Nieuwe Revu portretteert de leiders van een nieuwe generatie. Zij helpen Nederland vooruit door de juiste vragen te stellen of door zelf de antwoorden te geven. Deze week: voormalig voetballer Daphne Koster (36).
Fotografie ANP
Je wordt het boegbeeld van het Nederlandse vrouwenvoetbal genoemd. Ben je daar blij mee, of kan het soms ook tegen je werken?
Ik vind het mooi, want er spreekt respect uit voor wat ik heb gepresteerd. Maar ik zou het nog mooier vinden als ik een boegbeeld voor het voetbal wordt genoemd, en niet alleen van het vrouwenvoetbal. In Nederland blijven we vaak het idee houden dat vrouwenvoetbal een slap aftreksel is van het echte voetballen. Ik zou heel graag willen dat die beeldvorming verandert. Als je mensen vraagt een aantal boegbeelden van het voetbal op te noemen, krijg je namen als Cruijff en Van Basten. En nooit van een vrouw.
Je begon op je 6de met voetballen. In de 30 jaren die volgden heb jij het vrouwenvoetbal van dichtbij volwassener zien worden. Waar ben jij het meest trots op?
Dat meisjes er nu van kunnen dromen om profvoetballer te worden. En dat die droom ook reëel is. Ik had die droom ook. Hij is een paar keer uit elkaar gespat en uiteindelijk pas op mijn 29ste uitgekomen. Voor die tijd leefde en trainde ik wel als prof, maar had ik er ook nog een baan naast omdat er brood op de plank moest komen en de rekeningen moesten worden betaald. Nu is die droom voor meisjes binnen handbereik. En kunnen ze rondlopen in Ajax-shirts waar Koster op de rug staat. Dankzij het werk dat ik en al die andere voetballende vrouwen daarvoor hebben verzet.