Edwin Struis

'Die Kutze ken wel wat'

PSV speelt vanavond op Cyprus zijn tweede Europa League-duel, tegen Omonia Nicosia. Hopelijk met weer een glansrol voor de Duitser Mario Götze. Onze sportcolumnist Edwin Struis ziet het helemaal zitten.

Edwin Struis

Vanachter m’n mondkapje steeg een schril kreetje van verrukking op. Zo’n vijftig meter voor me nam nieuwbakken PSV’er Mario Götze een bal aan met een gemak die je op dit niveau maar zelden aantreft. Binnen tienden van seconden was de bal onder controle gebracht en lag ie panklaar voor een vervolg. Even later pikte hij een verkeerde terugspeelbal op, omspeelde in één beweging de keeper en schoof de bal bijna achteloos in het doel. Een fijn debuut in de eredivisie.

Ik moest even terugdenken aan die andere wereldkampioen, Márcio Santos, die 25 jaar geleden onze eredivisie op kwam fleuren. De technische staf van Ajax zag in de Braziliaan een welkome versterking van de defensie, eentje die goed met de ruimtes overweg kon die het risicovolle aanvalsspel van de Amsterdammers bood aan de opponent. Althans, dat was de bedoeling, maar in werkelijkheid bleek hij een vrij beperkte verdediger die enkel in een-tegen-eensituaties enigszins tot z’n recht kwam. Zijn meest memorabele actie was de invalbeurt tegen PSV in december 1996 toen hij tijdens z’n eerste actie wat al te opzichtig aan het shirt van Luc Nilis ging hangen. Zijn bliksemsnelle rode kaart (na 19 seconden) houdt nog steeds stand in de recordboeken.

En nu hebben we Supermario, die ongetwijfeld een betere indruk gaat achterlaten. Omdat er tijdens de tweede helft van PEC-PSV amper iets gebeurde en ik niet ‘Haarrrrrlem’ en ‘Zakkenvullers’ door het verder doodstille Mac3Park-stadion kon blijven schreeuwen, scrolde ik door m’n telefoon naar de kiekjes en video’s van het WK van 2014 in Brazilië, waar ik Götze voor het laatst live in actie zag. De weemoed sloeg me keihard in het gezicht toen ik de kille namiddag in Zwolle even inruilde voor de warmte van de Copacabana. De bal hooghoudend in het zand, een fijn stukje vlees wegkauwend in een churrascaria, nippend aan een caipirinha, en dat alles af en toe hinderlijk onderbroken door wat potjes voetbal; wat een land, wat een trip, wat een WK. Ik hoor het Pierre van Hooijdonk destijds nog zo zeggen tegen een plukje collega’s: ‘Voor mij mogen ze het WK altijd hier houden. Het EK trouwens ook.’

Achteraf bleek ik getuige van het eerste en zo’n beetje enige hoogstandje van Mario Götze in het Duitse nationale elftal. Maar wel een goede plek en dito moment om het te doen. Tijdens de WK-hoogmis op 13 juli 2014 in Maracanã, de tot de verbeelding van iedere voetbalfan sprekende voetbalkathedraal. Waar ooit 225.000 supporters inpasten tot ze vanwege verregaande betonrot van het stadion spontaan naar beneden begonnen te vallen. Waar Brazilië een zekere wereldtitel in 1950 verspeelde aan Uruguay. Waar talloze Fla-Flu’s (de plaatselijke derby tussen Flamengo en Fluminense) zijn uitgevochten en waar ik Götze in de verlenging eigenvoetig de WK-finale tussen Duitsland en Argentinië zag beslissen.

Net op tijd deed ik m’n ogen weer open voor de applauswissel van de Duitser tijdens PEC-PSV. Het applaus kwam dit keer niet van 75.000 fans, maar van een bescheiden plukje wisselspelers. En van die ene morsige inktkoelie op de perstribune. Om met Jan Boskamp te spreken: ‘Die Kutze ken wel wat.’

Column
  • Proshots