Longread | Hiroo stapte uit de Yakuza (en amputeerde zijn pink)

Japanse gangsters, beter bekend als de Yakuza, vinden maar moeilijk hun draai in de samenleving nadat zij uit het syndic...

Japanse gangsters, beter bekend als de Yakuza, vinden maar moeilijk hun draai in de samenleving nadat zij uit het syndicaat stappen. Het grootste obstakel lijkt het missen van een vingerkootje, dat door de gangster zelf wordt afgesneden om berouw te tonen aan de maffiabaas. De protheses van Yukako Fukushima bieden een laatste strohalm. ‘Veel ex-Yakuza moeten hun zelfvertrouwen herwinnen. Dat krijgt echt een boost door de protheses.’

Fotografie Bug Barnes

Een wolkendek strekt zich uit over Osaka, na Tokio de grootste stad van Japan. Mensen toveren uit het niets paraplu’s tevoorschijn zodra het begint te regenen; geen volk is zo voorbereid als de Japanners. In een zijstraatje van de grootste overdekte winkelstraat van Osaka vergapen wat dagjesmensen zich aan een tempel, die tussen de koffietentjes en gemakswinkels is weggestopt. Pal tegenover de tempel staat de prothesekliniek Kobo Arte Kawamura Gishi. In de deuropening staat Yukako Fukushima, die de kliniek ooit begon. Met een hese stem, breeduit lachend, heet ze haar gasten welkom: ‘Kom binnen!’

Wat volgt is een korte rondleiding door haar werkkamer. De ruimte is klein en heeft veel weg van een handenarbeidlokaal. Nou ja, één verschil dan: in plaats van lelijk gekleide vazen en asbakken liggen er lichaamsdelen verspreid in de werkkamer. Nep welteverstaan, maar toch: als je niet beter zou weten, had het zo een scène uit een B-film kunnen zijn. Fukushima leunt ontspannen tegen haar werktafel aan, handen in haar doktersjas, poserend voor een foto. ‘Hoe wil je dat ik kijk?’ vraagt ze grappend, terwijl ze verschillende poses aanneemt.

Een kunstneus en twee kunstoren

Het is tekenend voor Fukushima’s open en ontspannen houding. Haar persoonlijkheid staat in schril contrast met het stereotiepe beeld dat wij westerlingen van Japanners hebben: gesloten, stug en ietwat ongemakkelijk. Dit aspect van de Japanse cultuur – waar men moeilijk praat over gevoelige zaken – zit Fukushima dwars, open boek als ze is. Terugkijkend op wat haar deed besluiten protheses te maken, vertelt Fukushima over een moment waarop deze geslotenheid weer eens pijnlijk duidelijk werd. ‘Ik zat in de wachtkamer van het ziekenhuis toen ik een man zag – grote hoed op en zijn gezicht verborgen achter een dikke sjaal. Het was hartje zomer, dus ik begreep niet waarom hij die dikke sjaal om had. Ik liep op hem af en vroeg waarom hij zijn gezicht verborg.’

Hierop besloot de man zijn sjaal omlaag te schuiven. Hij miste een neus en beide oren, naar later bleek verloor hij die tijdens een explosie op zijn werk. Fukushima, op de basisschool al fervent knutselaar, beloofde hem een kunstneus en twee kunstoren. De man was haar eerste klant, waarna er nog velen zouden volgen.

Toch volgde Fukushima nooit een opleiding tot prothesemaker. Op 21-jarige leeftijd leerde Fukushima zichzelf de kneepjes van het vak. Een autodidact pur sang. ‘Er was toen geen internet, ik kon nauwelijks informatie vinden over protheses. Ik haalde alles uit boeken. Uiteindelijk kan ik wel stellen dat mijn klanten mijn leerschool zijn geweest. Iedere keer als ik een nieuw verzoek kreeg, moest ik mezelf aanleren een nieuw lichaamsdeel te maken. Dan weer een kunstneus, dan weer een kunstoog.’

Yukako Fukushima zit aan haar werktafel met een slijpmachine stevig in haar hand gedrukt. Ze perfectioneert de mal van een hand. Het duurt doorgaans drie weken voordat een prothese klaar is, afhankelijk van het soort lichaamsdeel. Iedere klant brengt drie bezoekjes: een intakegesprek, het laten maken van een mal en het plaatsen van de prothese. Fukushima mag van haar werkgever Kawamura Group – dat haar kliniek begin jaren 90 overnam – niet vertellen welke materialen en instrumenten zij gebruikt bij het vervaardigen van de protheses. Geheim van de smid, zullen we maar zeggen. Naast haar liggen tal van schetsen, en het soort kleurenwaaier dat je doorgaans gebruikt bij het uitzoeken van gordijnen, maar dan met de beschikbare huidtinten. Met de basiskleuren rood, blauw en geel kan Fukushima duizend verschillende huidtinten maken. Fukushima buldert van het lachen zodra een schaaltje met prothesevingers omvalt. Een luguber gezicht, van die levensechte vingers die over tafel rollen.

Hoe grappig dit tafereel ook is, het zijn diezelfde vingers die Fukushima landelijke en zelfs internationale bekendheid hebben gegeven. Om dit beter te begrijpen, nodigt Fukushima de fotograaf en mij uit om een consult met een klant bij te wonen. Onderweg naar haar spreekkamer stopt ze even en f luistert: ‘Je moet wel begrijpen dat hij heel erg nerveus is om te praten.’

Met ‘hij’ doelt Fukushima op de 37-jarige Hiroo (niet zijn echte naam). Hij is vandaag overgekomen uit het noordelijker gelegen stadje Fukuoka, zo’n drie uur met de hogesnelheidstrein. Voorovergebogen zit Hiroo op een witte leren bank. Hij is comfortabel gekleed: een spijkerbroek en simpele hoody. Hij staart wat nerveus en lacht enigszins ongemakkelijk. Gelukkig is Fukushima daar om hem op zijn gemak te stellen. Wat volgt is een gesprek over een gemeenschappelijke vriend, het soort gesprekken dat je voert bij de tandarts.

Yubitsume

Wat opvalt is dat Hiroo gedurende het gesprek zijn linkerhand bedekt met zijn andere hand. Dit houdt hij vol totdat Fukushima naast hem gaat zitten op een krukje. Ze plaatst een handdoek op zijn linkerknie en gebaart zijn linkerhand op de handdoek te laten rusten. Voor het eerst is duidelijk zichtbaar dat Hiroo het kootje van zijn pink aan zijn linkerhand mist. Hiroo verloor zijn pink niet door een ongeluk, laat dat duidelijk zijn. Jarenlang was hij namelijk actief lid van de beruchte Japanse maffia, de Yakuza. Hij sneed zijn pink doelbewust af, wikkelde deze in een zakdoek en gaf het aan zijn oyabun (baas). Het is de manier waarop de Yakuza berouw tonen voor een fout. Hoewel de data nogal verouderd zijn, bleek uit een onderzoek dat de overheid in 1993 deed dat bij maar liefst 45 procent van de Yakuza ten minste één vingerkootje ontbrak. 15 procent van de bendeleden deed dit trucje vaker.

Gokschuld

Deze vorm van zelfamputatie heeft een naam: yubitsume. De praktijk stamt uit de tijd van de bakuto, gokkers die worden gezien als de voorlopers van wat vandaag de dag de Yakuza worden genoemd. Had je een gokschuld openstaan en was je niet in staat deze schuld af te lossen, dan was er altijd nog de mogelijkheid om een pink af te snijden met een vlijmscherp mes – een tanto – en deze aan de schuldeiser te presenteren. Het idee was dat het ontbreken van één of meerdere vingerkootjes de grip van het zwaard negatief zou beïnvloeden. Vervolgens was je een makkelijke prooi in een gevecht.

Het is lastig in te beelden: Hiroo als nietsontziende, gewetenloze crimineel. Hij lacht vriendelijk en oogt zelfs een beetje verlegen. Hiroo laat ook weten dat hij nooit bewust koos voor een carrière binnen de Yakuza. ‘Ik haatte de Yakuza, van jongs af aan al. Mijn ouders zijn gescheiden en mijn moeder kreeg een relatie met een man, zijn lichaam zat onder de tattoos. Hij was een Yakuza-guy. Ik vond het maar niks. Maar ja, dit is wel de omgeving waarin ik ben opgegroeid. Ik kon er met geen mogelijkheid aan ontsnappen. Uiteindelijk bepaalt je omgeving je lot. Op mijn 18de begon ik bij kyabakura, hier kwam ik voor het eerst in contact met de Yakuza.’

Met ‘kyabakura’ doelt Hiroo op hostess-bars, alhoewel Hiroo het zelf lief kozend een girls-bar noemt. Het zijn het type uitgaansgelegenheden waar vrouwen – vaak jong en bloedmooi – tegen een f linke vergoeding een avond doorbrengen met een klant. De klanten zijn meestal uitgebluste kantoorklerken, die na een lange werkdag wel wat af leiding kunnen gebruiken. Het contact blijft meestal beperkt tot gesprekken en het inschenken van drankjes; prostitutie is namelijk officieel verboden in Japan. De bar waar Hiroo voor werkte is eigendom van de Yakuza. Hij begeeft zich nu in de krochten van de Japanse onderwereld.

De bar was niet alleen eigendom van de Yakuza; het was ook de plek waar ze kwamen om te ontspannen, zo blikt Hiroo terug. ‘Toen kwam ik ze persoonlijk tegen, begon mezelf met hen te identificeren. Ik begon ze zelfs cool te vinden.’

Drugshandel

Dit is het keerpunt voor de nog jonge Hiroo – vanaf nu mag hij zich officieel Yakuza-lid noemen. Hij kan enkel in vage termen uitleggen wat hij precies deed. Maar het is algemeen bekend dat het gros van de activiteiten van de Yakuza te maken heeft met drugshandel, sekshandel en chantage.

Het begin van het einde wordt gemarkeerd als hij klussen begint te weigeren. ‘Laat ik het zo zeggen: ik moest slechte dingen doen. Bepaalde dingen weigerde ik te doen.’ Hierdoor bracht hij weinig geld op. Althans, minder dan de andere jongens uit zijn groep. ‘Mijn baas werd kwaad, ik moest en zou meer geld verdienen.’

Maar Hiroo houdt voet bij stuk; hij weigert de dingen te doen die het beoogde geld moeten opleveren. Uiteindelijk ziet hij geen andere uitweg dan spijt te betuigen voor zijn onvermogen – of onwil – om meer geld te verdienen. ‘Sommigen vragen om hulp, maar ik deed het alleen,’ zegt hij over hoe hij zijn vingerkootje afsneed. Wat hij gebruikte en of het pijn deed; het zijn zaken die hij liever niet bespreekt. Maar hij vindt het belangrijk één mythe te ontkrachten: ‘Het is niet zo dat je het moet doen. Er zijn jongens uit mijn groep weggegaan bij de Yakuza zonder ooit een vingerkootje af te snijden.’ Het is dus niet verplicht om yubitsume uit te voeren, zodra je besluit de Yakuza te verlaten.

Hiroo begint zich zichtbaar op zijn gemak te voelen, verbergt zijn hand niet langer en wijst naar zijn stompje wanneer het over de ongemakken van het missen van een vinger gaat. Want die ongemakken zijn er wel degelijk. Op 23-jarige leeftijd denkt Hiroo eindelijk zijn steentje bij te kunnen dragen aan de samenleving, en lekker een dertien-in-een-dozijnbaan nemen. Hij komt bedrogen uit. Hij gaat solliciteren, maar telkens werd hij afgewezen. Slechts één keer vroeg een bedrijf op de man af waarom hij een deel van zijn pink miste. Veel vaker merkte hij aan het gedrag van mensen om hem heen dat ze doorhadden dat hij een vinger miste. Alleen zeiden ze er niks van.

In Nederland zijn mensen ook niet direct laaiend enthousiast over de Hells Angels of Satudarah. De negatieve houding ten aanzien van dit soort organisaties is niet aan Japanners voorbehouden. Maar toch: de herkenbaarheid van de Yakuza – tattoos en missende vingertopjes – maakt een leven na de onderwereld een stuk lastiger. Daar komt bij dat Japan een land is waar imago, beleefdheid en fatsoen van groot belang zijn. Een litteken dat verwijst naar een eerder leven in de onderwereld kan daarom negatieve gevolgen hebben. Het woord ‘Yakuza’ boezemt de gemiddelde Japanner niet alleen angst in, liever praat men er niet eens over. Het wordt liever doodgezwegen. Zo mogen mensen met tattoos niet in een traditioneel badhuis, een indirecte manier om de Yakuza buiten de deur te houden.

Voor Hiroo betekende het concreet dat hij geen vast werk kon krijgen. Hij kon enkel bijbaantjes vinden, wat het weer lastig maakte om genoeg te verdienen. Fukushima heeft een tijdje stilzwijgend aangehoord hoe Hiroo zijn situatie omschrijft, maar vult dan aan: ‘Werkgevers zijn bang dat ze ellende in huis halen, of zijn bang dat klanten slecht zullen reageren op de afgesneden pinken.’

Nieuwe baan of bruiloft

Het moet ongeveer vijf à zes jaar geleden zijn geweest, zo gaat Hiroo verder, dat hij Fukushima op televisie voorbij zag komen. Het ging over protheses voor ex-criminelen. Hij besluit na wat onderzoek te hebben gedaan op internet contact op te nemen. Hiroo staat op het punt om de ouders van zijn vriendin te ontmoeten. Uit angst voor wat zij zullen denken als ze zijn stompje zien, denkt hij er goed aan te doen om een kunstvinger te nemen. Fukushima knikt: ‘Je ziet dat veel van mijn klanten een kunstvinger nemen bij een bijzondere gelegenheid; de start van een studiejaar, het beginnen van een nieuwe baan, of een bruiloft.’ Overigens wil ze hier wel direct bij vermelden dat slechts zeven procent van haar klanten met een kunstvinger bij de Yakuza hebben gezeten.

Inmiddels is Hiroo druk in de weer met zijn eigen zaak, een kinderdagverblijf. Hij geeft zijn visitekaartje. Fukushima kijkt met een trotse blik toe. Ze ontvangt geregeld brieven van voormalig Yakuza-leden die met behulp van een vingerprothese hun weg terug vonden in de Japanse maatschappij. Gister nog. ‘Hij was zo dankbaar,’ aldus een glunderende Fukushima. Toch zijn er ook tragische verhalen van ex- Yakuza die in de gevangenis belandden, of teruggingen naar de maffia. Ook zij schreven brieven. Vanwaar al die brieven? Ongevraagd haakt Hiroo in: ‘Ik denk dat ze zich schuldig voelen. Ze kregen de kans, maar lieten deze onbenut. One chance,’ zegt hij terwijl hij een vinger omhoog houdt.

Gevraagd naar aanvaringen met voormalige bendeleden, slaat Fukushima haar handen voor haar gezicht en schreeuwt ‘Oh my God!’ Niet al haar klanten zijn even vredelievend als Hiroo. ‘Ik ben vaak bedreigd door klanten die hun rekening niet konden betalen. Dat pikte ik niet. Ik behandel hen niet anders dan ‘normale’ klanten, dus ook zij moeten betalen. Dan gooiden ze het meubilair weer overhoop, of werd ik met een mes bedreigd.’ Ze lacht weer. Was ze niet bang dan? ‘Dat was ik zeker, zeker weten. Maar ik zie het zo; ik heb niks verkeerd gedaan, zij zitten verkeerd.’

Fukushima kan ook wel begrip opbrengen voor dit gedrag. ‘Niet iedereen groeit op met het idee dat je moet betalen voor een dienst, of leert alsjeblieft en dankjewel te zeggen. Het is de achtergrond die hierin een bepalende rol speelt.’

Daar komt bij dat Fukushima een snaar lijkt te raken bij de mannen. Misschien is het de charme van deze Japanse, geboren en getogen in Osaka, tezamen met haar onberispelijke Osakaaccent. Veel van haar voormalig Yakuza-klanten spreken met dezelfde tongval. Het lijkt haar de nodige street-credit te geven.

Alhoewel de protheses vooral voorzien in het oplossen van een fysiek probleem, lijkt het de mannen bovenal een mentale boost te geven. ‘Veel ex-Yakuza moeten hun zelfvertrouwen volledig herwinnen. Ze groeiden niet op met de normen en waarden die zo belangrijk worden geacht in het beleefde Japan. Hun zelfvertrouwen krijgt echt een boost van de protheses. Uiteindelijk is het toch een soort therapie. ‘Ik heb trouwens ook een achtergrond in mentale hulpverlening,’ vertelt ze, waarna ze direct naar Hiroo kijkt en in de lach schiet. ‘Ik had geen idee,’ antwoordt Hiroo verbaasd, alsof hij een ontboezeming van een innige vriendin hoort.

Hiroo wil zijn succesvolle re-integratie voor een deel op het conto van Fukushima schrijven. ‘Ze benadert mij zoals ze eenieder zou benaderen. Niet met ontzag, angst, of minachting.’

Met enige gêne hoort Fukushima het aan, ze wil toch vooral duidelijk maken dat Hiroo het aan zichzelf te danken heeft. ‘Maar het klopt dat ik ze als een gelijke zie. Als ze bijdehand doen, geef ik ze op hun donder.’ Uiteindelijk hoopt Fukushima vooral dat haar klanten er uiteindelijk weer bovenop komen, daar doet ze het voor. ‘Als er slechts een op de tien met behulp van de protheses een normaal bestaan kan opbouwen, dan is dat al mooi.’