In oktober 2017 trekt een foto van een aan handen en voeten geboeid en geblinddoekt meisje de aandacht. Er wordt gedacht dat het om een Venezolaanse gaat die op Aruba is vermoord en aan de kant van de weg is gedumpt, maar dat blijkt later wat anders te liggen. Op Aruba kenden ze haar van een trago-bar, maar de foto is gemaakt in Venezuela. Ook op Curaçao kenden ze haar: van trago-bar Cas Casuela in Tanki Leendert, een buurt enkele honderden meters van de haven van Oranjestad, waar de cruiseschepen elkaar verdringen. Wat is er met dit meisje gebeurd?
Ze is niet dood. Het zou gaan om een hooglopend conflict tussen twee trago-meisjes, waarbij de een 700 dollar had betaald aan een huurmoordenaar om de ander om zeep te helpen. Maar de huurmoordenaar kende zijn doelwit en stelde haar op de hoogte van het plan. Ze betaalde hem drie keer zoveel om haar níet te vermoorden. De foto zou in scène zijn gezet om de opdrachtgever te laten zien dat de klus was geklaard.
In Cas Casuela weet men drie maanden na dato van niks. Nu is het niet eenvoudig om hier een goed gesprek te voeren, ook niet voor iemand die wel een woordje Spaans spreekt. De meisjes die achter de bar staan, werken er nog niet zo lang. Erg gezellig wordt het niet: het is er koud, de airco draait op volle toeren en de muziek staat hard. Voor een niet-Antilliaan is moeilijk te begrijpen wat hier de lol van is en wat het verdienmodel is.
Las mujeres de trago worden ze genoemd. Slikmeisjes. Geen bolletjes, maar drankjes. En het zijn geen prostituees, maar een soort gezelschapsdames. In december 2017 spreek ik op Curaçao met een Venezolaanse die als trago-meisje werkt in een bar op Curaçao. Laten we haar Naomi noemen, zoals in het Bijbelboek Ruth, die was gevlucht voor de hongersnood in eigen land. De afspraak is op een schuiladres. Ze is bang en voorzichtig. Illegaal en afhankelijk. Hoe is ze hier zo beland? Niet met een boot en een zwemvest. Vriendinnen van haar wel, ‘die kwamen aan bij het hondenkerkhof’. Ze bedoelt de kust in de buurt van het Arubaanse Barcadera, bij Baby Beach.
Naomi kwam met het vliegtuig vanuit de Venezolaanse hoofdstad Caracas, naar Hato op Curaçao. Een hele organisatie, waarvan de eigenaar van een trago-bar de reis financiert. Er is een tussenpersoon en er is ‘een rijke man’ in Venezuela, wiens naam door iedereen angstvallig wordt verzwegen. De tussenpersoon krijgt van de kroegeigenaar geld voor het ticket en 1150 dollar. 150 voor de bemiddeling, 1000 voor de rijke man. De rijke man geeft de 1000 dollar mee aan het meisje, dat dit meteen na aankomst moet afstaan aan de bareigenaar.
Hoewel die 1000 dollar niet echt een ‘schuld’ is – het is alleen ‘showgeld’ – wordt het meisje geacht binnen een maand 1250 euro te betalen aan de bareigenaar. Dat is nog niet alles; de kroegbaas zorgt meestal ook voor onderdak. Hij verhuurt kamertjes, daar moet ze ook voor betalen. Na die maand moet ze eigenlijk weer terug: de kans op ontdekking wordt groter als iemand langer blijft en de uitbater wil carne fresca: vers vlees.
Het klinkt als onbegonnen werk. Naomi, bijvoorbeeld, leent zich niet voor prostitutie en moet haar geld puur verdienen als trago-meisje. De mannen in de bar bestellen drankjes (trago) voor haar, voor 6 gulden (ongeveer 3 euro). Daarvan mag ze er 5 zelf houden. Ze moet van 19.00 uur tot 04.00 uur ’s nachts in de bar aanwezig zijn. Meiden die het goed doen, kunnen in een paar weken hun schuld al aflossen, daarna kunnen ze gaan sparen. Meestal grotendeels voor hun familie in Venezuela. Hun hoop is gevestigd op het aan de haak slaan van een rijke man die hen een betere toekomst biedt.
Heel gezellig is het niet; de concurrentie is groot en soms vechten de dames elkaar letterlijk de tent uit. Er zijn tientallen van dit soort bars op Curaçao. Toeristen en macamba’s (blanke immigranten) zijn er welkom, maar hebben er in de praktijk weinig te zoeken. De bars ogen weinig aantrekkelijk van de buitenkant en wie geen Spaans spreekt, kan met de meisjes niet communiceren: ze spreken vrijwel geen woord Engels.
Lees het hele artikel op Blendle.