In dit artikel vier van de leukste.
Rauwe biefstuk in de broek
Joop Zoetemelk stamt uit de tijd dat er ’s avonds nog was te drogen hing uit de ramen van de rennershotels. Shirts, onderhemden, broeken, sokken – een bontgekleurde parade zoals je die tegenwoordig alleen nog ziet aan waslijnen, onderbond KNVB. Het meerijdend vrachtbusje met wasmachines en drogers om de renners dagelijks van schoon goed te voorzien, moest nog worden uitgevonden. Zoetemelk heeft nog in wol gereden. Als het regende of je flink aan het zweten was, woog je aan de finish gelijk een paar kilo zwaarder. Je broekspijpen flubberden langs alle kanten, hingen bijna tot op je kuiten. Je moest hele goeie bretels hebben, anders gleed ie gewoon van je kont.
De kopmannen hadden een stuk of drie setjes broek-en-trui bij zich. Die wasten ze dagelijks in bad. Ze maakten een sopje, boenden de bacteriën uit, smeerden een lik vet op de zeem en zegenden het kruis. Sommige Tourrenners waren zo bang voor ontstoken steenpuisten dat ze dagelijks de hulp van een wasknecht inriepen. Franse renners hadden overal bekenden. In elke etappeplaats stond wel een neef, nicht of supporter klaar om hun kleren te wassen. De volgende ochtend lagen er dan bundeltjes schoon goed bij de hotelreceptie. Spic en span, om door een ringetje te halen. Beleed je het dagelijkse wasritueel niet met zorg, dan kon je er je Tour mee verspelen. Wielrenners hebben weinig vet, over hun botten ligt een huid van perkament, die door wrijving zó open scheurt. En dan heb je de poppen aan het dansen. De rauwe biefstuk in de broek van Zoetemelk (Tour 1973) is het ultieme voorbeeld.
In Joops privémuseum van zijn wielerjaren, op de vide van zijn nieuwe huis in Germigny- l’Évêque, zul je geen koersbroek vinden. Wielerbroeken verzamel je niet, in tegenstelling tot truien. De belangrijkste vijftig hangen keurig op knaapjes aan een kledingrail. Van zijn eerste zelf gekochte wielertruitje (zwart), tot vier gele truien en één regenboogtrui. Of er één de mooiste is? Daar heeft Joop eigenlijk nooit over nagedacht. Die van Mercier vond hij altijd wel aardig; die van Kwantum eigenlijk te druk. Als het aan hem zou liggen, zou er helemaal geen merknaam op staan. Geen letter. Maar zo werkt het niet in een sport die het alleen van sponsoring moet hebben.
De tegeltjeswijsheden gaven Joop een aureool van onaantastbaarheid. Hij was niet uit zijn evenwicht te brengen
Toch kon ook Mercier overdrijven. De Franse fietsenfabrikant wilde op zeker moment met paarse broeken gaan rijden. Zoetemelk niet. Een wielerbroek behoort zwart te zijn, zoals de sokken wit. Met een paarse broek lapte je het reglement aan je laars, riskeerde je bovendien een boete. Dat de sponsor die wel zou betalen? Joop weigerde. Als je geen roze droeg, kreeg je geen boete ook. Conservatief? Niks hoor. De tijd staat niet stil. Hij wist echt wel wat er speelde, ging erin mee. Toen er aerodynamische tijdritpakken werden geïntroduceerd, had hij er voor zichzelf al een laten maken bij Descente. Zonder dat iemand het wist. Eenmaal toegestaan, was Zoetemelk een van de eersten die ‘mee’ was.
Draagt een wielrenner eigenlijk weleens kleding, een pak, een kostuum? Kleding is privé, en privé is een wielrenner haast nooit. Ja, als de carrière voorbij is. Maar als je nog reed, zagen ze je het liefst verschijnen in de kleren van je ploeg. Ook op supportersavonden. Een wielrenner draagt kleren. Wielerkleren, werkmanskleren. Toch? Achttien jaar prof, achttien jaar in een andere trui. In vele varianten. En naast de standaard ploegtruien: leiderstruien, baantruien, cyclocrosstruien en speciale truien. Honderden. Die van de adspiranten, nieuwelingen en amateurs meegerekend misschien wel duizend. Welke trui Joop het mooist vond? Hij denkt een halve seconde na. ‘De gele... Ha, ha, ha!’
Vlaamse kasseien
Om nou te zeggen dat Joop dol was op klassiekers, nou neen. Toch reed hij er meer dan hem lief was. Hij hield nu eenmaal niet zo van het gewring over de beslijkte Vlaamse kasseien. Hij ontdooide pas wanneer de eendaagse koersen op geaccidenteerd terrein werden betwist. Kijk er zijn erelijst maar op na. Daarop prijken overwinningen in de Waalse Pijl (1976), in de Grote Herfst-prijs (in 1977 – onder de naam Tours-Versailles – en in 1979) en, helemaal aan het slot van zijn carrière, in de Amstel Gold Race (1987).
Aan de top van het lijstje eendagskoersen prijkt uiteraard de wereldtitel die hij even onverwacht als verdiend in 1985 veroverde in het Italiaanse Giavera del Montello. Al die successen nemen niet weg dat hij die eendagskoersen louter als verplichte nummers beschouwde. Maar hij kon er niet onderuit. ‘Als A-renner was je destijds verplicht in de klassiekers van start te gaan. Twee dagen voor zo’n grote eendaagse koers en twee dagen nadien mocht je niet elders rijden, wanneer je die klassieker oversloeg. Dat betekende bijvoorbeeld dat ik in de Ronde van Vlaanderen moest starten, wilde ik in Baskenland rijden, want die etappekoers begon direct nadien.’
Joops eerste klassieke zege – die in de Waalse Pijl van 15 april 1976 – was meteen zijn mooiste. Zelden reed hij een indrukwekkender koers dan op toen elf coureurs afscheid namen van het peloton. Hij volgde niet alleen: hij viel aan. Eerst op de Stockeu en direct nadien op de Haute Levée, venijnige klimmen die de meeste coureurs naar adem doen snakken. Maar Joop niet, althans niet in deze Waalse Pijl. Achter hem gaven Eddy Merckx en de klassiekerspecialisten Freddy Maertens en Frans Verbeeck vol gas. Maar Joop bleek die dag ongrijpbaar. Sterker nog: toen een Waalse agent hem in de finale de verkeerde kant op stuurde, had hij nog voldoende marge om zijn eerste klassieker binnen te halen.
De tweede – in Tours-Versailles – had hij goed voorbereid. Samen met ploegleider Caput had hij de aankomst op een tartanbaan goed bestudeerd. Die investering betaalde zich dubbel en dwars uit. Toen hij in de laatste kilometers met zijn vluchtgenoten Hennie Kuiper en Johan De Muynck op de eindstreep af joeg, wist hij die twee te verrassen. In 1979 deed Joop het nog eens dunnetjes over, al had hij in die finale de duidelijke steun van de Raleigh-formatie. ‘Chef’ Jan Raas gebood zijn manschappen de benen stil te houden, toen Joop – nog in dienst van Miko-Mercier – in de laatste kilometers demarreerde. Joop won en de Raleighploeg van Peter Post kon mede daardoor Zoetemelk voor 1980 vastleggen.
In 1987, in zijn laatste seizoen, zette hij nog een extra kroon op zijn carrière. Hij had er al vrede mee dat hij de enige Nederlandse koers van internationale allure, de Amstel Gold Race, nooit zou winnen. Een jaar eerder was hij op de streep door Steven Rooks verslagen. Nu, in ’87, reed hij opnieuw in de kopgroep met weer Steven Rooks plus Teun van Vliet. Die laatste had nog een rekening te vereffenen met Rooks en deed alles om de Noord-Hollander van de zege af te houden. Een korte conversatie van Joop met Van Vliet bleek voldoende. Joop demarreerde, Rooks reageerde niet. Van Vliet veinsde slechts aandacht voor het achterwiel van Rooks. Het was een uitkomst waar alle koplopers achteraf tevreden mee waren: Rooks, die het Van Vliet niet gunde, Van Vliet, die Rooks van de overwinning had afgehouden, en winnaar Joop, die enkele maanden voor het einde van zijn carrière nog een vette prijs binnenhaalde.
Zoetemelkbedtijd
Joop Zoetemelk leefde twee levens: een in en een buiten de koers. In de koers was het simpel: ‘Ik reed gewoon mijn eigen koers. Altijd. Ik deed alles in mijn eentje.’ Buiten de koers had een ploeggenoot of een kamergenoot eigenlijk maar één simpele taak: wanneer het klokje van gehoorzaamheid ‘Zoetemelkbedtijd’ had geslagen: het lichtknopje omdraaien. Functionele collegialiteit. Zo’n ploeggenoot was Raymond Poulidor. Allez PouPou!, schoonvader van Adrie van der Poel, opa van Mathieu van der Poel, overleden in november 2019. Zoetemelk: ‘We konden goed met elkaar opschieten. Poulidor was net als ik: ook rustig. Niet altijd maar rondlopen op de kamer. Zat ook op de kaart te kijken en de etappe van de volgende dag te bestuderen. Was er ook altijd mee bezig.’
Het respect was diep en geheel wederzijds. Raymond Poulidor in Het Parool: ‘Mijn herinnering aan Zoetemelk is en blijft die van de Zoetemelk van 1974. Tot aan zijn val in de Midi Libre had je de échte Zoetemelk. De Zoetemelk die, waar hij aan de start verscheen, won. De Zoetemelk die, waar hij de bergen in ging, je op achterstand reed. Ik moest eraan geloven, maar Merckx even zo goed. Ik zie Joop nog in de Catalaanse Week demarreren. Merckx had de leiderstrui, trapte wat hij kon, maar Joop was drie minuten voor ons binnen. Dat niveau heeft hij nooit meer gehaald. In de kracht van zijn leven viel hij, kreeg niet de kans om door te stoten naar de absolute top. Ik had hem weleens willen zien in 1975, wanneer hij nooit was gevallen. En ik ben er nog altijd van overtuigd dat hij in ’74 de Tour al had gewonnen als hem niets was overkomen. Merckx won toen. Ik werd tweede, maar Joop reed het hele voorseizoen beter dan Merckx en ik bij elkaar.’ Zoetemelk: ‘Hij kon het weten. Hij was mijn kamergenoot in 1974...’
Poulidor: ‘Later had ik van RTL een fantastische aanbieding om steeds een dag voor het peloton uit de etappe te rijden. Dan gaf ik ’s avonds voor de camera mijn visie op de rit van morgen. In de Tour had ik een hele reclamekaravaan voor mij alleen, stonden in elke stad waar ik kwam vijftienduizend mensen op mij alleen te wachten en werd ik luid bejubeld. Een fabuleuze herinnering, die mijn leven heeft verrijkt. Ik hou van mensen, van publiek. Dat is het grote verschil met Joop. Hij heeft geen contact met het publiek. Hij is rustig, in zichzelf gekeerd.’
Hij at wat de pot schafte, ging meteen naar zijn kamer, op bed liggen, pakte het routeboek en zag hoever Parijs nog was
Zoetemelk: ‘Daarom klikte het met Poulidor. Ik had graag dat mijn kamergenoten op tijd het licht uitdeden. Poulidor deed dat. Als het tijd was om te gaan slapen, was het tijd om te gaan slapen.’
Vroeg je een kamergenoot dan om het licht uit te doen? Zoetemelk: ‘Nee. Nooit. Dat zullen ze toch zelf wel snappen, dacht ik dan.’
Vraag het Joop nu en hij zal zeggen dat Poulidor ‘dat’ of ‘het’ begreep, als een van de weinigen. ‘Dat’ of ‘het’ zit in de eenvoud van de repeterende handelingen. Zoetemelk: ‘Na de koers kwam Poulidor op de kamer, dan pakte hij een douche en waste meteen zijn handschoentjes en sokken. De koersbroek en de koerstrui gingen in de wasbak en die hing hij vervolgens keurig netjes op. Daar had ik nooit zoveel zin in. Wassen deed ik liever niet. Als ik naar de koers ging, dan nam ik van thuis alle kleren mee die ik had.’
Vervolgens vleide ook Poulidor zich tussen de lakens om zich ter voorbereiding op de nakende etappe te wijden aan de toegepaste cartografie. Zoetemelk: ‘Ja... Zó had ik het graag.’
De Tour win je in bed
De Tour win je in bed. Wie kent ’m niet? Het is de elk-nadeel-heb-z’n-voordeel van de wielrennerij. Het zijn de verbale footprints van Joop Zoetemelk en Johan Cruijff in de Nederlandse sporthistorie. Maar zoals het ‘ENHZV’ van Cruijff een andere vader blijkt te hebben, staat ook een ander aan de wortels van het gevleugelde ‘DTWJIB’ van Zoetemelk. Willem van Hanegem heeft vijftig jaar geleden het Cruijffiaans al in de grondverf gezet. Joop Zoetemelk noemt Herman Krott als degene die ‘het bed en de Tour’ heeft gelanceerd. Van Hanegem kreeg vorig jaar van een supporter een krantenknipsel toegestuurd uit 1970, voorafgaand aan de Europa Cup-wedstrijd Feyenoord-Legia Warschau. Citaat van Willem: ‘Je moet uit een nadeeltje een voordeel weten te halen.’ De embryonale versie van Cruijffs uitspraak was geboren. Het bedgeheim van Joop Zoetemelk dateert van 1967, 1968 – in die buurt. Joop: ‘Hij is eigenlijk van Herman Krott, mijn ploegleider bij de Amstel-amateurs. Herman zei in Olympia’s Tour vaak: “Jongens, wie na de etappes gaat lopen rondspringen met vrienden en kennissen, die is niet goed bezig. Een wielrenner moet naar z’n kamer, moet rusten voor morgen. Kijk maar eens naar Joop, die zit altijd op zijn kamer, ligt altijd op zijn bed.” Daar kwam het vandaan. Ik gebruikte Hermans woorden weleens; in de Tour maakte de pers er “de Tour win je in bed” van.’
En ‘Parijs is nog ver’?
‘Als ik aan de leiding stond, temperde ik dat we nog niet in Parijs waren. Het is nog een eind, hè. Er kan nog veel gebeuren. Dat werd in de pers dan verkort tot “Parijs is nog ver”.’
De tegeltjeswijsheden gaven Joop een aureool van onaantastbaarheid. Hij was niet uit zijn evenwicht te brengen. Een ander maakte zich al weken nerveus over de Tour, Joop niet. Die kwam zoals die kwam. Je moet je nooit druk maken over morgen als vandaag nog niet voorbij is. Joop was een Tour de France-metronoom. Etappe gedaan? Hij nam als eerste een douche, dan was er nog genoeg warm water. Hij at wat de pot schafte, ging meteen naar zijn kamer, op bed liggen, pakte het routeboek en zag hoever Parijs nog was. Dag voor dag, dag na dag. Dan kon je je niet vergissen. Voor verkennen was geen tijd: ‘Wij hadden honderdvijftig wedstrijddagen per jaar, hè!’ Aan de hotelkamers ontbrak elke vorm van sfeer. De telefoon stond bij de centrale receptie. ‘Communication pour Monsieur Zoetelmecq.’ Je was privé met tientallen mensen om je heen. Televisie? Zelden. Soms nam hij een cassetterecorder mee, met zelf opgenomen bandjes: Fats Domino, country & western, Elvis. Joop was een goede slaper, duldde alleen geen ‘rondspringers’ op zijn kamer. Je had soms ook pech met de hotels. Vooral in de Pyreneeën. In Bagnères-de-Luchon lagen de renners vaak op grote slaapzalen in een lyceum. Samen met journalisten en andere volgers. Die dan de volgende ochtend naast de renners stonden te rochelen in de wasbak.
In Pau eiste zijn ploeg ooit een ander hotel. Maar zelfs Eddy Merckx ving bot. De Tourdirectie zei dat in Parijs zou blijken dat alle ploegen evenveel twee-, drie- en viersterren hadden gehad. Nemen zoals het komt, messieurs les coureurs. Joop onderging het schouderophalend. Je verandert er toch niks aan.
Maar dat bed. Win je de Tour in bed? Joop Zoetemelk reed zestien Tours de France, werd 1x eerste, 6x tweede, 3x derde, 1x vijfde, 1x achtste en viel 4x buiten de Top 10. Dat zijn globaal gerekend 390 nachten in een Tourhotel, voor 3900 uren slaap. Als je de Tour in bed wint, had Joop er minstens twaalf moeten winnen.
Joop Zoetemelk – Ongezien, Jacob Bergsma, Joop Holthausen, Peter Ouwerkerk, JEA, €49,95.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- HH en privéarchief Zoetemelk