Premium

Nep echt

Geert Jan Jansen is de grootste levende kunstvervalser ter wereld. Na een bezoek van Bert Voskuil aan zijn atelier in kasteel Beverweerd rijst alleen de vraag: zijn alle vervalsingen wel echte Jansens, of laat hij ze in China maken?

Geert Jan Jansen

Een kasteel vol schilderijen. Het 14de-eeuwse kasteel Beverweerd bij Bunnik is een sprookje voor elke kunstlief hebber. Daar hangt een Picasso. Verderop De Kus van Klimt met nog wat ander werk van de Oostenrijker. Daar schilderijen van Karel Appel natuurlijk, Kees van Dongen en Lempica. Wie is dat ook al weer, Degas? De Van Goghs en Botero’s kan iedereen herkennen.

‘Kijk maar even rond. Ik ben nog even bezig, sorry,’ zegt Geert Jan Jansen na onze binnenkomst in het kasteel. Hij geeft wat aanwijzingen aan een assistent, die een verkleinde kopie van De Nachtwacht aan het vernissen is. Daarna bemoeit hij zich met een andere hulp die een grote partij schilderijen aan het inpakken is, die wordt overgeladen in een grote witte bestelwagen. Dan is Jansen nog een tijd druk in bespreking met de eigenaar van de witte bestelwagen. Over geld. Over veel geld voor de partij schilderijen. Later zal Jansen uitleggen dat die man een kunstgalerie in Spanje heeft.

Zijn zolder staat vol met goedkope vervalsingen uit China

anonieme kunstenaar

Ondertussen lopen fotograaf Berry Stokvis en ik door het kasteel. Overal hangen kaartjes bij de schilderijen. Er staat op: ‘Geschilderd in de trant van Klimt’ en dan de forse vraagprijs van 7000 euro. In het kasteel hangt ook meermalen Saskia van Rembrandt, en dan zie je dat een Rembrandt eigenlijk niet te vervalsen is. Het valt me op dat enkele stukken zijn gesigneerd met de naam van de oorspronkelijke meester. Zo staat ook onder razend knappe tekeningen van Picasso de handtekening van het Spaanse genie. Maar Jansen zei toch juist in elk interview na zijn veroordeling en het half jaar dat hij in de Franse gevangenis moest doorbrengen, dat hij nooit meer valse handtekeningen onder zijn vervalsingen zou plaatsen?

Een authentieke Appel

De inval in zijn boerderij in 1994 in La Chaux bij Poitiers was het einde van de klopjacht die de politie vijf jaar daarvoor had ingezet. Bij de huiszoeking bij de ‘vervalser van de eeuw’, zoals de Fransen hem noemden, vonden de gendarmes zestienhonderd vervalste kunstwerken. Jansen liep tegen de lamp omdat hij een Duitse kunsthandelaar een valse Chagall verkocht had. Op het bijbehorende certif icaat van echtheid had hij het Franse woord environ (over) met een s erachter geschreven. Daardoor werd de gesjeesde kunststudent, die galeriehouder in Amsterdam werd, maar te weinig zakenman was en ten slotte Karel Appels ging vervalsen om de huur te kunnen betalen, gepakt.

Die Geert Jan Jansen is eindelijk klaar met zijn Spaanse deal. Als we aan de keukentafel van het kasteel zitten, doet hij wat vaag over de handtekeningen op enkele schilderijen en tekeningen. De 76-jarige Jansen zegt nonchalant: ‘Ach, ik doe veel aan de democratisering van het kunstbezit. Dankzij mij kan vrijwel iedereen een Picasso of een Appel in zijn huiskamer hebben hangen.’

Ik vraag hem hoe het kan dat Karel Appel vele schilderijen die Jansen had geschilderd als echte Appels heeft geduid? Leed hij aan geheugenverlies? ‘Nee, dat niet, al wist hij vaak niet meer welk schilderij hij had geschilderd. Hij bekeek gewoon of een schilderij goed was of niet. Als het goed was, dan had hij het zelf geschilderd. Was het van mindere kwaliteit, dan wees hij het af. Hij heeft eens verklaard dat hij een schilderij niet had gemaakt, tot men met foto’s kwam waarop te zien was dat hij aan dat schilderij werkte. Het geeft me ook veel voldoening dat Appel veel van de schilderijen en gouaches die ik in zijn trant had geschilderd aanwees als zijn eigen werk. Hij schreef zelfs aan de achterkant:

“Dit is een authentieke Appel” en signeerde het nogmaals. De schilderijen van Appel zijn trouwens nauwelijks exact te kopiëren. Als je precies alle lijntjes neerzet, dan gaat de spontaniteit ervanaf en val je door de mand. Je moet eigenlijk dezelfde vaart en spontaniteit hebben die Appel had toen hij zijn werk maakte. Bij een tekening van Picasso heb je eigenlijk hetzelfde. Die moet je in één keer met vaart op papier zetten. Dat probeer ik dan ook, maar meestal liggen er dan al drie Picasso-tekeningen in de prullenmand, voordat ik denk: die is goed. Datzelfde doe je met de signatuur, die moet je eerst een fors aantal keren maken en daarna moet je hem niet precies met elk haaltje gaan natekenen. Nee, je moet hem met snelheid eronder zetten, in één keer. Er waren ook schilders waar ik het moeilijk mee had. Met Miró en De Kooning was het elke keer weer een gevecht. Ik ben vaak bezig geweest om de verf die ik er op de ene dag op had gesmeerd er de volgende dag weer met een paletmes af te halen. Maar dat deden Miró en De Kooning zelf ook. En Karel Appel heeft weleens gezegd: “De helft van mijn verf ligt in de prullenbak.”’

Vijf jaar op de vlucht

Heeft u het tv-programma Het Geheim van de Meester weleens gezien, vraag ik hem. Jansen: ‘Nou, ik heb geen tv, maar ik heb wel een paar af leveringen gezien. Voor die Charlotte Caspers heb ik echt respect. Ik vond haar kopie van Het Meisje met de Parel heel mooi. Ook de Lempicka die ze had geschilderd vond ik goed, net als haar Appel trouwens. Ik zeg altijd: an Appel a day keeps the doctor away. Alleen al die mannen om haar heen in die uitzendingen hadden voor mij niet zo gehoeven.’

Welke schilder had u zelf willen zijn?

‘Misschien Pablo Picasso, maar dat was ook een naar mens. Hoe hij met zijn vrouwen is omgegaan... Nee, dat zou ik niet willen. Picasso heeft ook wel veel meegekeken over de schouder van mensen als Braque, Cocteau en Matisse. Hij zei daar zelf eens over: “Beter goed gejat dan zelf slecht bedacht.” Dan kies ik toch voor Rembrandt van Rijn. Hij was een hele vaardige schilder in het figuratieve genre. Maar eigenlijk was hij, als je stukken van Het Joodse Bruidje uitvergroot, met al die dikke verflagen op elkaar, ook eigenlijk een impressionist. Dat geldt ook voor Frans Hals trouwens.’

Piet Mondriaan moet voor u als vervalser een godsgeschenk zijn?

Jansen glimlacht: ‘Het werk van Mondriaan lijkt gemakkelijk, maar als je er mee aan de slag gaat dan blijkt toch wel dat het heel knap in elkaar zit, met de constructie van die zwarte lijnen en de componenten en de indeling van die kleurvlakken. Echt heel knap.’

Het werk van Mondriaan lijkt gemakkelijk, maar als je ermee aan de slag gaat dan blijkt toch wel dat het heel knap in elkaar zit, echt heel knap’

Waarom bent u nooit stinkend rijk geworden met uw vervalsingen? Toen u in Frankrijk werd gearresteerd werden zestienhonderd vervalsingen bij u aangetroffen, die moeten toch miljoenen waard geweest zijn?

Jansen haalt even zijn schouders op. ‘Ik ben vijf jaar op de vlucht geweest voor de politie voordat ze me eindelijk te pakken hadden. Dat is een kostbare manier van leven. En Fransen houden nu eenmaal van overdrijvingen. Bij die vervalsingen zaten ook veel tekeningen.’

De echte Jansens

Jansen nam na zijn gevangenisstraf de wijk naar Nederland, waar hij begon te verdienen aan zijn faam als vervalser. Hij gaf lezingen, verkocht zijn vervalsingen en zetelt nu in een gehuurd kasteel. ‘Hier in Beverweerd heb ik overdag veel gesprekken met bezoekers. Die komen dan langs naar aanleiding van mijn advertenties en gaan dan zomaar weg met twee of drie schilderijtjes, wat ze eigenlijk niet van plan waren. Na 17.00 uur, als iedereen is vertrokken, ga ik naar boven, naar het atelier, lekker aan mijn schilderijen werken. Dat heeft voor mij een therapeutische werking. Ik word er ook niet moe van. Ik ga gewoon met mijn gedachten op reis.’

U zegt ook dat er nog altijd vervalsingen die u gemaakt heeft als meesterwerken van de oorspronkelijke schilder in musea hangen. Zoals bijvoorbeeld een Bart van der Leck in een Canadees museum. Wilt u niet zeggen in welke stad dat is?

Op kasteel Beverweerd wemelt het van de Picasso’s.

Jansen schudt zijn hoofd: ‘Nee, dat doe ik niet. Nu wordt er van dat schilderij dat ik gemaakt heb genoten. Als ik vertel welke Van der Leck ik gemaakt heb, verhuist zo’n werk onmiddellijk naar het depot waar geen mens het meer ziet. Kunstverzamelaar Jan Six de Tiende heeft weleens tegen me gezegd dat ik eens een lijst van mijn werken die onder een andere naam als meesterwerken in musea hangen, zou moeten maken. Die zou ik dan in een dichtgelakte envelop aan een notaris moeten geven, die hem pas dertig jaar na mijn dood zou mogen openen. Misschien doe ik dat nog weleens.’

Ik heb grote twijfels of hij al die stijlen zou kunnen beheersen

galeriehouder Nico Koster

Om de notariskosten te besparen mag u mij die envelop wel geven, bied ik, niet geheel zonder mijn eigen belang uit het oog te verliezen, aan. Jansen moet hard lachen. Hij wil het liefst praten over zijn eigen schilderijen. De echte Jansens. Grote doeken waarop de verf er uitgekiend tegenaan lijkt gesmeten: zijn splash-serie. Of kleinere doeken die hij maakt door de verf uit een theepot te schenken, die noemt hij zijn gietwerken. Vol trots vertelt hij dat hij in de Italiaanse streek waar hij zijn tweede huis heeft, is gekozen als artiest van het jaar. Daarbij hoorde ook een grote overzichtstentoonstelling, maar door die plannen heeft de corona een dikke vette streep gezet. ‘Niet alleen in Italië is er veel waardering voor mijn eigen werk, maar ook in Duitsland, daar brengen ze serieuze bedragen op,’ zegt hij. ‘Ik schat dat de helft van mijn omzet komt van mijn gietwerken en de splash-serie.’

Autodidact

U bent in de race met Han van Meegeren voor de titel van grootste vervalser uit de Nederlandse kunstgeschiedenis...

Jansen: ‘Nou, in de race... Ik heb er een hekel aan om dat zo te noemen. Ik heb wel respect voor wat Van Meegeren in technisch opzicht heeft gedaan. Er waren in zijn tijd vier wetenschappelijke methoden om aan te tonen of een schilderij uit de 16de eeuw vals was of niet. Hij was erin geslaagd om manieren te vinden waarbij zijn vervalsingen al die proeven doorstonden. Zo kon hij alle experts om de tuin leiden. Tegenwoordig zou Van Meegeren geen schijn van kans hebben gehad. Ze kunnen nu bij een Van Gogh vaststellen of hij buiten aan het werk is geweest, door sporen stuifmeel, stof en zand in de verf op zijn schilderijen. Ze kunnen nu ook lezen van welke rol het linnen van het doek kwam. Ze tellen gewoon alle draden. En dan praat ik niet eens over alle scans en doorlichtingstechnieken. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat er in de kunsthandel zo weinig onderzoek plaatsvindt. Maar ja, een kunsthandelaar die net veel geld heeft geïnvesteerd in een kunstwerk, is niet op zoek naar problemen. Die kunsthandelaar is alleen op zoek naar iemand die er meer voor wil betalen dan hij zelf heeft gedaan. Maar om op Van Meegeren terug te komen: hij heeft doeken gemaakt die niet eens een onderzoek waard waren. Ik vind het onbegrijpelijk dat er in zijn tijd geen mensen zijn opgestaan die zeiden: “Dat is geen Vermeer, dat kun je zo zien.” Als ik het op dezelfde manier had gedaan als Van Meegeren, dan zou ik door de mand gevallen zijn. Nu loop ik op kunstbeurzen rond en zie ik schilderijen die ik heb gemaakt met een veel beroemdere handtekening eronder. Ik zie dat ook in catalogi van veilinghuizen. En ik heb het weleens gehad dat in de Amsterdamse Spiegelstraat, waar veel kunsthandels zijn gevestigd, opeens de rolluiken dichtgingen toen ik door de straat liep. Ze wilden niet dat ik mijn eigen werk zou herkennen in hun etalages.’

Ik heb liever niet dat je schrijft over die schilde­rijen die op zolder staan. Dat lokt alleen maar inbrekers. Ik heb geen schilde­rijen uit China op zolder staan

Zou uw vader, die een kunstliefhebber was en u al op jonge leeftijd mee naar musea nam, trots op u geweest zijn?

‘Dat was hij, maar ik hoorde het nooit van hemzelf. Ik hoorde wel dat hij anderen vertelde hoe trots hij was op mijn werk. Hij heeft me ook in Frankrijk opgezocht. Mijn vader, die lichtingenieur was bij Philips, kwam eens thuis van zijn werk en toen vertelde mijn moeder dat ik als klein jochie zijn kunstboeken met reproducties gepakt had en had opengeslagen. Ze dacht dat hij wel kwaad op me zou zijn, maar dat was hij niet. Integendeel: hij leerde me hoe ik voorzichtig die boeken kon bekijken en nam me toen heel vaak mee naar musea, waar hij me geregeld moest optillen omdat de schilderijen te hoog hingen. Op school was ik goed in tekenen, en omdat ik zo’n zware bromstem had, wilden ze me niet bij de zangles hebben, dus mocht ik in een ander lokaal gaan tekenen. Wat ik prima vond. Ik heb echter toch niet gekozen voor de kunstacademie. Ik heb als autodidact veel omwegen gemaakt, wat ergens wel jammer is, al zie ik ook niet dat ik als 19-jarige op de academie zomaar mijn eigen stijl zou hebben gevonden. Die heb ik nu wel. Het is natuurlijk wel zo dat ik weet dat ik geen 300 jaar word, dus ik heb het gevoel dat ik nog veel te doen heb en dat ik moet opschieten. Al is mijn gezondheid vrij goed.’

Dan gaat Jansen geroutineerd poseren in zijn atelier. Vooral met vervalsingen van het schilderij Buste de Femme van Picasso, dat gestolen was van een peperduur jacht in Dubai, maar door kunstdetective Arthur Brand werd opgespoord. Op de tafel in het atelier staat een bordje met maar heel weinig verf erop. Bijna als een rekwisiet in een toneelstuk.

Vervalsingen uit China

We nemen afscheid van Geert Jan Jansen, die zegt dat hij helemaal zonder assistenten werkt en dat hij alles alleen schildert, zowel in kasteel Beverweerd als in zijn tweede huis in Italië. In de auto terug buigen fotograaf Berry, zelf een gepassioneerd amateurschilder, en ik ons over de vraag hoe Jansen dat allemaal klaarspeelt. ‘Want zo’n Klimt namaken is dagen werk,’ zegt Berry. Ik ben het met hem eens.

Ik besluit wat rond te bellen bij kunstkenners. Ik stuit op een expert die anoniem wil blijven en vertel hem over mijn bezoek aan kasteel Beverweerd. ‘Ben je ook op de zolder geweest?’ vraagt hij. Ik antwoord ontkennend. ‘Jammer,’ zegt de expert. ‘Ik ben weleens op die zolder geweest. Die stond helemaal vol met goedkope vervalsingen uit China. Dat werd ons verteld door iemand die op het kasteel was, dat was niet Jansen. Ik zag er honderden staan.’

Dat kan geen mens, ook Jansen niet

kunstenaar Rob Scholte

De kunstkenner twijfelt niet alleen daarom of alle vervalsingen wel van de hand van Jansen zijn. ‘Dan moet hij zoveel stijlen in huis hebben dat hij het talent van Rembrandt zou moeten hebben. En voor al die productie zou hij wel vier paar handen moeten hebben.’

De bron zegt ook met ex-personeelsleden van Jansen gesproken te hebben, die het China-verhaal bevestigen. ‘Dat gerucht hoor je al jaren in kunstkringen,’ zegt galeriehouder en kunstfotograaf Nico Koster. ‘Al kan ik dat niet zelf bevestigen. Ik heb wel grote twijfels of Jansen al die stijlen waarin hij zijn vervalsingen zegt te maken, zou kunnen beheersen.’ Kunstenaar Rob Scholte zet daar ook grote vraagtekens bij: ‘Dat kan geen mens, ook Jansen niet.’

Not amused

Blijft de vraag: zou Geert Jan Jansen Chinese vervalsingen verkopen als zijnde zijn eigen vervalsingen? Daar kan maar één man op antwoorden. Jansen is not amused als ik hem bel voor een reactie. ‘Nee, ik heb op zolder geen vervalsingen uit China staan,’ zegt hij. Maar hij denkt snel. ‘Ik heb in het verleden weleens zulke schilderijen uit China laten komen, maar die waren zo slecht dat het pijn aan je ogen deed. Of het waren werken waar ik nog heel veel moest bijschilderen. Daar ben ik mee gestopt.’ Over de vele stijlen die hij zou moeten beheersen is hij kort: ‘Ik ben niet voor niets de vervalser van de eeuw.’

Een ‘echte’ Jansen: een doek uit de splash-serie.

Een uur daarna belt hij me terug: ‘Ik heb liever niet dat je schrijft over die schilderijen die op zolder staan. Dat lokt alleen maar inbrekers. Ik heb geen schilderijen uit China op zolder staan, kom maar kijken.’ Jansen komt met de theorie, dat het wat schilderijen zouden zijn die teruggestuurd zouden zijn na zijn expositie in Zuid-Korea. ‘En ik heb eens nagedacht: misschien heb ik daar wel wat werken staan van vroegere assistenten, die waren geen succes. Misschien dat er daar nog wat van op zolder zijn blijven staan.’ Hoeveel waren dat er? Honderden?

Ik ben niet voor niets de vervalser van de eeuw

Geert Jan Jansen

‘Ik heb ze niet geteld,’ antwoordt Jansen vanuit kasteel Beverweerd, waar de scheidslijnen tussen echte en vervalste kunst altijd al vaag waren en waar nu de grenzen tussen ‘echte’ vervalste Jansens of vervalste Jansen-vervalsingen nog onduidelijker zijn geworden. 

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Berry Stokvis