Ed van Kan was in 1964 in Congo, om voor Engelse en Amerikaanse tv-zenders verslag te doen van een massaslachting door het rebellenleger van Pierre Mulele. De Nederlandse oorlogscorrespondent is erbij als een bonte coalitie de rebellen terug de jungle in jaagt. Ik struikel in volle vaart over iets dat me in het duister is ontgaan. Shit, denk ik, en land met een smak in de armen van een lijk.
Fotografie Ed van Kan
De pantserwagen stopt aan de zijkant van de weg in de schaduw van een bomenrij. We kijken elkaar aan. Niemand gewond, niemand gedood. Behalve Vanaf de andere kant van de weg, recht voor ons uit, horen we het geschreeuw, het gejammer van mensen in nood.
Ik steek voorzichtig mijn hoofd over de rand en zie op nog geen 50 meter afstand drie lichamen op het asfalt. Zo te zien zwaargewond. In een sliert van bloed proberen ze vanaf het midden van de weg naar de berm te kruipen. Eén geeft het al op en blijft liggen. De huurlingen laden het hun M-16s en AK-47s opnieuw en rijden langzaam, met de vingers rond de trekkers naar het drietal toe.
Als we dichtbij gekomen zijn, zien we dat het kinderen zijn die daar liggen. Drie jongens, misschien net 16 jaar oud. Naast ieder van hen ligt een geweer. Kindsoldaten, schreeuwt de boordschutter. Dit zijn de moordenaars van alle slachtoffers die we op het plein voor het hotel en in de straten van de stad hebben zien liggen. Gehersenspoelde fanatici, hun brein verziekt door drugs en alcohol.'
Hun rode koppen en bloeddoorlopen ogen verraden dat hun denk- en reactievermogen nog slechts gestuurd wordt door een overdosis adrenaline. Van goedlachse, bijna verlegen jongens zijn ze 'de engelen der wrake' geworden. Dit is wat ze willen; de rekening vereffenen met de daders die honderden mensen (blank en zwart) hier rücksichtslos hebben neergeknald. Nu is het hun beurt.
Voor de drie slachtoffers is geen tijd, geen plaatst, geen barmhartigheid. De huurlingen springen uit de pantserwagen en rennen gebukt langs de weg op de gewonden af. Ik volg ze op afstand en blijf zo dicht mogelijk bij de berm, mijd de open weg. Ik schiet mijn fotos, draai mijn eerste meters film. Gewoon praten kunnen mijn vrienden niet meer. Ze schreeuwen tegen elkaar, jutten elkaar op om de twee nog levenden meteen een kogel door de kop te jagen. Ze zouden hetzelfde met ons hebben gedaan, is hun redenering.