Via de Bhagwan-communes, de RoXY in Amsterdam en loodsen op afgelegen industrieterreinen in Brabant beschrijven de auteurs de onwaarschijnlijke tweede jeugd van een mislukt medicijn van bijna honderd jaar oud. Deze week het slotdeel van een tweeluik: hoe de eerste Nederlandse xtc-producenten en -smokkelaars te werk gingen.
In november 1988 weet enkel het publiek in het Amsterdamse RoXY – dankzij de voorlichting van presentatrice Jet Brandsteder – dat mdma verboden is. Daarmee is het in de minderheid. Want terwijl in de media de verhalen over house elkaar in snel tempo opvolgen (strekking: is house een hype of een blijvertje?), verschijnt er over het verbod geen enkel artikel – de Staatscourant uitgezonderd.
Als het Nieuwsblad van het Noorden in december 1988 voor het eerst schrijft over house, blijkt de krant beter op de hoogte dan persofficier van justitie M.H. Severein: ‘Misschien zijn onze lijsten nog niet bijgewerkt, maar een dergelijke pil is bij ons formeel nog niet bekend.’
Die onbekendheid met mdma en het verbod zal gevolgen hebben. Zo treft de politie in een vakantiepark in Twisk, onder de rook van Medemblik, in januari 1989 voor het eerst een laboratoriumopstelling aan waarmee mdma gemaakt kan worden. De agenten waren poolshoogte gaan nemen nadat omwonenden hadden geklaagd over een vreemde, chemische lucht.
Het lab heeft een merkwaardig achtergrondverhaal. De Amerikaanse hoofdverdachte zegt dat je ‘verschrikkelijk geil’ wordt van mdma, en dat bracht hem op het idee om met condooms aan de slag te gaan. Want wat nu als de geilheid van mdma in latexvorm kan worden gegoten? Als die opwinding bij contact met de huid via zo’n condoom wordt overgebracht? Zou het dan niet voor het eerst in de moderne geschiedenis leuker zijn om mét condoom te seksen dan zonder? Was het gelukt, ‘dan had ik een gouden greep op de markt gehad’, aldus de Amerikaan tijdens de rechtszaak.
Hoe idioot dat verhaal ook klinkt, de man wijst de rechter en het Openbaar Ministerie op iets wat wél relevant is: hoezo is mdma verboden? De Amerikaan heeft er niks over gehoord, terwijl hij wel te goeder trouw was: rond de datum van de strafbaarstelling zocht hij contact met justitie om te checken of de stof verboden was. En ook al kreeg hij te horen dat er aan een verbod werd gewerkt, mdma was tot dat moment nog steeds legaal. Dat de man in Twisk dus niks wist van het verbod is vrij logisch: wie léést de Staatscourant nou? Justitie had de ondernemer geen memo gestuurd dat het sinds november 1988 verboden was.
Eén grote reclamestunt
Volgens de advocaat van de verdachten heeft het OM de zaak aangespannen om een heel andere reden: ‘Deze zaak is één grote reclamestunt waar zelfs Pepsi Cola nog iets van kan leren,’ zegt advocaat R. de Krijger in de Volkskrant. ‘Iedereen in Nederland weet sinds de inval in het laboratorium in Twisk, op 4 januari, dat xtc een verboden drug is. Het Openbaar Ministerie heeft zijn macht voor dat doel misbruikt.’
De rechtbank in Alkmaar oordeelt dat de producenten het inderdaad niet konden weten. Zo gaan de verdachten in de eerste xtc-zaak in Nederland vrijuit. Er zijn nadien geen condooms met mdma op de markt gekomen. Wel pillen met het Durex-logo (en in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden zijn die onveilig).
Robert Hollemans was als een van de weinigen wel op de hoogte van het verbod. Hij besluit in november 1988 dan ook om direct te stoppen met de productie van mdma: ‘Ik heb sinds 1985 niks illegaals meer gedaan.’
Deze zaak is één grote reclamestunt waar zelfs Pepsi Cola nog iets van kan leren
Als de zaak rondom Twisk speelt, begint hij toch een paar vraagtekens te plaatsen bij het verbod. Hollemans is benieuwd naar de exacte wetstekst, alleen kan zowel hij als zijn advocaat die nergens vinden. ‘We kwamen daarom tot de conclusie dat het niet verboden was.’
Hollemans begint direct een nieuw xtc-lab. Deze keer zoekt hij een locatie op het droge, in Balkbrug (Overijssel). Samen met een Belgische zakenpartner vindt hij daar in het streng gereformeerde plaatsje een fraaie woonboerderij met zwembad. Om geen argwaan te trekken – Hollemans is al twee keer veroordeeld – laten ze de boerderij op naam zetten van een kennis. Onderaan het huurcontract komt de handtekening te staan van Jean-Pierre Herfs, een Vlaamse volkszanger die als John Horton op de planken staat. Zijn laatste hitje Als Zich een Man Eenzaam Voelt is alweer een paar jaar oud, en de zanger zit krap bij kas. Hij gaat daarom akkoord met de deal die Hollemans en zijn vriend hem voorleggen: voor een krabbel onder het contract krijgt hij een vergoeding van zo’n 100.000 Belgische frank, destijds ongeveer 18.000 gulden. Het is niet de enige maatregel die Hollemans treft om zo onopvallend mogelijk te werken. Rondom de boerderij plaatst hij een schutting en een andere kennis die hem ook helpt met het opbouwen van het lab fungeert af en toe als uitkijkpost.
In zijn plan heeft hij echter geen rekening gehouden met de vrouw van de volkszanger. Zij krijgt het benauwd van alle legale praktijken bij haar huis die toch ook wel verdomd illegaal aandoen en licht de politie in. Voordat Hollemans ook maar een grammetje mdma heeft geproduceerd, staan er al agenten in zijn lab. Hij en een familielid van zijn vrouw worden meegenomen. In eerste instantie denken de agenten aan een amfetaminelab, ook gezien Hollemans’ verleden, maar het blijkt om mdma te gaan.
Tegenover de politie verklaart Hollemans meteen dat mdma volgens hem niet onder de Opiumwet valt, en hij krijgt gelijk. Het zal de tweede vrijspraak worden voor xtc, en weer zit de oorzaak daarvan in de aankondiging van het verbod: ‘Die was onder het kopje Volksgezondheid gepubliceerd,’ grijnst Hollemans. ‘En niet onder de Opiumwet.’
Kortom, niet alleen was er nauwelijks ruchtbaarheid gegeven aan het verbod, de publicatie in de Staatscourant was ook nog eens onder het verkeerde hoofdstuk geplaatst. Het is een fout die een jaar later met een Algemene Maatregel van Bestuur wordt hersteld.
Hollemans krijgt na de vrijspraak van de politie zijn spullen terug, al gaat hij er geen mdma meer mee maken. Hij stopt, maar de zaak in Balkbrug leidt wel tot de nodige bekendheid als xtc-producent. ‘Er bleven maar mensen aan de deur komen om te vragen of ik bij hen wilde werken, of dat ik aan hen wilde leveren. Had ik geen zin in.’ Hij trekt zich dus terug – voor even.
Gasmasker en badmuts
Ondertussen hebben de mysterieuze verhalen die over xtc de ronde doen de redactie van het actualiteitenprogramma Brandpunt nieuwsgierig gemaakt. Ze hebben geluk: een producent die thuis een laboratorium heeft, wil de journalisten wel een rondleiding geven. Mits hij zelf niet herkenbaar in beeld komt. Met een gasmasker én badmuts op doet de producent zijn verhaal aan Willibrord Frequin.
De laboratoriumopstelling ziet er professioneel uit. Veel glaswerk en buisjes, waar vloeistoffen met spannende kleurtjes in zitten. De producent en nog een andere medewerker lopen in witte doktersjassen rond en kijken geconcentreerd naar de borrelende erlenmeyers. Frequin toont het eindproduct van dit lab: perfect ronde pillen, die geel van kleur zijn.
High zul je er niet van worden. Verkouden ook niet. De gele pillen zijn vitamine C-tabletten van het merk Roter, vrij verkrijgbaar bij Kruidvat. De reportage blijkt een serieus geval van nepnieuws, want niet alleen zijn de pillen fake, ook het lab is een illusie. Frequin is door oplettende kijkers ontmaskerd als een fantast.
De opstelling van de ‘pillenproducent’ is een kopie van de installatie in Twisk, die een kleine maand eerder werd opgerold. En de pillenboer met gasmasker blijkt een medewerker van de KRO. Hij betaalde een kennis die handelt in medische apparatuur 500 gulden om de opstelling bij hem thuis na te bouwen.
De KRO moet diep door het stof. ‘Brandpunt heeft in dat verslag ten onrechte en onbedoeld verzuimd te melden dat het gesprek in het lab door een stand-in is herhaald, omdat de fabrikant niet voor de camera een verklaring wilde afleggen,’ zegt eindredacteur Ton Verlind twee weken later. Hij voegt eraan toe: ‘Je zou dat een onzorgvuldigheid kunnen noemen; we hebben elkaar daarover driftig onderhouden.’ Ze doen het incident af als ‘een bedrijfsongevalletje’.
Beginnend hedonist
Een ploeg in Amsterdam-Zuid pakt het in die tijd juist groter aan. Maarten is een onrustige jongen, die in de jaren 70 in Heiloo opgroeit. Als hij in 1974, op zijn achttiende, naar Amsterdam verhuist voor een baantje als verpleegkundige is dat slechts een alibi voor het vrije leven dat hij al die tijd voor ogen had.
Gelijk al op zijn eerste avond in de hoofdstad duikt hij met zijn nieuwe huisgenoten de kroeg in. Van het café belanden ze uiteindelijk bij discotheek coc. ‘Daar kwamen hetero’s, homo’s, biseksuelen; iedereen ging tot 05.00 uur uit zijn dak. Dat heb ik dat jaar nagenoeg 365 dagen volgehouden.’ Het was een droomstart voor Maarten als beginnend hedonist.
Hij heeft in die tijd een verlangen naar het hippiebestaan, waar in de jaren 70 toch een beetje op wordt neergekeken. ‘Hallucineren, trippen, je verliezen in die illusies, de romantiek en je toch weer afkeren van de maatschappij. Al die dingen speelden en waren in Nederland niet meer echt gaande. Je vond het nog in Nepal, op Bali, of India.’
Hij boekt een retourtje naar New Delhi, en eenmaal daar lijkt het erop dat Maarten langer zal blijven. Twee mannen benaderen hem namelijk met de vraag of hij niet een kilootje kerala-gras (wiet) wil meenemen naar Sri Lanka. Het spul levert daar vier keer zoveel op. Hij verstopt het pakketje en loopt het vliegtuig in alsof er niks aan de hand is. ‘Ik stond daar ook nooit bij stil, vroeg me niet af of ik dat wel moest willen. Mij pak je niet.’
In New York zaten we tegenover de kerk waar Andy Warhol zijn leefgemeenschap had, dus daar konden we de coke gewoon naar binnen gooien
Het zijn belangrijke eigenschappen voor een smokkelaar: lef en zelfvertrouwen. En het zijn eigenschappen die al snel op interesse van andere partijen kunnen rekenen. Tijdens zijn derde reis komt Maarten in contact met jongens uit de Berlijnse hardcorescene die plannen hebben voor ‘een soort smokkelfabriekje’ in Amsterdam. Of hij mee wil doen. ‘Ze wilden een – legaal – bedrijfje oprichten waarmee we producten zouden maken die we konden distribueren. In feite ging het om importeren en verspreiden. Nou, dat deed ik toch al.’
Maarten hoeft dus niet lang na te denken. Ze zetten een wit handeltje op in decoratieve etalagematerialen – handig om drugs in te verstoppen – gefabriceerd door een Amsterdammer die van de kunstacademie komt. ‘Of we dat wel of niet konden slijten was eigenlijk niet zo interessant; we gingen het toch voor wat anders gebruiken.’
Ze huren een huis met een showroom en gaan aan de slag. Amsterdam is de ideale uitvalsbasis vanwege de nabijheid van een haven en luchthaven, maar vooral ook omdat in Nederland – en Amsterdam in het bijzonder – net iets meer kan dan op andere plekken in de wereld. ‘Als ik in Zweden werd gepakt met een lading speed, dan zou ik twaalf jaar vastzitten; in Nederland kwam ik er bij wijze van spreken af met een reprimande. En Amsterdam was het middelpunt, een vrijhaven.’ Maarten wordt de vertegenwoordiger/smokkelaar in driedelig pak. De financiering komt in eerste instantie van de twee hardcorepunkers, die al een kapitaaltje hebben opgebouwd in de cokehandel. De distributie gaat via beurzen in steden als New York en Berlijn, waar ze hun waren weggestopt in de etalagematerialen naartoe verschepen. Op een rustig moment pakken ze de smokkelwaar uit en brengen die meteen op de lokale markt. ‘In New York zaten we tegenover de kerk waar Andy Warhol zijn leefgemeenschap had, dus daar konden we de coke gewoon naar binnen gooien.’
Maarten heeft daarnaast nog een eigen smokkellijntje naar Zweden. ‘Meestal 2 of 4 kilo speed. Dat verpakte ik zo dat ik het op mijn lijf kon dragen met een korset.’ Het levert hem los van de onderneming extra geld op. Altijd gaat het om de doorvoer van coke en speed, maar als de ploeg verhuist naar een nieuwe locatie, een grote fietsenstalling in Amsterdam-Zuid, hebben ze de mogelijkheid om zelf spul te gaan maken.
De kunstenaar verbouwt de fietsenstalling zodanig dat erin geleefd en gewerkt kan worden. Er komen slaapkamers, een woonkamer, een buitenplaats en zelfs een sauna. Maar nog veel belangrijker zijn de twee verborgen ruimtes. In de ene ruimte teelt een Canadese tuinman skunk (‘Hij heeft nog een van de eerste Nederlandse skunk-soorten gekweekt’), in de andere ruimte werkt de Franse arts Jean François met chemicaliën. Hij maakt geen speed, maar mdma.
Het is een veelzijdige ploeg. Maarten is de smokkelaar die voor de duvel niet bang is, de Duitsers leveren kapitaal – elke maand komt er twee keer coke uit Brazilië binnen – en de Franse dokter brouwt de mdma. Ook onderdeel van de groep: een zakenman die een echte dealmaker is en een Belgische timmerman die zich erin heeft gespecialiseerd de smokkelwaar in te bouwen en weg te werken. De groep richt zich dan ook op het buitenland. Zo wordt er een grote deal gesloten met een afnemer op Ibiza. Maarten is de aangewezen persoon om de pillen naar het eiland te brengen. Hij regelt een houten zeiljacht van 12 meter met zo’n 200.000 thuisgemaakte pillen in het ruim, netjes verstopt door de timmerman.
Herman Brood kwam langs op de step en ging niet meer weg, en ook Jules Deelder schoof aan. Gingen ze Risk spelen; dat kon wel veertien dagen duren
Het is de grootste smokkelactie die Maarten ooit zal doen. Het plan wordt uitgedacht door de zakenman (tevens de leider van de groep) en de Franse xtc-producent. Zij denken de details uit. ‘Schepen hebben net als auto’s een basisgewicht, en dat moet kloppen,’ zegt Maarten. ‘Op tafel lagen grote tekeningen waarop stond wat er uit het schip gehaald moest worden voordat de xtc erin ging, om zo het gewicht goed te krijgen.’ Ook zijn er nog drie bemanningsleden nodig. Maarten pikt ze op in cafés waar jongeren hangen uit de krakersscene. Over het algemeen hebben die geen vaste baan en dus kunnen ze makkelijk een paar maanden weg. ‘Het was in die bijzondere periode in Nederland waarin je als schoolverlater al vrij snel een uitkering kon aanvragen als je nog niet wist wat je ging studeren,’ verklaart Maarten. ‘Het verhaal was dat we een spannend tochtje gingen maken en dat ze veel geld konden verdienen.’
Uitstapje naar een bordeel
Om te wennen aan het schip maakt kapitein Maarten met zijn bemanning een paar korte tochten op de Friese meren en de Noordzee. Ze vertrekken uiteindelijk in het vroege voorjaar, zodat de pillen voor het zomerseizoen op het Spaanse feesteiland zijn. ‘Het was een relaxte trip. Ik kan me gek genoeg niet herinneren dat er ook maar enige stress was. Zeezeilen is pittig, dus we focusten ons vooral op hoe de stroming was, waar de vaarroutes waren, en waar de grote schepen voeren waar we bij vandaan moesten blijven.’ Op zee helpt een dosis speed hem om alert en wakker te blijven.
Ze varen buiten territoriale wateren, omdat, mocht er iets misgaan, ze dan in elk geval in Nederland voor de rechter zullen komen. De keuze voor een houten jacht is ook een praktische, ‘want die werden destijds niet zo snel op de radar gezien’. Zo nu en dan meren ze ergens aan, puur om te ontspannen. De kunstenaar en de zakenman pakken vanuit Nederland het vliegtuig en sluiten aan. ‘We gingen de stad in en werden laveloos, met soms een uitstapje naar een bordeel.’ Na vier voortvarende weken zonder noemenswaardige problemen vaart het schip de haven van Ibiza-stad binnen. De zakenman en de Franse xtc-producent staan al klaar en zorgen dat de overdracht soepel verloopt. Maarten en zijn bemanning blijven nog een week op het eiland voordat ze weer huiswaarts keren. De bedoeling is dat ze op Ibiza de boot verkopen en vervolgens het vliegtuig terug pakken. Over één ding hebben ze alleen niet nagedacht: de overdracht is met cash geld betaald. ‘Het was heel veel geld, en dat stop je niet in een koffer om ermee terug te vliegen. De volgende opdracht lag dus alweer op tafel.’
De timmerman bedenkt dat ze het best met de boot terug naar Engeland kunnen varen, om daar het geld te verstoppen in antiek. Hij weet nog een plek aan de Theems waar ze onopgemerkt kunnen aanmeren. In containers zal het geld vervolgens worden verscheept naar Amsterdam. Met enige tegenzin stappen de mannen weer aan boord, op één na die het helemaal heeft gehad met het zeilen. Aangekomen in Engeland snorren de mannen twee oude f lipperkasten op. De speelkasten worden leeggehaald, gevuld met bankbiljetten en vervolgens verscheept naar Amsterdam. Het blijkt een feilloze methode. Terug in Nederland voelen de jongens zich onaantastbaar.
Ze hebben door hun activiteiten altijd genoeg geld en dus gaat het feest door. ‘Vrouwen liepen in en uit de Fietsenstalling,’ zegt Maarten. ‘Herman Brood kwam langs op de step en ging niet meer weg, en ook Jules Deelder schoof aan. Gingen ze Risk spelen; dat kon wel veertien dagen duren. En dan werd er ondertussen ook nog volop geschilderd.’
Maarten is naar eigen zeggen de enige die om 07.00 uur opstaat. Hij drinkt steevast twee wodka-jus onder de douche, en trekt vervolgens drie delen grijs aan. ‘Ging ik met het product weer de wereld in.’
De xtc-productie in de Fietsenstalling van Maarten houdt na een paar jaar op als producent Jean François een relatie krijgt met een fotomodel en met de noorderzon vertrekt. In het geval van Maarten luidt het een andere drug en een ander tijdperk in. ‘Uiteindelijk is die hele scene zich gaan richten op coke. Dat was ook sneller geld, alleen ging daarmee de romantiek van het jongensboek over naar de grimmigheid van een ander soort drugs. Het zorgde voor een verharding in het hele circuit.’
Maarten raakt zwaar verslaafd aan verschillende soorten drugs en verliest uiteindelijk alles. ‘Twee huwelijken, vijf kinderen, 100.000 euro schuld,’ somt hij zijn schade op. ‘Alles naar de kloten.’ Tegenwoordig werkt hij in de verslavingszorg als interventionist. De kunstenaar met wie hij veel optrok, is ‘meer dood dan levend’ terechtgekomen in een psychiatrische instelling in het Britse Castle Quay. Een van de andere mannen zit op dit moment ‘weg te rotten in een gevangenis ergens in Cambodja’, en zover hij weet zijn er twee anderen in de afgelopen jaren overleden. Het lot van het zesde groepslid is onbekend. ‘Het zijn allemaal jongensboeken die uiteindelijk voor een belangrijk deel ontaarden in drama en destructie,’ zegt Maarten. ‘In de illusie van verbondenheid waren we toch ook heel erg eenzaam.’
Vrijgevochten jongens
Maarten, Robert Hollemans, Willem en Joost: zij begonnen al vroeg met de handel in xtc en stopten er ook weer snel mee. Voor Willem en Joost was het te lastig, Maarten ging er persoonlijk aan onderdoor en bij Hollemans was het domweg het verbod dat het ’m deed.
Wat opvalt aan deze ploeg is dat het geen keiharde criminele types zijn. De drie Amsterdammers waren vooral vrijgevochten jongens die een wilde jeugd hadden, regelmatig van het padje af raakten en later alsnog goed eindigden. Niemand van hen produceert nu nog. Alleen Joost heeft nooit echt afscheid genomen van xtc: ‘Ik ben er nog wel een soort van mee bezig, om eerlijk te zijn, ja,’ geeft hij toe. Hij is naast zijn ‘witte werk’ blijven dealen in xtc om wat extra inkomsten te genereren. Hollemans is een einzelgänger, die vooral interesse heeft in de wetenschappelijke kant van mdma en andere verbindingen. Het liefst blijft hij binnen de wet, al zal hij die in de komende jaren ruim interpreteren.
Het gekke is dat alles erop wijst dat de productie van Hollemans’ befaamde salmiakjes ook na het verbod is doorgegaan. Waarschijnlijk is een andere producent de populaire pil gaan namaken, mogelijk een oude bekende van Hollemans: de Belgische dokter Danny Leclère, die Hollemans leerde speed maken. Het salmiakje is rond 1990 nog volop verkrijgbaar, en wanneer de beruchte xtc-bende van Leclère in 1992 wordt opgerold is er even helemaal geen salmiak meer verkrijgbaar, totdat weer een ander in het gat springt. Andere spelers maken nu hun opwachting. En dat zal gevolgen hebben voor de kwaliteit.
XTC – Een Biografie, Philippus Zandstra & Wietse Pottjewijd, Querido Fosfor, €22,50.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct