Premium

Een drugsdiva uit Haarlem-Noord

Haar (bij)naam spreekt nog steeds tot de verbeelding. De Haarlemse Bettien Martens (La Bella Bettien) was in de jaren 90 een belangrijke spil in de internationale drugswereld. Na haar arrestatie in Italië liet ze als kroongetuige vele kar­telbazen tegen de lamp lopen en werd ze omschreven als ‘de nieuwe Mata Hari die de maffia doet sidderen’.

Een drugsdiva uit Haarlem-Noord

Het café staat tegenover de beroemde fontein Fontana dei Quattro Fiumi van Gian Lorenzo Bernini op de Piazza Navona, een van de meest toeristische pleinen van Rome. In de vroege herfst van 1992 zaten hier twee mannen en een hoogblonde vrouw aan een tafeltje met plastic stoelen. Het was 24 september en een broeierige avond. Jassen waren nog lang niet nodig, het plein zat vol toeristen, jongens op motorini’s flirtten met meisjes. Obers met vlinderdasjes brachten espresso en cappuccino, Italiaanse en Amerikaanse agenten hadden zich verdekt opgesteld en maakten foto’s en camerabeelden.

De blondine heette Bettien Martens, in Italië zou ze bekend raken als La Bella Bettien, in Nederland als De Tovenares van het witwassen, kartelleden verzonnen de bijnaam ‘La Mona’ (De Knappe). Volgens criminoloog Frank Bovenkerk was ze ‘de go-between tussen drugsorganisatities en onderwerelden in verschillende landen’. In zijn boek La Bella Bettien schreef Bovenkerk: ‘Zelden had een Nederlander het zover gebracht in de drugshandel als zij.’ Bettien Martens was 40 jaar en 1,66 meter. Ze was gebruind en droeg een zwarte blouse, in haar haar zat een bloem, op tafel lag haar hoedje. Ze had op hoge hakken gelopen en was vermoeid. Ze was tot laat uitgegaan met een Nederlandse vriendin en ontmoette een leuke Romeinse vent. Later op de avond zou ze hem weer zien en ze had net een nieuwe jurk gekocht.

De mannen droegen zonnebrillen, een van hen had een snor. Ospina Vargas, ook bekend als Tony Durán en ‘Papa’, was de baas van het Pereira-kartel, een Colombiaanse organisatie die Europa wilde veroveren. Hij was 38 jaar, gebruikte zelf geen drugs en droeg zoals altijd een smetteloos wit pak. De derde persoon aan de tafel heette Pedro Fellipe Villaquiran. Hij was 36 en de Europese vertegenwoordiger van het Pereira-kartel in Europa, vrienden en zakenpartners noemden hem Porto, Pepe, of Pipe. Tony Durán zei dat hun Italiaans/Colombiaanse zakenpartner Fausto ook naar de afspraak zou komen, hij wist een nieuwe manier om 2 miljoen dollar wit te wassen en wilde Fausto voorstellen aan een Italiaanse Amerikaan genaamd Vincenzo. Die was de baas van een firma die het geld van het Pereira-kartel aan het witwassen was. Althans, dat dacht Tony Durán. In werkelijkheid was Vincenzo een Italiaans-Amerikaanse undercoveragent en het bedrijf een front store.

Jeugdfoto Bella Bettien

De baas van het Pereira-kartel keek op zijn horloge en zei tegen Porto dat hij moest kijken waar Fausto bleef. Porto ging naar het café ernaast, misschien was hij daar. Een man en een vrouw liepen kalm naar Bettien Martens. De vrouw legde een arm op haar schouders en zei zacht: ‘Wij zijn van de politie, mevrouw, u bent gearresteerd. Please come with us.’

Bettien pakte haar hoed van tafel en werd naar een auto geleid. Alle terrassen op de Piazza Navona zaten vol. Volgens de Italiaanse politie commissaris Vittorio Rizzi heeft geen toerist iets van de arrestatie gemerkt.

Tony Durán werd iets later gearresteerd. Hij keek Bettien doordringend aan. Ze moest zwijgen, zou ze zwijgen? Ze keek hem recht in zijn ogen, volgens Bettien wist de kartelbaas op dat moment dat het mis was. Tony Durán en de andere kartelleden hoefden daar niet verbaasd over te zijn. Ze was naar eigen zeggen altijd duidelijk geweest en had ze vaak genoeg laten weten: ‘Als ik moet betalen dan betalen jullie allemaal.’ Dat zou ook gebeuren.

Rijtjeshuis in Haarlem-Noord

Het rijtjeshuis heeft een tuintje en staat in een voormalige arbeiderswijk in Haarlem-Noord. Bettien Martens, geboren op 24 november 1951, groeide hier op. Haar Limburgse moeder was een vrome katholieke vrouw die Bettien zonder echtgenoot opvoedde, daar werd schande over gesproken, klasgenootjes plaagden haar. Bettien luisterde soms mee op de trap als haar stiefvader haar moeder in elkaar sloeg. Ze had toen al in haar doopbrief ontdekt dat hij niet haar echte vader was en hij zei eens over zijn stiefdochters: ‘Ze staan wel in het boekje, maar komen niet uit mijn broekje.’

Volgens een zus was Bettien ‘altijd haantje de voorste’ en soms behoorlijk dik. Ze werd majorette bij de fanfare en liep zoveel mogelijk voorop. Ze droeg als eerste in de buurt een doorschijnende jurk, tieners uit de buurt zongen Adèle Bloemendaals hit Het Zal Je Kind Maar Wezen. Ze deed de huishoudschool en de avondmavo en was goed in talen. Haar stiefvader had een schoonmaakbedrijfje, de drie dochters moesten meewerken. Ze droomde van een groots en meeslepend leven, ging naar discotheken in Amsterdam, mannen vonden haar aantrekkelijk, in gedachten was ze een ster. Volgens haar eerste vriendje had ze een ‘ruime fantasie’ en ze sprak volgens hem maar één taal perfect: wartaal.

Ze had een allergie waardoor haar arm opzwol, een dokter raadde haar aan naar een zonnig land te gaan. Ze was achttien toen ze naar Torremolinos ging, haar allergie leek weg, terug in Haarlem zwol haar arm weer op. Ze boekte een vlucht naar Marbella, de zwelling verdween, volgens zichzelf was ze ‘allergisch voor Nederland’.

Ze ontmoette een man genaamd Ignazio. Ze besloot in Marbella te blijven en werkte in een exclusieve modezaak. Ze was blond, populair en feestte met Saoedische prinsen, witwassende Russen, oliebaronnen, bankrovers, filmsterren en gangsters. Een vriendin zei: ‘Jij gaat om met meiden die honderd keer mooier zijn dan jij, maar jij steelt de show.’

Ze ontmoette Rod Stewart, Julio Iglesias en Sean Connery en dronk rosé, sangria en champagne. Ze at kreeft en kaviaar, reed mee in Porsches en Rolls Royces en snoof op zeilboten en jachten coke met bankbiljetten. Mensen dachten vaak dat ze een filmster was en zeiden: ‘Waar ken ik u toch van?’ Volgens Bettien had ze wel iets weg van Kim Basinger.

De vrouw legde een arm op Bettiens schouders en zei zacht: ‘Wij zijn van de politie, mevrouw, u bent gearresteerd. Please come with us’

Bloemen en duur ondergoed

Het ging uit met Ignazio, ze kreeg een relatie met een Colombiaan genaamd Fernando. Hij hield deuren voor haar open, stuurde bijna elke dag bloemen en kocht duur ondergoed voor haar. Nooit eerder was ze zo verliefd en dat zou ze nooit meer worden. Fernando handelde in coke, Bettien vond dat niet erg, dat gaf spanning. Wilde ze pakketjes voor hem afleveren? Bettien deed het graag en was er goed in.

Ze verhuisde voor Fernando naar het Colombiaanse Cali. Hij bleek een vrouw en kinderen te hebben, ze maakte het uit, stopte tijdelijk met drugssmokkel, ging Engelse les geven en kreeg andere slecht betaalde baantjes. Alles leek verkeerd te gaan, ze zocht hulp bij een vrouw genaamd Lucie. Die wist na kort onderzoek wat er aan de hand was: zwarte magie. De vrouw van Fernando had een stapel foto’s van La Mona in een zwarte doos gestopt en die stak ze zo nu en dan in de fik. De vloek was na een ritueel bad opgeheven, in 1985 verrichtte ze haar eerste klusjes voor het kartel, drie jaar later ontmoette ze naar eigen zeggen de grote bazen van het Cali en het Medellin-kartel. In een discotheek in Bogotá zag ze Pablo Escobar. De deuren gingen dicht en iedereen kreeg gratis whisky en champagne. Bettien werd uitgenodigd voor familiediners, bruiloften en doopfeesten en ze dronken Cristal-champagne, rookten sigaren, snoven coke en roosterden grote stukken rund op de barbecue. Jaren later zou ze de kartelleden in een BBC-interview ‘very sophisticated’ en ‘very elegant’ noemen, Ze waren meer zakenmensen dan ‘gewone criminele mensen’ en Bettien zag zich ook als een zakenvrouw.

De fontein op de Piazza Navona in Rome waartegenover Bella Bettien in 1992 werd gearresteerd

Kartelleden zeiden: La Mona no tiene la cruz en la fronte, La Mona draagt geen kruis op het voorhoofd. Daarmee bedoelden ze: La Mona was niet bepaald een heilige. Ze maakte indruk door haar moed en koelbloedigheid, een Colombiaan zei: ‘Als Bettien een man was, had ze meer kloten dan wij.’ Ze was charmant, leerde snel, leek betrouwbaar en kon goed opschieten met de vrouwen van de kartelleden.

Ze werd naar Nederland gestuurd om uit te zoeken hoe de markt daar in elkaar zat. Bettiens moeder was van Haarlem naar een eengezinswoning in Roermond verhuisd. Haar dochter vroeg een bijstandsuitkering aan, schreef zich bij haar in en logeerde op zolder. Haar moeder vertelde Frank Bovenkerk dat er weleens een Colombiaan was blijven slapen in Roermond en er kwamen eens drie Colombianen ‘met grote snorren’ langs. Mevrouw Martens gaf ze een kopje filterkoffie en ontdekte pas veel later dat ze sicarios waren, huurmoordenaars voor het kartel.

Met behoud van uitkering

La Mona had geen auto en droeg onopvallende kleren en sieraden, een rechercheur zou later zeggen: ‘Normaal zou je d’r niet naar omkijken.’ Ze bleef wonen op de zolder en reed meerdere keren per week op een damesfiets naar het station van Roermond of naar een nabijgelegen ziekenhuis om daar te bellen. Ze reisde van Nederland naar Zwitserland, Aruba, Venezuela, Colombia en Ecuador, bemiddelde bij miljoenendeals en zorgde er altijd voor dat ze haar uitkering behield. Ze nam in Roermond de trein naar Amsterdam om naar feestjes en besprekingen te gaan. Bettien kwam in contact met Klaas Bruinsma, Sreten Josic, Charly da Silva, Steven Brown en andere criminelen. Volgens Frank Bovenkerk vond ze Bruinsma en consorten ‘een armetierig gezelschap’. Alleen Bruinsma had nog ‘een beetje niveau’, de anderen waren ‘goedkope patsers’ die dachten ‘dat ze in Miami Vice speelden’.

Crimineel Steven Brown beschreef haar in zijn autobiografie als ‘een zeer innemende, beschaafde blonde dame’, ja ze had zelfs ‘iets sexy’s’. Bettien droeg vaak mantelpakjes, kon zich opvallend goed verwoorden en sprak zeer beschaafd Nederlands. Steven Brown had altijd de ‘neiging achterover te leunen en een drankje te bestellen’, ze had zo ‘stewardess bij de KLM’ kunnen zijn. Haar uiterlijk bracht ook in Nederland mensen in verwarring. De innemende blondine had geen moeite om geweld te bestellen, niemand moest te laat betalen of haar belazeren. Vaste zin in Bettiens vocabulaire: ‘Dan stuur ik de Joegoslaven op je af.’

Ze was op papier de Europese directeur van een Ecuadoriaans bedrijf in tropisch fruit, hout, vis en andere Zuid-Amerikaanse producten. Op een middag aan het begin van de jaren 90 belde ze met een crimineel uit Rotterdam, de lijn werd afgetapt. Nederlandse agenten vroegen zich af wie de vrouw was, ze zou bijna twee jaar worden afgeluisterd en gevolgd. ‘Hola Bettien.’ ‘Hola papá, qué tal?’‘Luister eens, jij hebt een vis-aanbieding nodig, vis en tonijn?’
‘Ja ja, send me everything you have, camaron, cortina, dorado, everything.’ Ze wilde ook garnalen, calamaris, vongole en inktvis, lekker.

Ze at kreeft en kaviaar, reed mee in Porsches en Rolls Royces en snoof op zeilboten en jachten coke met bankbiljetten. Mensen dachten vaak dat ze een filmster was

Eind 1991 zei Tony in zijn kantoor in Cali: ‘Heb je zin om voor ons in Europa te werken?’ Ze zou 10 procent krijgen, haar onkosten zouden worden vergoed en ze moest het contact leggen tussen het Pereira-kartel en de maffia. Tegen Frank Bovenkerk zei ze: ‘Ik dacht: de eerste keer in mijn leven dat mij een vaste betrekking werd aangeboden. Het soort aanbod dat je niet kon weigeren.’

De meeste drugs kwamen tot dan toe Europa in via Nederland en Spanje, maar het Pereira-kartel zou miljoenen kunnen verdienen door samenwerking met Sicilianen. Een Amerikaan raadde Tony een Italiaanse Amerikaan genaamd Vincenzo aan om drugsgeld wit te wassen. Bettien werd in de zomer van 1992 aan hem voorgesteld. Twee Sicilianen genaamd Pino en Nino vertrouwden hem niet, kon Vincenzo geen agent zijn? Tony vertelde dat ze niet zo paranoïde moesten zijn.

Vincenzo had een firma genaamd Jessica. Bettien belde een taxi en reed naar de wijk Eur. Ze deed een half miljard lires (600.000 dollar) in een tas van een bekend modemerk en leverde dat af bij Vincenzo. Dat geld kwam van de Sicilianen en moest bij Tony Durán en het Pereira-kartel in Colombia terechtkomen. Bettien ging twaalf keer met een tas onder haar armen in een taxi naar Vincenzo’s kantoor.

Hij had veel personeel, op een bureau stond een telefoon die om de paar minuten rinkelde, in een hoek ratelde een fax. Ze zette de tas op de grond en haalde er de lires uit. De camera liep. De beelden zouden later worden gebruikt als bewijsmateriaal. Ze zou in drie maanden 10 miljoen dollar naar de firma Jessica brengen.

De samenwerking tussen de maffia en het kartel ging eerst goed, daarna niet meer. Transporten liepen mis, geld kwam niet aan, het kartel kreeg grote problemen met de Sicilianen. Dat kwam door Vincenzo, in het echte leven undercover- agent John Constanzo. Hij werkte voor de Amerikaanse DEA (Drugs Enforcement Administration) en was naar het land van zijn voorouders gestuurd om de witwaspraktijken van de kartels bloot te leggen.

Bettien, Tony Durán en Porto werden op 24 september 1992 samen met 163 anderen opgepakt bij de Green Ice-operatie. De politie nam coke, hasj, huizen, juwelen en 54 miljoen dollar in beslag. Amerikaanse tv-stations openden hun uitzending met de Green Ice-operatie, veel aandacht ging naar Bettien uit Haarlem-Noord. De LA Times noemde haar ‘Bettein Martens, a woman described by authorities as a major Dutch money launderer’. De spelfout in haar naam werd in het buitenland vaker gemaakt.

Volgens politiecommissaris Rizzi liet Bettien bij haar arrestatie zien ‘intelligent’ te zijn. Hij legde foto’s op tafel waarop ze stond met Tony Durán en zei: ‘Beste Bettien, je bent in de val gelopen, je komt er niet meer uit, vanaf je eerste dag in Italië loopt alles via ons.’

De officier van justitie zei: ‘Je kunt kiezen tussen dertig jaar gevangenis of meewerken. Ik geef je tien seconden.’
Nitto Palma, baas van de antimaffia-afdeling pakte meer foto’s en toonde camerabeelden van Bettien met zakken geld in de front store. Ze keek ernaar en begon te praten.

Kroongetuige

Het was 09.45 uur op woensdag 16 februari 1994. De spijtoptant keek in een camera en zei tegen rechtbankpresident Gianvittore Fabbri: ‘Ik ben Bettien Martens, ik ben in 1951 geboren in Haarlem en wil antwoorden op vragen geven.’ Ze was in juli 1993 tot vier jaar cel veroordeeld op een zitting van een kwartiertje, geen journalist wist dat het plaatsvond. De helft van haar straf was voorwaardelijk. Ze zette haar criminele geschiedenis op papier en alles wat ze wist over de mannen die terechtstonden. Ze zei tegen de gevangeniskapelaan: ‘Ik heb niets te biechten, want ik heb alles al aan de politie verteld.’ Vandaag moest ze haar beschuldigingen herhalen in het Paleis van Justitie in Rome. Journalisten moesten door metaaldetectors om de rechtszaal binnen te komen, voor de ingang stonden politiebusjes en zwaarbewapende carabinieri. Werknemers van omroep RAI hadden een straalverbinding aangelegd, Bettien zat voor een camera in een politiebureau naast twee agenten. In het Paleis van Justitie stond een getraliede glazen kooi met elf verdachten tussen de 30 en 60 jaar.

De kroongetuige was 42. De rechter sprak haar aan bij haar voornaam, advocaten zeiden vaak ‘La Martens’. De vragen werden gesteld in het Italiaans, ze gaf antwoord in het Engels. Soms corrigeerde ze de Italiaanse vertaling.
Politiecommissaris Rizzi had de spijtoptant een jaar op het verhoor voorbereid. Aan lange tafels zaten meer dan tien advocaten met dikke mappen en Bettiens beschrijving van haar misdaadloopbaan, een document met de titel Memoriale.
Haar nagels waren donkerrood gelakt en de kroongetuige droeg een lichtpaarse trui. Volgens Sietse van der Hoek, de enige Nederlandse journalist in de rechtszaal, leek ze op actrice Kathleen Turner, ster uit films als The War of the Roses en The Accidental Tourist. Ze was afgevallen in de cel, haar gelaatstrekken waren ‘scherper’ geworden. Italiaanse journalisten noemden haar niet alleen meer Bella Bettien, maar ook de ‘de nieuwe Mata Hari die de maffia doet sidderen’. Was ze misschien een dubbelspionne, had ze al die tijd samengewerkt met de autoriteiten? Camera’s zoomden heel langzaam in op de verdachten. Kende de getuige deze man, ja, hoe heette hij, wat was zijn functie, wat voor iemand was hij, wat kon ze nog meer over hem vertellen? Bettien leek lol aan deze taak te beleven, soms zei ze: ‘Iets terug met die camera, ik wil nog iets kwijt over die meneer daar.’ Sommige bijnamen had ze zelf verzonnen.

Haar voormalige baas Tony Durán stond ook terecht. Hij droeg een wit linnen pak, reageerde nooit boos op wat de spijtoptant zei en krulde alleen een keer zijn lippen omhoog toen ze hem identificeerde. Voor zijn kooi stond een klein beeldscherm waarop Bettien met plezier de ene na de andere belastende uitspraak deed. De rechter leek haar wel te mogen. Hij zei eens: ‘No no Bettien, sorry dat ik je onderbreek Bettien, maar hier hoef je niet op te antwoorden.’ Ze had acht jaar in de onderwereld gewerkt en een bijna fotografisch geheugen. Volgens justitie konden bijna al haar uitspraken worden geverifieerd. Ze leek alles te weten, Italiaanse en Nederlandse rechercheurs noemden haar ‘een open boek’. Volgens Sietse van der Hoek was ze ‘heel vrolijk, relaxed, een mooie dag in haar leven’. In zijn rechtbankverslag noemde hij haar ‘in alle opzichten een voorbeeldige kroongetuige’ en hij omschreef de zitting als een ‘toneel uit een Fellini-film’.

De officier van justitie zei: ‘Je kunt kiezen tussen dertig jaar gevangenis of meewerken. Ik geef je tien seconden’

In de middag vertelde ze over een maffioso genaamd Colecchia. Bettien en hij waren eens samen naar het Hilton gereden, zijn advocaat wilde weten wat hij onderweg had gezegd. ‘Dat hij mij zo mooi vond en graag met me...’ Geschater in de kooi, verdachten draaiden zich om en wezen naar de oude, kale schuinsmarcheerder Colecchia. De zitting werd na tien uur verhoor afgesloten. De kroongetuige keek weer in de camera en zei: ‘Grazie.

Criminoloog Frank Bovenkerk bezocht haar vijf maanden later in de extra beveiligde gevangenis voor ‘pentiti’ (spijtoptanten) op een berg in Paliano, zo’n vijftig kilometer buiten Rome. Hij reed op een lange stenen, oneffen kronkelweg omhoog, in de verte stond een 16de eeuws kasteel dat volgens Bovenkerk door Marten Toonder leek te zijn verzonnen. Hij moest door een sluis en gepantserde deuren en moest plaatsnemen op een binnenplein met keien, een vijver en een bloemenperk. Na een paar minuten hoorde hij trippelgeluidjes, de spijtoptant kwam op hoge hakken aanlopen. Ze ging tegenover Bovenkerk zitten aan een ruwhouten tafel in een bezoekers ruimte. Ze droeg een mantelpakje en geen handboeien en maakte een bijzonder kalme en ‘overrompelende’ indruk. In de binnentuin schoffelden spijtoptanten onkruid weg.

Hij sprak 21 keer met La Mona en schreef het boek La Bella Bettien. Ze gaf een interview aan CNN en een Italiaans tijdschrift, kreeg huwelijksaanzoeken en was de ster die ze altijd had willen zijn. Een journalist van de BBC mocht de gevangenis in om vragen te stellen voor de tweedelige docuserie Dirty Money. Ze had piekerig, roodbruin haar, rimpels, zag er moe uit en zei onder meer: ‘They called me the lady with the thousand faces, sweet and nice from the outside, bit a heart of stone inside.’ Ze keek trots naar de interviewer en herhaalde: ‘Heart of stone.’ BBC-interviewer: ‘In de ogen van het kartel heb je ze verraden.’ Ze draaide haar hoofd een paar centimeter naar rechts. ‘Ja.’

‘Waarom heb je dat gedaan?’
‘Omdat ik me nu realiseer hoeveel schade er is verricht.’ Haar blik veranderde, ze leek kwaad. ‘Daarom wilde ik praten.’
‘Wat denk je dat er zal gebeuren als het kartel je vindt?’
They would kill me.

Een kaarsje voor Bettien

Het was al uren donker toen Bettien Martens op 27 april 1995 in een vliegtuig naar New York stapte. Op een paar mensen van de Italiaanse justitie na wist niemand waar ze daarna naartoe ging. Tony Durán had dertig jaar gevangenisstraf gekregen, sicarios en maffiosi zouden vast wraak willen nemen, volgens Sietse van der Hoek zal ze ‘altijd en waar ook ter wereld in angst voor Colombiaanse en/of Italiaanse huurmoordenaars leven’.

Een Nederlandse paragnost voorspelde jaren eerder: ‘Je gaat dood en begint opnieuw.’ Dat gebeurde. Ze mocht geen contact meer hebben met haar beste vriendin Jeanne, haar moeder of zussen en kreeg een nieuwe identiteit, een nieuw gezicht, een nieuw verhaal. La Mona, Bella Bettien, het gangsterblondje, de cokekoningin, de Tovenares van het witwassen is nooit meer in het openbaar gezien, Pieter Jan Hagens zei in Hoge Bomen in de Misdaad: ‘De vrouw met de duizend gezichten, waar is ze gebleven?’ Haar moeder heeft een Mariabeeldje in haar Roermondse woonkamer staan en ze brandt nog elke dag een kaarsje voor Bettien.

Bronnen

- Sietse van der Hoek, De man van Trinidad, 2008.

- Frank Bovenkerk, La Bella Bettien, 1995.

- Steven Kees Aron Brown: Killing Fields Amsterdam, 2007.

- Archieven LA Times, NRC, de Volkskrant, De Telegraaf

- Hoge Bomen in de Misdaad, 9 mei 2006.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Misdaad
  • AVRO, NPO, ISTOCK