierlijk als een hinde, dodelijk als een krokodil. Hoe kijkt hij naar Rico Verhoeven en andere opvolgers?

Ernesto Hoost & Max Moszkowicz

Hoe gaat het met Ernesto Hoost?

‘Het gaat best goed hoor, ik doe nog steeds leuke dingen. Ik word vaak gevraagd om trainingen en seminars te geven. Ik reis nog regelmatig af naar Japan waar de Hoost Cup wordt georganiseerd. Het leven bevalt me prima.’

De Hoost Cup?

‘Mijn Japanse cornerman Tatsuharu Doi, die me jarenlang in de hoek heeft bijgestaan, was emotioneel toen ik stopte. Hij zei: “Ik wil niet dat je vergeten wordt, ik wil een Hoost Gym beginnen.” Daar heb ik mijn toestemming voor gegeven, maar dat vond hij nog niet genoeg, hij wilde ook een toernooi organiseren. Dat is de Hoost Cup geworden, elk jaar organiseert hij vijf à zes gala’s.’

Zijn die gala’s nog ergens te zien?

‘Voorheen wel, maar nu alleen nog maar op YouTube. Ik ervaar het wel als een grote eer dat er een evenement naar mij vernoemd is.’

Je bent geboren in Heemskerk. Heb je daar je hele jeugd gewoond?

‘Ik ben daar alleen geboren, in het ziekenhuis. Ik heb tot mijn achtste in Zaandam gewoond, daarna zijn we verhuisd naar Hoorn en daar woon ik nog steeds. Ik groeide met mijn broers op in een vrij streng, maar fijn gezin. Mijn vader was als maatschappelijk werker actief met criminele jongeren en in de Surinaamse gemeenschap. Ik heb een heel fijne jeugd gehad.’

Hoe was je als kind?

‘Ik was een rustig en sportief kind. Ik voetbalde bij Hollandia en deed aan atletiek. In 1981, op mijn vijftiende, ben ik na heel kort te hebben gejudood gaan kickboksen. Maar dat ging niet zomaar. Ik had in 1979 een reportage over kickboksen op televisie gezien en dat vond ik zo interessant dat ik aan mijn vader vroeg of ik op kickboksen mocht. Het probleem was dat het toen nog alleen in Amsterdam kon. Toen zei mijn vader: “Dat gaan we niet doen, maar als je in de buurt kan kickboksen dan is het goed.” Twee jaar later opende mijn trainer een school in Hoorn en ben ik gaan kickboksen.’

Waarom wilde je zo graag kickboksen?

‘Alleen al het woord: kickboksen! Dat vond ik zo dynamisch klinken, en nadat ik het op mijn dertiende op televisie had gezien, wilde ik het al helemaal. Toen er dus een kickboksschool naar Hoorn kwam, ben ik een tijdje naar de lessen gegaan om te kijken.’

Je keek eerst nog even de kat uit de boom?

‘Ja. Een vriendje van me had me verteld dat hem een tand door de lip was geslagen tijdens het trainen. Nou, dat zag ik niet zo zitten. (lacht). Na een week of zes met vriendjes te hebben gekeken naar de lessen heb ik toch de stoute schoenen aangetrokken. Ik vond het eigenlijk wel meevallen. Ik denk dat ik het meteen wel redelijk kon; al vrij snel werd duidelijk dat ik samen met een van mijn trainingsmaatjes de beste was.’

Sprak je trainer dat ook uit? Zei hij dat je talent had?

‘Dat werd me duidelijk toen mijn trainer banden ging invoeren, zoals in het judo. Ik kreeg meteen de groene band, dus ik sloeg een paar niveaus over. Maar wat ik daarvoor moest doen, was zes rondes boksen met een volwassen bokser.’

Een echte professionele bokser?

‘Nee het was Johan Vos, tweede van Nederland bij de amateurs. Die sloeg hard, dat deed echt pijn. Hij geeft nog steeds les in Hoorn, trouwens. Als ik hem in de sportschool zie, daag ik hem nog steeds uit om me te revancheren.’

Weet je nog wat het meeste pijn deed?

‘De eerste twee ronden gingen nog wel, ik kon nog wel redelijk tegen hem op. Maar daarna zette hij me continu onder druk, ik kon alleen nog maar verdedigen. Van binnen huilde ik. Nadat hij me in vier minuten in elkaar had geslagen, gaf hij een schouderklopje en zei: “Goed gedaan jongen, het is voorbij.” Toen moest ik me echt omdraaien, want ik moest huilen, zó opgelucht was ik dat het klaar was. Terugkijkend is daar mijn karakter gevormd. Je kan het wel heel erg zwaar hebben, maar je geeft nooit op.’

Hoeveel procent van een kampioen bestaat uit talent en hoeveel uit karakter?

‘Ik denk dat het fiftyfifty is. De ene keer heb je meer talent nodig, de andere keer meer karakter. Als je bijvoorbeeld neergaat tijdens een gevecht, dan is het je karakter dat je toch doet opstaan om de partij af te maken en te laten zien wat je in huis hebt.’

Moet Rico Verhoeven het vooral van zijn karakter en mentaliteit hebben? Hij is misschien niet de meest getalenteerde vechter, maar wel de meest toegewijde.

‘Misschien... Ik denk heus wel dat hij getalenteerd is.’

Maar jouw generatie vechters is er niet meer, dus heeft hij minder zware tegenstanders.

‘Ja, dat is wel zo: de huidige generatie is niet zo sterk als mijn generatie, inderdaad. Maar Rico is wel de sterkste nu. Begrijp me niet verkeerd: ik heb niets dan bewondering voor Rico. Die wedstrijd tegen Jamal Ben Saddik vond ik echt een soort Rocky-ervaring. Rico heeft ook tegen Sem Schilt gevochten en dat won hij niet... Tegen Sem heb ik ook niet kunnen winnen... Maar goed, die jongens zijn er niet meer. Als hij in mijn tijd had gevochten, was hij ook een goede vechter geweest, maar de beste? Dat weet ik niet. Buiten kijf staat dat hij hard traint, z’n wedstrijden wint en daar gaat het om.’

Bekijk het hele interview op het Vechten Met Moszkowicz-kanaal op YouTube of lees verder op Blendle.