Nederlandse onderzeeboten behoorden tijdens de Koude Oorlog tot een zeer select clubje dat ultrageheime operaties uitvoerde van Noord-Noorwegen tot het oosten van de Middellandse Zee. In de noordelijke wateren was van een hoofdrol geen sprake, maar dat was wel anders in het zuiden, waar de Sovjets hun invloed wilden laten gelden. Jaime Karremann maakte in zijn boek In het Diepste Geheim een reconstructie van een missie die bijna misging.
Fotografie Marine-Museum Den Helder, NIMH
Iets zat Driekus Heij die vroege ochtend niet lekker. Hij besloot nog even de periscoop omhoog te doen. Op achter, rondkijken! Vanuit de bun kwam het bedieningsgedeelte van de periscoop naar boven schuiven. Heij klapte de hendels uit en drukte zijn oog tegen de lens.
De Hr.Ms. Tonijn naderde de ankerplaats, maar de smalle aanvalsperiscoop was nog buiten zichtafstand. Snel draaide Heij rond; hij moest de hele omgeving binnen 7 seconden in zich opnemen voor de periscoop weer naar beneden moest. De commandant speurde razendsnel,
maar geconcentreerd de zee af, er was niet veel te zien. Toch wel: een grote oranje vissersboei. Heij schrok zich rot. De vissersboei had dezelfde snelheid als de Tonijn. Neer! Heij wist het direct: de onderzeeboot trok visserslijnen met boeien achter zich aan en gaf onmiddellijk opdracht om de aanloop af te breken, diep te gaan en weg te draaien van de ankerplaats.
Heij liet zijn boot koers zetten richting het Italiaanse eiland Lampedusa, 100 kilometer naar het zuidoosten, ver uit het zicht en buiten radarbereik van de Sovjets bij Hammamet. Achter het eiland wachtte de Nederlandse onderzeeboot tot de avond viel en kwam boven water. Met zijn team haalde schipper Ton Vromans twee kilometer vislijnen met grote oranje boeien van de Tonijn. Menigeen aan boord was geschokt, wat hadden ze een geluk gehad. Stel je toch voor dat we met die grote oranje ballen achter ons aan door die ankerplaats waren gevaren, dacht Heij verschrikt. De Sovjets hadden hun ogen niet geloofd als ze de oranje vissersboeien voorbij hadden zien drijven, waarna ze ongetwijfeld groot alarm zouden slaan.
De vislijnen werden aan boord verwerkt tot fraaie decoraties, terwijl de boot weer terugkeerde naar de ankerplaats. De volgende bezoeken slaagden wel, en net als eerdere jaren werd de ankerplaats met succes doorkruist. Gedurende een aantal dagen werd de ankerplaats bij Tunesie? verruild voor een patrouille voor de Algerijnse kust, ten noorden van Skikda en Annaba, waarna de Tonijn het patrouillegebied vol informatie op 4 oktober 1977 verliet.