‘Het komt nooit meer goed tussen schoolpleinmoeders en ik’

Er is recentelijk een nieuwe wereld voor me opengegaan. Sinds een paar maanden breng ik onze dochter twee dagen per week...

Er is recentelijk een nieuwe wereld voor me opengegaan. Sinds een paar maanden breng ik onze dochter twee dagen per week naar een crèche, die in het gebouw van een basisschool zit, op een steenworp afstand van ons huis. Om niet in de drukte terecht te komen, rijd ik altijd ná aanvang van de lestijden weg, zodat de fietsen en auto’s van de andere ouders verdwenen zijn.

Maar in de praktijk blijken er altijd nog een paar mensen rond het gebouw te hangen: de schoolpleinmoeders. Veel hebben van die ingewikkelde fietsen, met grote bakken en versierde manden, waarmee het kroost simpel vervoerd kan worden. Ze zijn vaak casual gekleed, soms een tikkeltje verwaarloosd, met doeken en sjaals die ik niet kan plaatsen.

Wat mij zo fascineert aan deze mensen, is dat ze eindeloos blijven keuvelen op de stoep van de school, waar de kinderen al een poos zijn begonnen aan hun eerste opdrachten. Terwijl burgers uit de geciviliseerde wereld werken, kletsen zij nog een uur door over bonusaanbiedingen van Albert Heijn of kassakoopjes van Action.

Eén keer wilde zo’n vrouw mij in een hinderlaag lokken door te informeren naar de Maxi-Cosi in mijn hand. Ze wist te vertellen dat er bij Babypark een actie was, en dat ik een iets mindere variant voor veel goedkoper kon krijgen. Ik zei niets terug, maar beende naar de auto, om meteen snel weg te rijden, zonder het plukje schoonpleinmoeders een blik waardig te keuren. Daarna viel de groep altijd stil als ik voorbijliep.

Maar ik ben zo’n iemand die soms hardop tegen zichzelf praat. Twee weken geleden had ik geen controle over mijn gemijmer en prevelde ik zachtjes dat die vrouwen zich ergens nuttig moesten maken, in plaats van de poorten van de school te blokkeren, alleen omdat ze eindeloos willen ouwehoeren over ditjes en datjes.

Het bleek dat deze mensen best pacifistisch zijn: ik kreeg geen grote bek terug, maar zag tot mijn verbazing dat zij zich afgelopen maandag, een week later, op de stoep aan de andere kant van het schoolgebouw hadden opgesteld, bijna uit het zicht van ouders die net de school hadden verlaten. Ze praatten nog steeds over niets, stelde ik me zo voor, maar deden dat nu in elk geval op een plek waar niemand zijn ergernis daarover zou kunnen uitspreken.

Toen ik bijna in mijn auto was gestapt, stond plotseling een van die dames aan het portier. Ze boog bijna in de auto, vertelde dat het heel stressvol was om fulltime huismoeder te zijn en dat het schoolplein vaak het enige moment was waarop ze contact met de buitenwereld had. De andere vrouwen konden nooit horen wat ze mij vertelde, ze stonden te ver van ons af, maar toch knikten ze allemaal met een meewarige blik, stuk voor stuk met een fiets in de hand.

Ik voelde me opgelaten en zei dat ik het nu pas allemaal begreep. Van mij moest zij zich maar niets aantrekken. Het was gewoon allemaal nieuw voor me. Voor huismoeders had ik eindeloos veel respect. Mijn moeder had ons immers ook helemaal alleen opgevoed, terwijl mijn vader in een fabriek aan het beunen was.

Ik reed langs de vrouwen, die allemaal naar me zwaaiden, een aantal zelfs met twee handen. Toen zag ik een geel briefje in de auto liggen. Ik vouwde het open en las dat het een uitnodiging was voor een ‘tweedehandskledingbeurs voor babymode’. Ik wierp het papier uit de auto. Het landde vlak voor de dames. Het zou nooit meer goedkomen tussen ons.