‘Duitsch geld, Duitsche handteekeningen, Duitsche beloften zijn waardeloos. Voor onze verdronken polders, vernielde havens, spoorwegen en steden verlangt het Nederlandsche volk Duitsch grondgebied zonder Duitschers.’ De affiches, pamfletten en aanplakbiljetten logen er in 1945 niet om: na de bevrijding was Nederland op oorlogspad. Genoegdoening en schadeloostelling, dat wilden, nee dat éisten we. En we hoefden geen marken van die vieze stinkmoffen, we wilden hele lappen van hun land inpikken. Een stukje Lebensraum, zo u wilt. En dan het liefst ontdaan van al die voornoemde stinkmoffen. Oog om oog, tand om tand, weet je.
Het minst bescheiden in zijn expansiedrift was Frits Bakker Schut, directeur van de Rijksdienst voor het Nationale Plan en secretaris van het Nederlandse Comité voor Gebiedsuitbreiding. Hij trok onze nieuwe oostgrens tot voorbij Hamburg. Maar liefst 1750 vierkante kilometer Duits grondgebied zou het koninkrijk der Nederlanden er in het best case scenario van Bakker Schut bij krijgen, inclusief een hele zwik kolenmijnen, wat weer handig was omdat we toen nog niet wisten dat er zich in de Groningse bodem een joekel van een gasbel verborgen hield.
Zo’n twee miljoen Duitsers zouden hun boeltje moeten inpakken en naar elders verkassen, aangezien de Nederlandse landbouw er niet op was ingericht om al die extra monden te voeden. En een hele rits Duitse steden kreeg in de plannen van Bakker Schut een fraaie, oer-Hollandse nieuwe naam toebedeeld: Geilenkirchen zou Geelkerken gaan heten, Mönchengladbach Monniken-Glabbeek, Neuenhaus Nijenhuis, Osnabrück Osnabrugge en Nordhorn Noordhoorn.
Van alle kanten een op en top uitstekend plan, waarmee we dan ook op hoge poten en vol goede moed aanklopten bij de geallieerde mogendheden Amerika, Frankrijk, Engeland en de Sovjet-Unie. Die lieten geen spaan heel van de gewenste annexatie. Uiteindelijk kreeg Nederland er in 1949 slechts een handjevol onbewoonde strookjes, grensweggetjes en inhammetjes bij. Slechts 69 lousy vierkante kilometer in totaal. Plus tienduizend Duitsers, ook dat nog.
Al met al een smadelijke nederlaag en een terreintechnisch trauma dat nog altijd stilletjes nasuddert in de onderbuik. Gelukkig hebben wij – zijnde het koninkrijk der Nederlanden, niet de voltallige Streek van de Week-redactie – enkele weken terug dit leed enigszins kunnen verzachten door een stukje land terug te vorderen. Ditmaal niet bij de ooster-, maar bij de zuiderburen. We nemen u graag mee naar Nispen, een tegen de Vlaamse grens aangeplakt boerendorpje in de buurt van Roosendaal. Daar ontdekten landmeters dat het lijntje met witte grensklinkers nogal slordig was getrokken nadat het Vlaamse buurdorp Essen wat grond van de gemeente had gekocht om de Grensstraat te kunnen verbreden en fatsoeneren.
Die slordigheid besloeg toch al gauw zo’n 180 centimeter, over de lengte van een voetbalveld. Nu is Nederland na Bangladesh en Zuid-Korea het dichtstbevolkte land ter wereld, dus elke vierkante centimeter telt. Gelukkig hebben Peter en Michael, de straatmakers van dienst, deze territoriale faux pas snel en vakkundig verholpen.
- Archiefbeeld