Longread | Never gonna give up: de bizarre comeback van Rick Astley

Met Never Gonna Give You Up scoorde Rick Astley een van dé hits van de jaren tachtig en nog steeds staat de Britse zange...

Met Never Gonna Give You Up scoorde Rick Astley een van dé hits van de jaren tachtig en nog steeds staat de Britse zanger wekelijks op het podium. Nu ligt er zelfs een nieuw album van de man met de coltrui en regenjas in de schappen. ‘Ik hoef al sinds 1989 niet meer te werken.’

Fotografie ANP

Hij had geen idee wat hij moest verwachten. Ja, zijn vrouw vertelde na het zien van wat YouTube-beelden dat hij het waarschijnlijk ‘hell on earth’ ging vinden, zijn gastoptreden bij De Toppers. Rick Astley vergeleek het maar met de jarentachtigfeestjes die hij opluisterde. ‘Daar ging ook niemand heen om cool te zijn. Het is puur een trip down memory lane voor mensen op middelbare leeftijd. Daar is toch niks mis mee? Ik vermaak mezelf meestal wel.’

Plezier, ontspanning, een fraaie locatie en lekker eten. Dat zijn voor Astley, begin dit jaar vijftig geworden, dan ook de criteria of hij en zijn vrouw – filmmaakster, tevens zijn manager – ja zeggen tegen een boeking. Want sinds hij in de jaren tachtig multimiljonair werd met zijn monsterhit Never Gonna Give You Up, die in vijfentwintig landen de nummer één-positie bereikte, hoeft de in Noordwest-Engeland geboren zanger niet meer voor de centen op de bühne te klimmen. ‘Ik hoef al sinds 1989 niet meer te werken. Niet dat ik daar gelukkig van zou worden, maar het geeft je wel de vrijheid om dingen te doen die leuk zijn. Waar is het, kan onze dochter mee en kun je er lekker eten? Dat zijn nu voor ons de redenen om een optreden wel of niet aan te nemen. Ik doe zo’n vijftig shows per jaar en ben in de gelukkige omstandigheid dat ik die keuze heb. Dan ga je niet op een nat veld in de buurt van Manchester staan, terwijl je ook op een strandpodium ergens in Mexico kunt spelen.’

Nare shit

Richard Paul Astley (1966) wordt geboren in Newton-le-Willows, een bescheiden plaatsje in het graafschap Merseyside. Door zijn thuissituatie, waar zijn uiteindelijk gescheiden ouders vooral veel bonje hadden, vlucht hij als jong ventje al weg in de muziek. Astley zingt in kerkkoren, schoolmusicals en verschillende bandjes. ‘Mijn ouders kregen voordat ik geboren werd een miskraam en hadden dus heel veel nare shit te verwerken. Dat deed de sfeer in huis geen goed. Het was niet horrible, maar ook zeker niet happy. Voor mij was muziek maken in die jaren de manier om mijn emoties te uiten. Zingen heeft mij – hoe corny het ook klinkt – letterlijk en figuurlijk een leven gegeven.’

Doordat Astley opgroeit in het noorden van het Verenigd Koninkrijk is het logisch dat ook hij vooral interesse heeft voor de muziekstijl van die steek: northern soul. Hij begint als drummer in het bandje FBI, maar nadat de zanger opstapt en de leadgitarist ook de band verlaat om zich te focussen op zijn carrière als kapper, ziet Astley zijn kans schoon en wordt frontman van een nieuw te vormen trio. Hij schrijft alle teksten en zorgt ervoor dat FBI mag optreden tijdens een showcase, waar veel talentscouts rondhangen.

Een van hen is Pete Waterman, die het meteen in Astley ziet zitten. ‘Hij vond mijn stem interessant, maar de rest ruk,’ zegt hij lachend. ‘Pete was ook niet op zoek naar bandjes, maar naar zangers om zijn producties te vertolken. Ik mocht naar het kantoor van Stock Aitken Waterman komen voor een gesprek en realiseerde meteen: dit is het einde van mijn eigen creatieve carrière. Nu mag ik alleen hun liedjes zingen. Weet je, op dat moment waren ze nog helemaal niet zo groot en hadden slechts een paar high energy danshitjes gehad, dus was ik sceptisch. Maar ik dacht al snel: fuck it, wat heb ik te verliezen? Het is vast een stuk beter en interessanter dan een normale baan, dus waarom niet?’

Voordat Astley achter een microfoon mag plaatsnemen, wacht hem nog wel een verrassing. Hij begint op het kantoor van het producerstrio – vanwege zijn verlegenheid – eerst als tape operator, een chique woord voor loopjongen. ‘In de praktijk betekende het dat ik broodjes en thee rondbracht voor artiesten als Dead Or Alive, Bananarama en Mel and Kim. Mensen leren kennen en praatjes maken. Ik hield in die tijd wel mijn ogen en oren open, want in de studio hoorde ik wel dat er magie in de lucht hing. Ik ging ook mee naar de kroeg en hoorde de studio-engineers dan praten over songstructuren en catchy refreintjes in andere nummers. Twee maanden later ontstond uit die brainstormsessies dan plots een hit.’

Strijkerspartij

In 1987 ‘krijgt’ Astley dan eindelijk zijn eigen hitsingle, maar wel meteen een van de grootste ter wereld. De dan 21-jarige zanger hoort meteen dat hij goud in handen heeft. ‘Er was maandenlang door verschillende ingehuurde studiotechnici met een Fairlight samplingcomputer, een apparaat van toen 250.000 dollar, geschaafd aan dat nummer. Ik hoorde dagelijks tijdens mijn bezorgrondje de vooruitgang en werd steeds enthousiaster. Toen ik uiteindelijk hoorde dat ik Never Gonna Give You Up mocht uitbrengen, wist ik dat dit de kans was waar ik al die tijd op had gewacht. Het nummer is gewoon steengoed en voor die tijd heel progressief. Een strijkerspartij in een popliedje hoorde je toen echt niet.’

Minder progressief is de productie van de videoclip voor de – wat later blijkt – wereldwijde monsterhit. Op de set is naast een statig stratendecor namelijk niet bepaald nagedacht over de look van Astley. ‘De dag van de opname was het druilerig, guur weer. Dus ging ik naar de opnamelocatie gekleed in een warme coltrui en een lange regenjas. Wist ik veel dat ik een eigen extra kledingset had mee moeten nemen? Later zijn er nog nieuwe scènes geschoten met andere outfits, maar achteraf hoor ik altijd dat juist die lullige kledingkeuze mij zo authentiek maakte. Tja, zo kun je het ook bekijken. Als je gewend bent om broodjes rond te brengen, is het ook niet zo’n gek idee dat je in eigen kleding een videoclip schiet. Er zat in ieder geval geen masterplan achter die keuze. Het was gewoon mijn eigen fucking regenjas, haha.’

Lang geniet Astley niet van zijn status als superster. Drie jaar en enkele andere singles later, besluit hij de hitfabriek van Stock Aitken Waterman te verlaten. Een van de redenen van de scheiding is dat het producerstrio nooit echt voor vol wordt aangezien door de Britse media, die de sound van het drietal voortdurend als eenheidsworst bestempelen, waardoor Astley zelfs een Grammy zou zijn misgelopen.

‘Daar zit wel een kern van waarheid in. Als Never Gonna Give You Up door een ander team was geschreven, had de song veel meer credits gekregen. Ik vond dat onterecht, want het was echt hun eigen sound. Motown had dat toch ook? Als een nummer begon, kon je ook niet voorspellen of Stevie Wonder, Diana Ross of Marvin Gaye zou gaan zingen. Ik wilde in die jaren vooral mijn eigen pad vinden. Ik besefte dat de artiesten van Stock Aitken Waterman nooit groter zouden worden dan de machine zelf en dus heb ik mijn eigen plan getrokken.’

Rickrolling

De nieuwe carrière van Astley loopt echter uit op een flop en in 1993 keert hij de muziekwereld de rug toe. Hij richt zich op zijn gezinsleven en staat nog sporadisch op het podium. Tot in 2007 het fenomeen rickrolling op internet verschijnt. De formule is simpel: iemand stuurt een link van een al dan niet interessant filmpje via de mail en het fragment verandert in een paar seconden in de videoclip van Never Gonna Give You Up. Astley herinnert zich de eerste keer dat hij zelf werd gerickrolled nog goed. ‘Ik kreeg een mailtje van een vriend, opende het en snapte er helemaal niets van.

Ik had er nog nooit van gehoord en hoorde pas later dat er al talloze versies rondgingen. Ik heb er altijd hard om moeten lachen. Sommigen waren heel origineel. Mijn favoriet is die van de Foo Fighters. Zij staan in mijn optiek als band muzikaal het verst weg van zo’n liedje en dat maakt het extra bijzonder. Weet je, ik ben een drummer in hart en nieren. Ik drum in een midlifecrisis-rockbandje met vrienden. We spelen soms voor best grote zalen en alles gaat naar het goede doel, want anders zouden we sad old fuckers zijn. Als ik dan denk dat een van mijn favoriete drummers dat nummer koos voor een grap, vind ik dat tof. Man, ik vond het al fucking awesome dat frontman Dave Grohl überhaupt wist wie ik was.’

Inmiddels staat Astley – mede dankzij de internethype – weer veel op de planken met zijn eigen band of tijdens jarentachtigshows. Zijn nog immer trouwe fans riepen daarnaast op Facebook massaal om nieuw materiaal en dus ging Astley weer de studio in met 50 als melancholisch eindresultaat. ‘Het album gaat over mijn leven en alles wat er in die halve eeuw is gebeurd. Voor mij een mooie manier om dingen op een rij te zetten en ook bijvoorbeeld het succes van eind jaren tachtig een plek te geven. Ik was nog zo jong en zat al in die jaren met directeuren van platenmaatschappijen in de chicste restaurants van de wereld, terwijl ik liever met een pils in de kroeg had gestaan met de meiden van de receptie. Ik kijk dan ook met gemengde gevoelens terug. Het was een prachtige tijd die me veel heeft gebracht, maar achteraf denk ik: man, was af en toen even naar het toilet gegaan en gewoon niet meer teruggekomen. Geniet gewoon wat meer. Nu doe ik dus precies het tegenovergestelde. Grappig dat je eerst vijftig moet worden om daar achter te komen, toch?’