20 jaar later: zijn Van Kooten en De Bie nog steeds leuk?

Laat de namen Kees van Kooten en Wim de Bie vallen en er barst een lofzang los die zijn weerga niet kent. 20 jaar na hun laatste uitzending vragen we ons af: is hun werk écht zo goed als iedereen beweert?

Van Kooten en De Bie

Bekentenis: ik had nog nooit gelachen om Van Kooten & De Bie voordat ik aan dit stuk begon. Zelfs geen subtiele glimlach of grijns. Toegegeven, een deel van de oorzaak ligt waarschijnlijk in het feit dat ik met een vies gezicht vaak meteen wegzap of -klik als ik iets van de mannen voorbij zie komen. Want het is zo stoffig, zo flauw, zo, tsja, jaren 80. Toch?

Ik ben zelf geboren in 1984, maar gezien het feit dat ik als 6-jarige nog niet bepaald onderlegd was op cultureel gebied, heb ik niets meegemaakt van hun hoogtijdagen. Daarom schoof ik mijn antipathie tot voor kort af op een generatiekloof(je). Of zoals een kennis van me zei: ‘Het waren andere tijden. Ik was er ook veel te jong voor, maar merkte aan mijn ouders hoe grappig de mannen waren.’

Vergelijkbare woorden hoorde ik veel, in mijn research naar een antwoord op de vraag of anno 2018 de Koot & Bie-humor nog overeind blijft. Collega-journalist André Nientied omschrijft het zo: ‘Ze waren ijzersterk in de jaren 70 en 80, maar een stuk minder in de jaren 90, toen ze langzaam doofden. Wie toen pas aanhaakte, zag een flauwe doorslag van wat ze ooit waren.’

Dat verklaart in ieder geval een deel van mijn achterdocht en dat van generatiegenoten jegens de mannen. Dat wat je vader grappig vindt, wil je per definitie zelf vaak niet grappig vinden. Edoch: een rondvraag in mijn omgeving levert ook een hoop mededertigers op die wél fan zijn. Die ze woordkunstenaars noemen, een hele rits typetjes en scènes tippen die ik moét kijken (‘Daarna ben je gegarandeerd om’) en de loftrompet afsteken over hun absurdisme. Door dat laatste woord ben ik meteen geïntrigeerd. Absurdisme is namelijk mijn favoriete humor categorie, van Wim Helsen tot Eric André: het kan me niet vervreemdend genoeg zijn. Dus toch nog maar een keer proberen, die Koot & Bie.

Ik start vrij willekeurig op de tiplijst met Winterklaar. De comment-sectie op YouTube zit al vol met pareltjes als ‘Dit is echt jeugdsentiment’ en ‘Dat was nog een leuke tijd geen gezeik over islam de gods ganzelijke dag godver de’. Maar goed, de humor in de comment-sectie van YouTube; dat is weer een heel ander verhaal. Winterklaar zelf behelst de beruchte typetjes Jacobse en Van Es, die een bejaarde vrouw (de moeder van Remco Campert, overigens) geld proberen af te troggelen met een of ander lulverhaal over de staat van haar achtertuin. ‘Kun je me midden in de nacht voor wakker maken,’ zei iemand tegen me, ‘dan kan ik nog woordelijk meepraten over de neutronenkorrels tegen het scheurgras.’ Zelf kom ik niet verder dan een glimlach. Het voelt allemaal wat te traag.

De tweede scène die ik probeer is Cercle Populair du Vin Ordinair. Volgens een vriend ‘de beste sketch ooit gemaakt’ en ‘volkomen tijdloos’. Dat lijkt me overdreven. De Bie duikt hierin op als zichzelf, in een wijnproefclub, en hier kom ik ook niet verder dan een bescheiden glimlach. Al is ‘hatseflats’ een goed woord om mee te proosten en lijkt ‘voor zo weinig mogelijk geld, zo gauw mogelijk in de lorum zijn’ me een prima levensmotto. Maar waar blijft dat legendarische absurdisme?

Dan maar even naar de De Vieze Man kijken. Vast niet voor niets hun bekendste typetje. Op advies kijk ik een sketch uit 1982, waarin hij bonbons eet. Voorafgegaan door een advertentie over zwangerschapstesten, overigens. Dat is sowieso al humor. En jawel, de voice-over heeft me voor het eerst echt te pakken, alleen al vanwege de manier waarop het woord ‘bonbon’ uitgesproken wordt. En de quote: ‘Ik houd niet van hard.’ En het onsmakelijke gesmak.

Hoewel vrijwel iedere sketch me te lang duurt, ongetwijfeld een gevolg van een door social media en smartphones algemeen gedaalde aandachtsspanne, begin ik met name steeds beter te begrijpen waarom hun taalgebruik zo geroemd wordt. Ja, het stikt van de ouderwetse woordkeuzes in hun sketches, met name op het gebied van scheldwoorden als ‘lulhannes’ en ‘onmens’, maar dat vind ik als taalliefhebber zijnde juist geweldig. Je moet er maar opkomen, het bedenken van een term als ‘de kneukfilm’, een film waarin geneukt én geknokt wordt. ‘Niemand schrijft zoals Van Kooten,’ zo zeggen velen.

Lees het hele artikel op Blendle.