Nederlandse onderzeeboten behoorden tijdens de Koude Oorlog tot een zeer select clubje dat ultrageheime operaties uitvoerde van Noord-Noorwegen tot het oosten van de Middellandse Zee. In de noordelijke wateren was van een hoofdrol geen sprake, maar dat was wel anders in het zuiden, waar de Sovjets hun invloed wilden laten gelden. Jaime Karremann maakte in zijn boek In het Diepste Geheim een reconstructie van een missie die bijna misging.
Fotografie Marine-Museum Den Helder, NIMH
De situatie in de Middellandse Zee maakte dat de Nederlandse dieselelektrische onderzeeboten wel beter tot hun recht kwamen. De Med is met 2,5 miljard vierkante kilometer omvang reusachtig, en heeft bovendien een grote maximale diepte: 5,3 kilometer.
Voor de Sovjets was de kleinere en ondiepere Noorse Zee in de meeste gevallen een gebied dat ze snel doorkruisten, de Middellandse Zee was waar ze hun invloed wilden laten gelden. De Sovjets hadden echter geen havens in de Middellandse Zee en verzamelden op ankerplaatsen. Dat was ideaal voor hun tegenstanders, want in die wateren hoefden de onderzeeboten niet meer te wachten op een toevallige passant met Sovjetvlag, maar konden zij zelf, wanneer het hen uitkwam, naar de Sovjets toe. Er was echter e?e?n nadeel: de ankerplaatsen waren te ondiep voor erg grote Amerikaanse en Britse nucleaire onderzeeboten.
De oplossingen lagen aan steiger 19 in Den Helder. Zes stuks. Vanaf 1976 gingen deze Nederlandse onderzeeboten niet alleen voor oefeningen naar de Middellandse Zee, maar ook voor zeer geheime operaties. Operaties die niet door de veel kleinere Griekse, Turkse, Italiaanse, Spaanse of Portugese onderzeeboten werden uitgevoerd. Voor deze patrouilles waren onderzeeboten nodig die 6 weken bij een ankerplaats konden blijven en veel informatie konden verwerken aan boord, door bemanningen die ervaren waren met geheime operaties en op zeer hoog niveau konden opereren. Deze opdrachten waren op het lijf geschreven van de vier driecilinder-schepen en twee Zwaardvisklasse-onderzeeboten.