Eén keer in mijn leven heb ik live naar een hockeywedstrijd gekeken. Wanneer precies is me ontschoten, maar het was ergens in de aanloop naar de Olympische Spelen van Londen en er was blijkbaar geen alternatief in de vorm van een voetbalwedstrijd, hoe onbeduidend ook. Het Wagener-stadion in Amstelveen vormde het decor en wat me destijds vooral bevreemdde was de vervallen staat van het hockeybastion, dat zelfs bij niet-liefhebbers van deze herniaopwekkende sport tot de verbeelding sprak. Het kon zelfs de vergelijking met de fietsenstalling van RKC niet doorstaan.
Fotografie ANP
Dat gold ook voor het gebodene binnen de lijnen. Ik had die nacht waarschijnlijk goed geslapen anders was ik nog tijdens de vrouweninterland Nederland-Zuid-Korea in slaap gesukkeld. De meligheid op de perstribune was groot, de naam van Margot van Geffen werd al snel verbasterd, zeker toen een collega me erop wees dat het team zeker vier lesbische speelsters bevatte, waarvan er twee het met elkaar deden. Toen voelde ik me al helemaal een ongewenste pottenkijker.
Na de wedstrijd die Oranje met 2-0 won, brak er een discussie los over wie zich eigenlijk had geplaatst voor de finale. Zo amateuristisch had ik het nog nooit meegemaakt, zelfs niet bij het korfbal. Het speelveld was voor het eerst uitgebreid naar acht landen, een aantal dat een overzichtelijk speelschema in de hand leek te werken. Wij van het voetbal zeggen dan: twee poules van vier, twee halve finales plus finale, maar nee, zij van het edele hockey zochten het in ingewikkelde staartdelingen. Ik heb het einde van deze sleeppushende discussie niet meer afgewacht, als een haas rende ik naar mn auto en scheurde op zn Verstappens het parkeerterrein af. Hier zou ik nooit meer terugkeren.
Afgelopen zaterdag zapte ik bij toeval tegen hockey aan. In de 5 seconden zendtijd die ik ze gunde, meende ik Nederland-Spanje te ontwaren in een opgekalefaterd Wagener-stadion. Schitterend! Ik wens onze hockeyers en -sters veel succes en dat de beste moge winnen. Ik lees het maandag wel in de krant.