Voor Stef Blok pakt het reces heel anders uit dan hij zich vermoedelijk had voorgesteld. Zijn lelijke uitglijder vindt plaats in de eerste weken van de zomervakantie, op het moment dat iedereen zich stierlijk aan het vervelen is en het komkommernieuws doorgaans de kranten en actualiteitenprogramma’s domineert, tenzij er allerlei aanslagen zijn, zoals twee jaar geleden. Hij riep tijdens een besloten bijeenkomst dat het genetisch bepaald is dat we niet goed in staat zijn om binding te voelen met onbekende mensen, dat verschillende bevolkingsgroepen niet vreedzaam kunnen samenleven en dat Suriname tot een failed state gerekend mag worden, waarmee hij het land eigenlijk opgeeft.
De reacties laten zich raden: dit soort teksten is een minister van Buitenlandse Zaken onwaardig en de VVD’er heeft al zijn geloofwaardigheid verloren. Deze man kan ons onmogelijk vertegenwoordigen over de grenzen, al was het maar omdat hij ook beweerde dat veel Oostbloklanden nooit vluchtelingen zullen accepteren, omdat de arme stakkers in die contreien toch wel in elkaar geslagen zullen worden, gewoon op straat, vanwege de onwelwillendheid van de monoculturele bevolking die geen zin heeft in buitenlanders.
Het is allemaal te dom voor woorden en de vraag is terecht of deze man nog op zijn post kan blijven: voor dubieuze uitlatingen kan nog wel excuses worden gemaakt, maar dat niemand hem nog serieus neemt, in binnen- en buitenland, lijkt me onherstelbaar. Toch is dat niet het grootste probleem. Stef Blok kan van het toneel verdwijnen en dan vindt Mark Rutte wel een andere rouwdouwer die de VVD-mentaliteit iets gematigder voor het voetlicht zal brengen. Het echte euvel zit hem in iets anders: kort nadat de beelden van onze minister waren uitgelekt, gebeurde er iets bijzonders.
Stef Blok werd plotseling omarmd en geadopteerd door grote groepen boze rechtse mensen die zich eindelijk vertegenwoordigd voelden door iemand van het kabinet. Hun ideeën over allochtonen en de multiculturele samenleving leefden niet langer ondergronds, maar kregen dankzij onze minister van Buitenlandse Zaken een veel groter podium, ware het niet dat laatstgenoemde daar niet bewust voor had gekozen.
Terwijl politici, duiders en prominenten hun afschuw tentoonspreidden, bleven er ook akelig veel geluiden hoorbaar van lieden die de minister een held vonden, iemand die eindelijk het politiek correcte juk van zich af had geworpen, teneinde de goegemeente eens flink de waarheid te vertellen, of ze er nou zin in had of niet.
Die juichstemming is nog veel enger dan de verbale diarree van een kleurloze man die zijn stoffige imago wilde oppoetsen en daarmee zichzelf onsterfelijk belachelijk maakte. Het gegeven dat honderdduizenden burgers exact hetzelfde als onze minister denken en vinden, misschien nog wel in extremere vormen, zou de aandacht moeten krijgen van iedereen die nu tamboereert op normen, waarden en fatsoen.
De reden dat de VVD’er het kennelijk geoorloofd vindt om dergelijke uitspraken te doen, komt voort uit het feit dat we steeds vaker onze oren laten hangen naar extremisten, uit angst dat ze anders zullen domineren. Hun denkbeelden worden in mildere vorm gekopieerd en salonfähig gemaakt. Laten we dat probleem eens analyseren. Ministers komen en gaan, maar de bevolking, monocultureel of niet, blijft intact, inclusief alle verwerpelijke ideeën.