Bart Nijman

‘Nog één keer strand, nog één hamburger, nog één keer pissen in z’n ouwe stadspark’

Columnist Bart Nijman moest zijn Terrorpluis laten inslapen en waarschuwt voor broodfokkers.

Bart Nijman

Mijn hond is dood. Nooit gedacht dat er een sentimentele Volkskrant-columniste in me schuilt, maar deze column gaat over Jack, de shiba inu die na slechts negen jaar helemaal opgebruikt was.

Jack kwam uit de broodfok, een eufemisme voor dierenhaat waarvoor hondenteefjes aan de lopende band zwanger worden gehouden. Hun pups worden te vroeg en niet-gesocialiseerd uit het nest gerukt. Vaak komen ze uit Oost-Europa, maar ook België en Nederland kent grote broodfokkerijen en corrupte dierenartsen die hun medewerking verlenen aan paspoortvervalsing en inentingsfraude.

Kopers denken via Marktplaats ‘voor weinig’ een hondje te kopen, maar worden opgezadeld met zieke, kwetsbare of moeilijk hanteerbare dieren. Zo ook Jack. In 2014, hij was bijna 3 jaar, kwam hij via asielherplaatsing bij ons. Geboren op een onbekende plek, op een vage datum en verlaten door diverse gezinnen, waar hij slecht behandeld werd of waar ze hem niet aankonden.

Het flesje bachbloesem dat het opvangvrouwtje ons toestopte, was achteraf een naar slangenolie riekende voorbode van wat we in huis haalden: angst, soms met agressie, en nachtelijke paniekaanvallen dirigeerden ons naar de dierenarts, die levensgevaarlijke nierwaarden constateerde en meerdere open zenuwen aantrof in z’n bekkie – het gevolg van te lange opsluiting in benches waar hij zich uit probeerde te vreten.

Wortelkanaalbehandeling of tanden trekken, waren de opties. Gevraagd naar het prijsverschil zei de dierenarts: ‘Een tweede hypotheek.’ We haalden hem dus op als bijna tandeloze muppet. Velen zeiden ‘waarom doe je hem niet weg’, wat we vaak overwogen. Maar Jack was onze keus, dus onze verantwoordelijkheid. Met flinke inspanning klaarde zijn humeur op en werd zijn vacht zachter.

Hoewel het een rothond was, was hij ook een hartenbreker. Niemand nam hem kwalijk dat hij kortsluiting maakte. We probeerden zijn kwaliteit van leven hoog te houden, en hij maakte ons daardoor betere mensen. Misschien romantiseer ik te veel, maar mijn chronisch postpuberale onverschilligheid smolt weg door wat mijn vrouw liefkozend ‘Terrorpluis’ noemde.

Nu is hij er niet meer. Hij was moe, versleten en altijd in pijn en we wilden hem geen levende herinnering van zichzelf laten zijn. Nog één keer strand, nog één hamburger, nog één keer pissen in z’n ouwe stadspark. Normaal verzette het dappere menneke zich wel drie kwartier tegen narcoseprikken, nu was ie binnen drie minuten vertrokken. De dodelijke injectie duurde nog geen minuut. Hij wilde zelf ook graag gaan.

De droefheid bestaat uit wat hij voor ons betekende, maar het meeste verdriet komt van het besef dat hij nooit een eerlijke kans heeft gehad. Ziek geboren, verziekt door broodfok en veel te snel versleten. Wil je een hond? Neem je tijd, een goede fokker verkoopt geen pups op Marktplaats. Het bespaart je op termijn duizenden euro’s. En het voorkomt misdadig dierenleed.

Column
  • iStock