Jurriaan van Eerten

‘Democraten vragen zich af waar Kennedy-moordenaar Lee Harvey Oswald is, nu ze hem nodig hebben’

Columnist Jurriaan van Eerten woont en werkt in de VS. Voor Nieuwe Revu volgt hij de race tussen Trump en Biden naar het Witte Huis op de voet.

Jurriaan van Eerten

Amerika is het land van de oppervlakkige begroetingen en de gebleekte tanden. Maar tegelijk is het leven hier rauw en echt: de winkels zijn nog dichtgetimmerd in het kielzog van het coronavirus en een golf van protesten, volksstammen daklozen slapen in gescheurde tenten onder snelwegviaducten, een getatoeëerde dame met een pluizige Franse poedel rookt een sigaret bij het stoplicht. Hier kan je rijk worden, hier kan je vallen.

Toen ik op oudejaarsavond naar Nederland vertrok, liet ik een immens verdeeld land achter dat zich op een bepalende verkiezingsstrijd voorbereidde. Maar het was ook een land met een economie op volle toeren, waar de beurzen opwaarts stormden. In augustus kwam ik terug in een land dat zo mogelijk nog sterker verdeeld is, waar het aantal werklozen door de virusuitbraak explosief is toegenomen en waar winkeliers doodgeschoten worden door radicale mondkapjesweigeraars. QAnon-aanhangers, die geloven dat satanistische pedoseksuelen de staat hebben geïnfiltreerd, stellen zich verkiesbaar voor gemeenteraden. De binnensteden staan nog vol graffiti van de Black Lives Matter-protesten – door de een omarmd als revolutie, door de ander argwanend bekeken als beginnende burgeroorlog.

Een Republikeinse president die een onbeheersbare crisis meemaakt, vlak voor zijn mogelijke herverkiezing: het is allemaal eerder gebeurd. In 1992 zag George Bush senior hevige rassenrellen losbarsten, nadat de agenten die de zwarte Rodney King in elkaar hadden getrapt waren vrijgesproken. Vervolgens stond half Los Angeles in de fik. Bush stuurde reservisten de straat op om het geweld te stoppen. Intussen had ook toen de economie een fikse tik gehad en liepen de werkloosheidscijfers schrikbarend snel op.

Bush senior werd in zijn eerste termijn verslagen door Bill Clinton, een saxofoonspelende jonge Democraat – toen nog niet verpest door seksschandalen. Clinton was de verpersoonlijking van de hoopvolle jaren 90. De Koude Oorlog was voorbij, de Twin Towers stonden nog fier overeind. Men geloofde in een wereld die alsmaar gezelliger en veiliger werd.

Nu is de uitdager in Democratische hoek een man van 77, een gezicht van het establishment, die sinds de jaren 70 in Washington DC werkt. In de rechtse hoek die Trump in het zadel hielp, zien ze er niets in, maar ook veel radicale linkse demonstranten hebben geen goed woord voor hem over. Te oud, te wit. Zelfs zij noemen hem sleepy Joe Biden. Je vraagt je af of deze man Donald Trump van de troon kan stoten.

Eén ding is zeker: de plastic verpakking van beleefdheid en oppervlakkige chit-chat is afgelopen tijd wel van deze maatschappij gescheurd. Trump-fans met Fuck your feelings-shirts staan tegenover Democraten met bumperstickers waarop ze zich afvragen waar Kennedy-moordenaar Lee Harvey Oswald is, nu ze hem nodig hebben. Deze Amerikaanse verkiezingen, dit strijdtoneel, daarover zal ik de komende tijd op deze plek schrijven.

Column
  • ProShots