Longread | De nieuwste plaat van Daniël Lohues is vers van het land

Daniël Lohues maakte ooit furore met Skik, en trekt nu al meer dan tien jaar als troubadour langs de theaters. De verhal...

Daniël Lohues

Daniël Lohues maakte ooit furore met Skik, en trekt nu al meer dan tien jaar als troubadour langs de theaters. De verhalenverteller heeft een nieuwe plaat, Moi. ‘De wereld verandert. De cultuur van iemand rustig zijn verhaal laten doen bestaat bijna niet meer. Mensen vallen elkaar steeds meer in de rede. Zoals vroeger verhalen werden verteld, dat zie je bijna niet meer.’

Fotografie Milan Vermeulen

Er staat een buitengewoon gure wind in Zuidoost-Drenthe en het is dan ook niet voor niets dat Daniël Lohues zo snel mogelijk zijn auto opzoekt wanneer het interview en de fotosessie zijn afgelopen. Hij geeft de fotograaf van dienst een hand, de verslaggever ook en wanneer hij naar zijn Amerikaanse slee loopt is het ‘Beste jongens, moi!’ het moment waarop eenieder weer zijn eigen weg gaat. Lohues een paar minuten rijden verderop naar zijn huis in Erica voor een telefonisch interview met Het Parool, de fotograaf naar Utrecht om de foto’s te bewerken en de verslaggever naar Amsterdam om dit stukje te tikken.

Maar het loopt anders. Omdat het interview in een hotellobby een stuk buiten Erica plaatsvond en de rijbewijsloze verslaggever daarom genoodzaakt was een fiets te huren bij de lokale fietsenwinkel van Harry en Ria Roosken, staat Lohues twee minuten later de huurfiets in de achterbak van zijn wagen te tillen. De fiets moet immers terug en Lohues wil best wel even omrijden als dat een fietstocht van een kwartier met een smerige tegenwind scheelt. Hij kent het metier van het bestaan zonder rijbewijs immers als geen ander. ‘Twee jaar geleden heb ik het papiertje gehaald. Dat was een bijzonder vrolijke dag,’ zegt hij lachend en zichtbaar trots, wanneer hij zijn bunker op wielen weer in beweging zet en rustig het landweggetje afrijdt. ‘Niet dat ik daarvoor geen auto reed hoor. Ik had een heel mooie oude Lincoln. Ging ik met Harry Muskee een beetje rondrijden door Drenthe. Avonturen beleefd samen, geweldig. Hij had ook geen rijbewijs, wist je dat? Mooi man.’

Het was in Erica en omgeving een publiek geheim dat Lohues rondreed zonder rijbewijs. Ook de politie wist het. Soms hielden ze hem aan. ‘Lohues, zeiden ze dan, waarom doe je dit nou mien jonge? Nu ben wij ’t maor as een ander joe aanhold, dan pakk’n ze je.’

Veur eeuwig duuster

Maar we zijn niet naar Zuidoost-Drenthe afgereisd om te prakkiseren over de wel of niet aanwezige noodzaak van het behalen van een rijbewijs. De reden voor het interview is de nieuwe plaat van Lohues, Moi geheten. Het is de tiende soloplaat van de 46-jarige zanger, componist en producer, die elke zaterdag ook nog eens een veelgelezen column heeft in het Dagblad van het Noorden. Je zou kunnen zeggen dat het een typische Lohues-plaat is geworden die past in de traditie die hij in 2006, toen hij als soloartiest begon met zijn Allennig-vierluik, in gang zette. Rustige melancholische luisterliedjes gezongen in het Drents, waarin hij de wereld om hem heen beschouwt en bezingt op een ogenschijnlijk simpele manier, maar waar het muzikale talent aan alle kanten van af spat. De liedjes van Moi zijn, zo leert het persbericht ons, opgenomen zoals ze zijn ontstaan: vers van het land en in de puurste vorm. Het is een plaat waarin de grote emoties en bespiegelingen van het bestaan voorbijkomen op een manier zoals de trouwe volgers inmiddels van Lohues kunnen verwachten: het kleine wordt groot gemaakt en het grote klein.

Zo staat op Moi een troostlied voor een vriend wiens vader ernstig ziek was, een nummer over een doodgewone dag op een dorp waar niet voor de show wordt geleefd, maar gewoon om te leven. Over een vogel die tegen het raam vliegt, maar ook over de indianen in Noord-Dakota die worden bedreigd in hun bestaan door het aanleggen van een nieuwe oliepijpleiding. En dan is er nog het nummer In vredesnaam waarin de goede verstaander een bijna wanhopige oproep zou kunnen horen om nou toch eens een keer normaal met elkaar om te gaan zodat ’t niet veur eeuwig duuster wordt. Maar het hoogtepunt van het album zou weleens de frase uit de eerste single Maak joe waor kunnen zijn, een vrolijk nummer waarin een korte dialoog tussen vader en zijn opgroeiende zoon is opgenomen: ’t Was zomer op de boerderij / Eerappels in bluij / ’n Zeun zee tegen zien vader / ‘Pappe, ik ben uut de gruij / Mag ik eerst de wereld over / veur ik hier veur altied blief’ / Zien va zee toen: ‘Da’s klaor mienjong, kiek uut en maak joe waor.’

Klassieke troubadour

Wanneer Lohues plaatsneemt aan een tafel in de hotellobby kijkt hij naar buiten. De bandrecorder staat nog uit. Hij heeft er net een interview met Tubantia op zitten. Een nieuw f lesje cola is besteld. Het is rotweer, constateert hij wanneer hij naar buiten kijkt en de Ericaanse weilanden voor hem ziet. ‘Vannacht was het ook al rotweer. Ik was albumhoesjes aan het signeren. Ik was tot diep in de nacht bezig. Het deed me denken aan vroeger, toen mijn moeder kerkboekjes maakte. Daar moest ik dan de nietjes doorheen nieten en op een stapel leggen. En dan weer het volgende boekje pakken van een andere stapel. Zo ging dat vannacht ook. En dat het donderde tussendoor. Poeh.’

Daniël Lohues dus, in de eerste helft van de jaren 90 bekend geworden als frontman van zijn Drentse rockband Skik – u kent het nummer Op Fietse ongetwijfeld. Na tien jaar volgde de Lohues & The Louisiana Blues Club, waar hij twee platen mee maakte vol met dampende en rauwe blues, en waarmee hij in het voorprogramma van de Rolling Stones terechtkwam. Vanaf 2006 trekt hij alleen of met minimale bezetting langs de vaderlandse theaters om als een klassieke troubadour het volk te voorzien van liederen, verhalen, grappen en relativerende teksten. Het is, zo kunnen we wel stellen, een succesformule. Hoewel gezongen in het dialect speelt Lohues in volle theaters door het gehele land. In 2007 won hij de Annie M.G. Schmidt-prijs voor het lied Annelie, in 2011 een Edison voor de plaat Hout Moet. Vanaf 1995 heeft hij liefst zestien platen uitgebracht. Ondertussen produceert hij ook voor anderen. Hij heeft meegewerkt aan muziek van Herman Finkers, Rob de Nijs, Herman van Veen, The Common Linnets en Henny Vrienten. Ook maakte hij muziek bij de film Alberta van Eddy Terstall.

De bandrecorder gaat aan. Het gesprek over zijn productiviteit gaat verder. ‘Ja, inderdaad, zestien platen. Maar dat moet ook. Een mens moet bezig blijven. Vooruit willen. Beter willen worden. Dat zit in de mens. En dit is voor mij een goed tempo. Ik had van Moi ook wel een dubbelalbum kunnen maken. Ik heb nu alleen de songs uitgekozen die geen Americana-invloeden hebben, of nagenoeg niet.’ Lohues vond het een interessant experiment om te kijken hoe muziek er dan zou hebben uitgezien, als er van Amerikaanse beïnvloeding nooit sprake was geweest. Hoe zou Europese volksmuziek dan geklonken hebben? ‘Het nummer Widukind is daar een goed voorbeeld van. Dat is gewoon een renaissance-achtig lied geworden. Dat was te gek om te doen. Dat gaat over de hertog van de Saksen. Ken je die?’

Verhalen vertellen

Lohues heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een bekend gezicht van het Nedersaksische taalgebied. De taal der Nedersaksen, de cultuur der Nedersaksen. Talloze boeken hierover heeft hij in zijn boekenkast staan. Veel woordenboeken. Hij is één van de weinigen, zo beseft hij, die over het platteland schrijven terwijl er toch behoorlijk veel mensen op het platteland wonen. Er zit ook een praktisch component aan: Lohues heeft vaker uitgelegd dat hij als songwriter goed met het Nedersaksisch uit de voeten kan, misschien wel beter dan met het Nederlands. Het Nedersaksisch is immers verwant met het Angelsaksisch, de Engelse taal, uiteindelijk toch de moedertaal van de popmuziek. Maar het is meer dan een taal alleen. Het is cultuur. Het is verhalen vertellen.

Dus ja, erkent Lohues, dat wat hij in het theater doet, past in die traditie. Niet dat hij per se zo’n breedsprakig persoon is met constant het hoogste woord of dat hij geniet van de aandacht die een verhalenverteller automatisch ten deel valt. Integendeel. ‘Ik durf soms niet eens naar de winkel of naar een verjaardag te gaan. Ik kan daar enorm tegenop zien.’ Maar het is nou eenmaal de vorm die tot hem kwam toen hij het podium betrad. Bij Skik vertelde hij al verhalen tussen de nummers door. In het theater is het een even prominent onderdeel van de avond geworden als de liederen zelf, persoonlijke verhalen vaak. ‘Je kunt wel van alles gaan fantaseren, maar dat slaat nergens op. Je moet schrijven over iets wat je bezighoudt, anders heeft het geen zin.’ Het is een oude Saksische traditie. Bij het kampvuur verhalen vertellen. De Nedersaksen kennen geen cultuur van liedjes zingen, legt Lohues uit. Als het vroeger net zulk rotweer was als nu en het donker werd, dan gingen de mensen na een dag hard werken bij elkaar zitten en werden de mooiste verhalen verteld. ‘Mijn opa kon dat nog, grote verhalen vertellen. Hij kon gewoon een half uur fantaseren over van alles en nog wat. Dat vonden wij als kinderen geweldig. Als wij daar waren geweest en bij thuiskomst de tv aanging, moest dat spannend zijn. Nou, Maja de Bij ain’t got nothing bij opa. En mijn opa had dat weer van zijn opa. Dat zijn tradities.’

Na een korte stilte: ‘Maar de wereld verandert. De cultuur van iemand rustig zijn verhaal laten doen bestaat bijna niet meer. Mensen vallen elkaar steeds meer in de rede. Je ziet het overal gebeuren. Zoals vroeger verhalen werden verteld, dat zie je bijna niet meer.’ Hij vervolgt: ‘Het zit diep in mij dat ik dit moet doen. Het is verplichting tegenover dat wat ik kan. Zoiets.’ Tegen fotograaf Milan, die er inmiddels bij is komen zitten: ‘Het is zoals dat jij foto’s moet maken.’

Enorme heimwee

Het leven van de muzikant Lohues is de afgelopen tien jaar, op een tussenjaar na, grosso modo als volgt in te delen: het eerste half jaar langs de vaderlandse theaters toeren, het tweede half jaar overige activiteiten, waarbij een reis naar Amerika altijd een terugkerend element op de agenda is. Ook het tweede half jaar van 2016, toen hij aan Moi begon te werken, trok Lohues met geldig rijbewijs (yeah!) door de (noord)westelijke staten van Amerika. Verschil met voorgaande jaren was dat hij ervoor koos de gitaar – of beter gezegd: één van de velen uit zijn imposante gitaarcollectie – thuis te laten. Deze stijlbreuk leverde op dat het enorm begon te kriebelen om weer gitaar te spelen toen hij eenmaal terug was in Erica.

‘Het mooie is dat de ontwikkeling in je hoofd ondertussen gewoon verder gaat. Dat stopt niet als je geen muziek maakt. Maar dat wist ik eigenlijk ook al wel hoor. Vroeger als ik op verkennerskamp ging met de scouting kon ik een week geen orgel spelen. Dan werd ik stokongelukkig. Had ik enorme heimwee. En iedereen dacht: die wil naar zijn moeder toe. Maar ik wilde piano spelen.’ Lachend: ‘Als je je hele leven achter zo’n orgeltje hebt gezeten, wordt dat je systeem. Als ik weleens gepest werd, ging ik piano spelen en dan maakte me het allemaal niks meer uit.’

Het verklaart de zinsnede uit het persbericht: vers van het land en in de puurste vorm. Toen hij eenmaal terugkwam uit Amerika werd wat hij had bedacht, opnam op zijn iphone en geschikt achtte om op het album terecht te komen binnen 24 uur opgenomen in de studio. De nummers van Moi zijn dus vaak pas de tweede uitvoering. ‘Niet geregisseerd of in elkaar gezet. Vers van het land, hoorde ik toen iemand zeggen en ik dacht ja: dat ist wel. Dat was spannend om te doen. Het is maak joe waor.

’Inmiddels is Lohues al een paar weken on the road. De plankenkoorts is weg. Hij kan er weer van genieten. De auto pakken. Instrumenten achterin en rijden maar. Naar het theater toe. Auto parkeren. Spullen uitpakken. Klaarmaken. Podium op. Ding doen. Podium af. Handjes schudden en in de auto weer terug. ‘Dat is te gek. Ik mag heel dankbaar zijn dat dit zo kan zoveel jaar lang. Ik kan ervan bestaan zonder dat ik moet buigen voor wat dan ook. Ik heb geen managers die me vertellen wat ik moet doen. Ik heb nooit een contract getekend waardoor ik in een wurggreep zit. Ik doe mijn eigen ding. Dat is een mooi gevoel.’