Premium

‘Thuis werd nooit over voetbal gesproken’

Inside-uitgever Marieke ‘dochter van’ Derksen mag verantwoordelijk zijn voor de grootste boekenbestsellers van de afgelopen tien jaar, naast je schoenen lopen is niet haar stijl. ‘Ik heb van mezelf aanvaard dat ik geen talent heb en maak er het beste van.’

Marieke Derksen

Vliegen de biografieën de winkels uit door de coronacrisis?

‘In principe zou dat wel het geval moeten zijn, maar het is moeilijk om in deze tijd een goede biografie te maken. Je moet elkaar kunnen zien om iets te schrijven. Het heeft daardoor redelijk stilgelegen, maar het komt weer een beetje op gang. Martien Meiland staat al wekenlang in de top 10 met zijn biografie.’

Maar die komt niet uit jouw stal.

‘Nee, maar dat had op zich wel gepast. We gaan binnenkort ook Henny Huisman doen. Na Patty Brard kan hij er ook wel bij. Dat vind ik zelf heel leuk. De held uit mijn jeugd.’

Wordt de koers van voetbalsterren verlegd naar de entertainmentbranche?

‘Sport blijft de hoofdmoot, maar sporters verschillen ook weer niet zoveel van mensen uit de entertainmentwereld.’

Komt dat vooral uit jouw koker?

‘Henny is wel een beetje mijn project, zeg maar. Ik heb één keer met Henny gezeten en ik heb me kapotgelachen. Hij heeft veel meer zelfspot dan ik had gedacht. Dat vind ik iemand heel sympathiek maken. En ik moest er heel erg om lachen, ook omdat er na dat ene gesprek ’s avonds op de site van De Telegraaf meteen een berichtje stond dat er een boek over Henny zou uitkomen. Had hij zelf doorgegeven, blijkbaar. Daar hou ik wel van, dus toen dacht ik: nou vooruit, laten we het dan maar doen ook.’

Ben jij goed genoeg ingevoerd in de wereld van de sterren om zelf op een BN’er af te stappen en te vragen: hé, zin in een boekje?

‘Nee, eigenlijk nog niet. Maar je hoeft maar een paar contacten te hebben en dan ben je wel bij iedereen in Nederland. Nu ik een beetje van de entertainment heb geproefd, is dat zo gebeurd. Zo ingewikkeld is het niet.’

Johan heeft me bijgebracht dat je beter zwart of wit kunt zijn dan grijs

Stappen er ook weleens BN’ers op jou af die zichzelf een boek waardig vinden?

‘Ze staan niet in rijen voor de deur, maar er zijn zeker entertainmenttypes langsgekomen. Maar niet iedereen mag een boek. Henny mag een boek.’

Bij wie sprak je een veto uit?

‘Ik heb nee gezegd tegen Jody Bernal. Schat van een jongen hoor, maar of daar nou een grote markt voor is? Dat betwijfel ik. Als zo’n jongen in een mal pak bij The Masked Singer gaat zingen, is hij even in de aandacht, maar ik had al jaren niet meer van hem gehoord.’

Je komt over als iemand die geen blad voor d’r mond neemt. Ben je altijd zo goedgebekt?

‘Ik vind dat ik me meestal heel erg inhoud, haha! Als ik op social media zit, dan zeg ik steeds tegen mezelf: niet reageren, niet reageren, niet reageren. Anders word je net zo’n gekkie als al die andere schreeuwlelijken. Maar ik probeer wel zoveel mogelijk te zeggen wat ik vind.’

Is dat erfelijke belasting?

‘Ja, ik denk het. Of opvoeding, dat kan ook.’

Je bent na het overlijden van je moeder opgevoed door je vader, bij het grote publiek beter bekend als Johan Derksen. Heeft hij erin gehamerd dat je altijd voor je mening moet uitkomen, net zoals hij dat zelf doet?

‘Johan is geen vader die mij bewust lessen heeft geleerd, maar hij heeft me wel bijgebracht dat je beter zwart of wit kunt zijn dan grijs. Het is niet dat je daar een beter mens van wordt, maar het zorgt wel voor een kleurrijker interview.’

Heeft die karaktertrek je weleens in de problemen gebracht?

‘Tuurlijk. Ik flap er vaak wat te snel iets uit, omdat ik gewoon het geduld niet heb om overal omheen te lullen. Bij heel veel mensen valt dat niet goed. Dan heb ik het over schrijvers, sporters, collega’s en andere mensen met wie ik werk. Ik ben van manusje van alles bij Voetbal International in 2010 overgestapt naar uitgeverij De Buitenspelers, waar ik eerst als redacteur en later manager werkte. Sinds vijf jaar ben ik hoofd bij uitgeverij Inside van Overamstel Uitgevers, maar ik vergeet nog steeds weleens dat de boekenwereld een heel andere wereld is dan de voetbalwereld. Er heerst een heel andere mentaliteit.’

Zijn er schrijvers die zich van jou distantiëren?

‘Het is niet zo dat ik veel schrijvers ken, maar ik zat een keer bij de Bezige Bij toen Leon de Winter langskwam. Hij gaf me op zo’n manier een hand dat het leek alsof hij in een emmer met palingen moest graaien. Niet dat het me kwetste hoor, totaal niet. Ik moest er vooral om lachen, omdat ik denk: zo erg is het nou ook weer niet. Verder merk ik niet echt dat schrijvers iets tegen mij persoonlijk hebben, dat komt meer door het imago van onze uitgeverij.’

Was je vroeger al een boekenwurm?

‘Eigenlijk ben ik altijd een boekennerd geweest. Niet per se dichtgetikt met literatuur, dat kan van alles zijn. In mijn puberteit was ik ontzettend blasé, met een voorliefde voor existentialisten, die vibe. Nu denk ik: wat vermoeiend! Maar ik was dus altijd al een lezer, meer dan gemiddeld.’

Kwam toen al bij je op dat je ooit, later als je groot zou zijn, iets met boeken wilde?

‘Nee, daar had ik nog nooit over nagedacht. Die wereld leek ver weg, ook omdat je tientallen jaren geleden amper uitgeverijen had die losstonden van de grachtengordel.’

Wat kreeg je van je vader mee over journalistiek en blaadjes maken?

‘Heel weinig. Bladen maken, dat was wat hij deed. Soms zei hij daar iets over, maar het was gewoon zijn werk. Over voetbal werd helemaal nooit gesproken. Ik kan me niet herinneren dat het thuis ooit over een wedstrijd of een opstelling is gegaan.’

Heb je zelf ooit op voetbal gezeten?

‘Nee. Ik heb nog nooit voetbalschoenen aan gehad. Ik moest wel op een sport, eentje voor in de zomer en eentje voor in de winter. Iedereen zat tijdens mijn jeugd op judo, maar dat vond ik niks, op blote voeten in zo’n zaaltje en aan elkaar zitten. Ik hield van meidendingen: waterpolo, zwemmen, tennissen, jazzballet, the usual. Voetbal speelde daar geen rol in – en nog steeds niet. Ik kijk naar Studio Sport, maar ik volg echt niet alle wedstrijden.’

Was jij in je jeugdjaren anders dan andere kinderen of gewoon lekker doorsnee?

‘In Gouda, waar ik ben geboren, woonden we in een klein straatje in het centrum met allemaal jonge gezinnen. De ouders van alle kinderen waren kunstenaar, journalist of iets anders in de creatieve hoek. Er hing een beetje een seventies vibe – ik sprak mijn ouders aan met hun voornaam, dat werk. Dat vond iedereen daar heel normaal, totdat we verhuisden naar Elst in Gelderland. Ik had andere kleren aan, ik sprak en deed anders, dus daar was ik ineens weird. Niet op een vervelende manier, ze vonden me wel grappig en ook interessant, zo van: kijk, dat zijn rare mensen.’

En toen overleed op je twaalfde ook nog je moeder, na een val van een trap.

‘Dan ben je helemaal een weirdo, en als je dan ook nog Johan als vader hebt, dan ben je gewoon een freak. Ik vond het niet erg als mensen naar me keken vanwege mijn aparte kleren, maar ik wilde niet op een negatieve manier opvallen. Dat is een ander soort aandacht. Een vervelend soort aandacht. Het gevoel dat mensen medelijden met je hebben, dat is een van de ergste dingen die er is. Zeker als je zelf in zo’n situatie zit, want je wilt het er helemaal niet de hele dag over hebben. Ik zit zo in elkaar dat ik dacht: laten we het over iets léúks hebben.’

Vanaf dat moment was het Johan, jij en de vrouwen met wie hij in rap tempo trouwde. Hoe heb jij die jaren beleefd?

‘Heel verschillend. Het eerste huwelijk gebeurde heel snel na het overlijden van mijn moeder en was totaal geen succes. Dat was niet zo’n heel prettige ervaring. De tweede keer dat hij hertrouwde, woonde ik als 16-jarige een jaar in Amerika en had hij me niks verteld. Je hebt daar van die enorme highschools die op een afgesloten terrein staan. Ik werd uit de klas geroepen en dacht: er is iemand dood. Maar daar stond ineens Johan in Oklahoma op de stoep, met aan zijn zijde een vrouw: “Dit is Isabelle, we zijn getrouwd.” Ik had haar nog nooit ontmoet.’

Was je boos?

‘Nee, dat is raar, hè? Dat had ik helemaal niet. Ik dacht vooral: mijn god, gelukkig, er is niemand overleden. Ze zijn ook nog steeds bij elkaar, Johan en Isabelle. Ik vond haar meteen een leuke vrouw, maar ze had een makkelijke act om op te volgen.’

Is er in die jaren genoeg aandacht geweest voor jouw gevoelens?

‘Nee, helemaal niet, maar dat neem ik Johan niet kwalijk. Hij is toch van een bepaalde generatie en kwam alleen thuis te zitten met een pubermeisje. Hij is in een mannenwereld opgegroeid en had geen idee hoe hij daarmee moest omgaan.’

Kan hij dat nu beter?

‘Nee, maar daar geef ik ook geen enkele aanleiding toe. Het is niet dat ik hem bel en mijn zielenroerselen bij hem neerleg.’

Doe je dat überhaupt weleens?

‘Weinig. Ik kan wel over zulke dingen praten, maar ik zal er uit mezelf niet zo snel over beginnen. Daar vind ik mezelf niet interessant genoeg voor. Tijdens de hele coronacrisis ben ik ook al zo vaak spuugzat van mezelf geweest. Andere mensen vind ik gewoon boeiender, mezelf ken ik wel, daar zit ik de hele dag mee opgescheept. Ik vind het fijner om het verhaal van een ander te horen dan over mezelf te vertellen. Dan zit ik uiteindelijk toch in het juiste vak.’

Je profileert jezelf vaak als one of the guys, maar je bent – naar eigen zeggen – ook vreselijk onzeker. Hoe verhoudt dat zich tot elkaar?

‘Ik ben voor de gewone man waarschijnlijk niet zo onzeker, maar ik ben het wel in vergelijking met de ego’s met wie ik werk. In de wereld waarin ik zit, zijn mensen soms iets te zelfverzekerd. Iedereen denkt dat hij een boek kan schrijven, maar bijna niemand kan dat. Dan denk ik: hoe kan het dat jullie totaal overtuigd zijn van jullie eigen kunnen? Wat lopen jullie over van zelfvertrouwen en zelfoverschatting? Dat heb ik helemaal niet.’

Eerder dit jaar vertelde je op Twitter dat je jarenlang last hebt gehad van paniekaanvallen. Waar kwam dat vandaan?

‘Het had niets met een traumatische ervaring te maken, dat is wel uitgezocht. Het heeft ook niets met onzekerheid te maken, maar je wordt er wel onzeker door, omdat je niet weet waar het vandaan komt en wanneer je er weer last van krijgt. Ik ben daaraan geholpen en dat gaat waanzinnig goed. Het is niet over, maar ik sta me ook niet meer aan de reling op het Centraal Station vast te houden omdat ik gevoelsmatig niet meer verder kan. Die tijd is over. Het gaat nooit helemaal weg, maar het is leefbaar, door de medicijnen. Heel lichte, maar ze helpen wel.’

Schaamde je je ervoor dat jij, toch een stoere vrouw, last had van paniekaanvallen?

‘Het begint heel subtiel, een momentje waarop je in een soort kramp schiet. En dan denk je: dat is raar. Vervolgens gaat het over, maar dan gebeurt het weer. En later nog een keertje. Het is niet iets wat je ineens hebt, het sluipt je leven in, totdat je op een punt komt dat je denkt: het gaat niet meer. Op dat moment voelde ik schaamte, omdat ik dacht dat mensen me een slapjanus zouden vinden. Het is helemaal niet eng om over het Centraal Station te lopen, wat doe je nou moeilijk? Het heeft lang geduurd om daar open over te zijn. Toen ik dat afgelopen zomer eindelijk deed, na vijftien jaar, viel er een last van me af, omdat heel veel mensen het blijken te hebben.’

Vind je het belangrijk wat mensen van je vinden?

‘Vroeger vond ik het heel belangrijk, maar ik heb het steeds minder. Dat hoort denk ik ook bij volwassen worden. Dan vind je me maar een trut, het zal wel. Niet iedereen kan me aardig vinden.’

Je lijkt de neiging te hebben om jezelf te downgraden. Klopt dat?

‘Dat zeggen anderen vaak over mij. Michel van Egmond zei laatst nog dat ik daarmee moet stoppen.’

Toen je in een magazine op een pagina naast Youp van ’t Hek stond, schreef je op Twitter: ‘Ergens gaat hier iets vreselijk mis. Ik als complete nobody naast Youp van ’t Hek op een spread. Toch een beetje mijn held. Arme man, heb je een oeuvre waar je u tegen zegt, sta je naast een popcultuur boekentuthola.’ Waarom haal je jezelf zo naar beneden?

‘Ik vind Youp van ’t Hek geweldig. Hij kan wat. Zo sta ik er echt in. Een cabaretier, een muzikant, een arts, een goede bakker. Die mensen kúnnen iets. Ik kan niet zoveel. En dat is gewoon hoe het is. Ik heb van mezelf aanvaard dat ik geen talent heb en maak er het beste van.’

Iedereen denkt dat hij een boek kan schrijven, maar bijna niemand kan dat

De productie waar Youp van ’t Hek en jij allebei aan meededen, was een pleidooi tegen betutteling. Jouw slogan was: ‘Free the boobies.’ Moeten we weer beha’s gaan verbranden?

‘Het idee was dat iedereen een kreet zou opschrijven, maar dat was alleen bij mij en iemand anders doorgekomen. Daardoor lijkt het nu net alsof ik een enorm statement maak, maar dat was geen bewust ding. Ik hoef niet topless door de straten te lopen, maar ik vind de verpreutsing vervelend.

Vroeger was bloot in Nederlandse films en series een normaal ding. Ik kom uit het Thea en Thea-tijdperk en zat op zondagochtend bij de VPRO gewoon naar nudisten te kijken. Naakt was niet raar en ook niet per se erotisch. Nu heeft het een heel rare lading gekregen, waarvan ik denk: wat een gemuts. Ik snap dat niet.’

Zijn dat zaken waar je je echt druk over kan maken of is dat een momentopname?

‘Ik kan me veel te druk maken over veel te veel dingen. Dit jaar maak ik me om alles druk. Over de hele Trump-business, over politici die worden bedreigd, over mensen die zelf op pedojacht gaan. Dat vind ik eng, dat er iemand die iets op Facebook heeft gelezen voor eigen rechter gaat spelen. Ik kan het niet laten om daar dan op Twitter iets over te zeggen.’

Afgelopen najaar ging je op ‘Twitter-vakantie’, omdat de reacties je te veel werden. Wat was de druppel?

‘Je maakt een vrij gewone opmerking en krijgt zoveel rare dingen over je heen. Volgens mij zei ik iets als: “Ik vind Elton John wel leuk.” En vervolgens was de eerste reactie: “Dus jij bent voor pedofielen.” Op dat moment was ik er klaar mee. Maar je moet het bijna accepteren als je op Twitter zit, want je ontkomt er niet aan.’

Let je steeds beter op wat je zegt, omdat je als uitgever, dochter van en steeds bekender wordende Nederlander toch in de picture staat?

‘Dit jaar voor het eerst. Dat deed ik nooit, maar als je ziet wat voor opmerkingen ik naar mijn hoofd geslingerd krijg... Ik blijf nog wel mezelf, maar soms heb ik gewoon geen zin in het gezeik.’

Wat zegt je vriend als jij voor van alles en nog wat wordt uitgemaakt op Twitter?

‘Die wil er niks mee te maken hebben. Hij vindt social media voor narcistische types. Zelfs op z’n WhatsAppprofiel heeft hij geen foto, zo ver gaat zijn desinteresse. De hele mediawereld, dat heeft zijn interesse niet. Wat ik leuk aan hem vind, is dat hij een hork is. Hij zegt wat hij vindt en zal nooit zoete broodjes bakken om mij te pleasen. Misschien heb ik dat ook wel nodig.’

Liep je in vorige relaties makkelijk over mannen heen?

‘Achteraf gezien wel. Dat deed ik niet bewust, maar het is me wel overkomen. Vaak. Dan zat ik de vriend die ik had aan te kijken en dacht: je vindt alles goed wat ik doe, maar dat is eigenlijk heel onaantrekkelijk. Dat was dan met de tijd zo gegroeid, omdat ik vanzelf de touwtjes in handen had genomen. Maar dat is helemaal niet wat ik wil. Ik wil iemand die me tegengas geeft, hoe vervelend ik dat soms ook vind. Ik heb veel liever dat iemand zegt: “Derksen, nou even je bek houden” dan dat er op alles “ja en amen” wordt gezegd.’

Is dat een extra reden om niet te willen samenwonen?

‘Nee, daar heb ik niet zoveel talent voor. Ik ben er in deze coronaperiode achter gekomen dat ik er misschien te makkelijk voor ben. De hele dag dat gezeur over niks, wie de vaatwasser inruimt of het vuilnis buitenzet, dat vind ik niet boeiend. Iemand moet het gewoon doen, daar hoef ik het verder niet over te hebben. Als iemand dat wel wil, dan werkt dat zo op mijn zenuwen dat ik daarna weer even een tijdje alleen moet zijn.’

Is je vriend daar oké mee?

‘In het begin wilde hij wel samenwonen, maar ik geloof dat hij inmiddels is afgestapt van het idee dat het zo hosanna is om een huis te delen. Zijn vrienden kunnen nu gewoon bij hem blikpils komen drinken, wielrennen kijken en andere jongensdingen doen. Dat is prima, toch?’

Doe jij op jouw beurt meidendingen?

‘Zeker. Ik heb in de Randstad een groep vriendinnen, met wie ik vooral ga eten en drinken. Niet meer zo wild als vroeger, maar we zijn allemaal wel stevige drinkers, dat kan ik niet ontkennen.’

En je rookt, toch?

‘Ja.’

Ben je verslavingsgevoelig?

‘Ja, dat denk ik wel. Daarom heb ik nooit drugs gebruikt, want dan weet ik precies hoe het gaat. Dat vind ik helemaal leuk en daarna wil ik meer. Als ik het bij drank en sigaretten hou, dan is dat erg genoeg.’

Je zei laatst: ‘Ik rook en ik drink, dus ik haal de 80 nooit.’ Is er voor die tijd nog iets wat je wilt bewerkstelligen?

‘Ik heb geen hoger doel. Dit klinkt een beetje blasé, maar wat zou ik met boeken nog moeten bereiken? We hebben het leuk gehad de afgelopen tien jaar en leuke dingen bereikt. De Nobel-prijs voor Literatuur gaan we echt niet winnen, dus er is geen droom die nog moet uitkomen.

En op het persoonlijke vlak?

‘Dat vind ik moeilijk. Ik heb geen kinderwens en ik wil ook niet trouwen. Wat ik ooit graag zou willen, is een stukje land met wat opvangbeesten, en dat ik daar dan sta in een schort met kaplaarzen. Ik heb onlangs al een kat van de straat geplukt, dus het begin is er al. Maar verder, nee, niks. Wat een leeg leven, haha.’

NIEUWE REVU ONTMOET MARIEKE DERKSEN

Waar? Haar huis in de Utrechtse wijk Lombok.

Nog iets genuttigd? Cola voor de interviewer, koffie voor Marieke.

Verder nog iets? Als je aan het hoofd staat van een uitgeverij die verantwoordelijk is voor megabestsellers als Gijp, Kieft, Rico, Geen Gezeik en Patty, dan moet het verleidelijk zijn om de exemplaren achteloos te laten rondslingeren of juist extreem geordend naast elkaar op te stellen in een kast. Zo niet Marieke Derksen, die de bescheidenheid zelve blijkt te zijn. We weten nog uit haar los te peuteren dat er binnenkort een biografie over Evert ten Napel zit aan te komen en daarna wat ‘Michael van Praag-achtige bestuursdingen’. En daarna – beloofd – weer een voetballer.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct