De haast feeërieke indiefolk van Fleet Foxes, met zijn hemelse vocale harmonieën, riep in sepiatinten gevangen beelden op van een Amerika dat alleen nog bestaat in de romans van Mark Twain. Het gezelschap uit Seattle rondom zanger/gitarist Robin Pecknold klonk stokoud en tijdloos tegelijk.
Hun liedjes leken uit een andere wereld gestapt waar onze Facebook- en Twitter-feeds onze blik eens niet afwenden van de schoonheid van de bergen, een zonsondergang, of thuis in de armen van je vrouw vallen na een lange dag hard werken op de akkers. Nou ja, zoiets in ieder geval.
Na een pauze van 6 jaar zijn ze terug met Crack-up, hun derde. Indiefolk meets progrock, en dat klinkt beter dan dat het hier staat. De liedjes zijn uitgestrekte composities geworden, complexe labyrinthen waar je makkelijk in kunt verdwalen. Maar luisterbeurt na luisterbeurt dringt het besef door dat je de uitweg uit dit doolhof helemaal niet wilt vinden. Omdat elk dwaalspoor je leidt naar nieuwe luikjes waarachter nog veel meer prachtigs verborgen ligt.
4 sterren